Toos Smit
Van onze redactie, Barbara Smith
Voordat zij met een opdracht voor de Zaanse Schans kon beginnen, moest Toos Smit zich verdiepen in de bestanddelen van het Zaanse vrouwenkostuum anno 1800. Pas eind 1700 kwam er streekklederdracht met kleine verschillen in vorm van kap of kraplap. Na 1830 is het kostuum niet meer veranderd, voornamelijk omdat het niet meer in de mode was.
Mode.
Daar weet Toos veel van. Net zoals haar moeder en tante. Het zit gewoon in de familie. Nadat ze van school af was, volgde ze de opleiding Coupeuse. Dat duurde toen twee en een half jaar met het accent op naaitechnieken en patroontekenen. Later zal ze er veel baat bij hebben, maar haar eerste werkgever was een sweatshop waar ze onderdelen van sportkleding aan de lopende band naaide.
Daarnaast was ze moeder van twee jonge kinderen en deed diverse werkzaamheden ook in de thuiszorg. Door deze werkzaamheden kwam ze in aanraking met gehandicaptenzorg en na het volgen van een opleiding Zorg Verstandelijke Beperkingen, zei haar cheffin dat het duidelijk was dat Toos een geboren verzorger blijkt te zijn. Twaalf jaar heeft Toos met veel creatieve inzet de Na Schoolse Opvang verzorgd voor kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Ze heeft haar speciale kinderen zien opgroeien en ze hebben allemaal hun eigen plekje in dagbesteding en begeleid wonen gevonden. Daarna kon ze meer tijd en energie in haar reparatiewinkel, Cathys Needlework, gevestigd in Koog Zaandijk steken.
En daar zitten wij nu gezellig samen. De winkel is deel van haar huis dus lekkere koffie wordt gemaakt en we kunnen rustig praten niet gestoord door binnenlopende klanten. Kledingreparatie doet ze niet meer. Ze neemt nu alleen bijzondere opdrachten aan, bijvoorbeeld een bruidsjurk of een bijzonder herenkostuum met details zoals paspel zakken en Italian hems (de broekspijp wordt korter aan de voorkant dan achterkant zodat hij mooi blijft hangen ook als de heer zit) en natuurlijk allerlei feestelijke en historische kostuums.
De intocht van de Sint is net gebeurd en daar is Toos ook bij betrokken geweest. Al jaren lang organiseerde zij de jaarlijkse komst van de Goed Heiligman in Zaandijk. Met zijn Pieten. Allemaal gekleed in kostuums waaraan zij een handje heeft geholpen. Tegenwoordig is ze bezig kledij te maken voor een restaurant in Amsterdam met een VOC– thema. Tijdens het dineren worden de gasten getrakteerd op een interactieve voorstelling waarbij personeel in passende kleding bedient. Ook voor gidsen die onder de mom van armlastige of boer, toeristen door de stad begeleiden, maakt ze authentieke kledingstukken wat de stemming verhoogt.
Laatst heeft ze een erg mooie stof gekregen met schilderijen van oude meesters erop gedrukt waarvan ze leuke tassen en artikelen maakt. Die worden door verschillende museumwinkels verkocht. Ze heeft veel werk en het blijft erg moeilijk om goede ervaren medewerksters te vinden. De meeste mensen weten niet eens hoe ze een knoop moeten aanzetten. Zelfs een simpele spijkerbroekknoop. Af en toe laat ze iemand zien hoe makkelijk dat eigenlijk gaat.
Duidelijk boeit naaien de jeugd niet zozeer meer. Vele Turkse vrouwen kennen de kunst nog maar uit ervaring vindt Toos dat ze vaker minder oog voor detail hebben, vooral vanwege hun ervaring om dingen snel af te moeten hebben. De stressfactor kende Toos ook en daarom heeft ze recent besloten geen reparatiewerk meer aan te nemen. Na 32 jaar in haar bedrijf is ze nu tevreden met rustiger aandoen. Meer tijd voor familie en zelf plezier maken.
De mannen van de familie zijn allemaal enthousiaste motorracesporters. Schoonvader, man, zoon en kleinzoon. Toen haar zoon, op prille leeftijd, ermee wilde beginnen had ze maar één voorwaarde. Hij moet een ‚neck collar’ tegen whiplash dragen. Die heeft ze op het racecircuit in Amerika gezien. Die waren in Nederland niet beschikbaar, dus ze vervaardigde er maar eentje zelf. Binnen de kortste tijd had ze er meer vraag naar en zo ontstond haar eerste bedrijf, Support 2000.
Geboren in Wormerveer is ze naar Australië verhuisd met haar familie toen ze maar een jaar of vijf was. Daar hebben ze tien jaar gewoond, in de buurt van Perth. Toos was erg goed in zwemmen. Echt erg goed. Ze wordt gespot en getraind voor de Olympische Spelen. Maar toen hadden mam en pap genoeg van hun Australisch avontuur en kwamen weer terug naar Nederland. De Australiërs hebben aangeboden haar alsnog in het team te houden als ze maar iedere drie maanden terug kwam en in Nederland dagelijks zou trainen. Maar dat wordt al gauw te veel. Fietsen in de kou naar een binnenbad dat naar chloor stonk. En ook dat alles zelf betalen. Op een gegeven moment had haar vader er genoeg van en Toos stemde in toen hij het verder verbood. Terug in Nederland ging het op school ook moeizaam. Haar Nederlandse taal werd gebrekkig gevonden en ze had moeite met het Zaanse dialect. Bijvoorbeeld, het verschil horen tussen een vice-president en een vieze president leidt tot vragen die alleen met lachen beantwoord werd.
Maar sindsdien woont en werkt ze in de Zaanstreek en door haar betrokkenheid met haar omgeving is ze er veel over te weten gekomen. Daarom kan ze tegenwoordig op de Zaanse Schans optreden en de toeristen voorzien van boeiende en werkelijke beelden onze Zaanse geschiedenis.
Het Zaanse kostuum bestaat uit:
1 rijglijf
1 simesetje
4⁄5 onderrokken
1 bovenrok (wagd)
1 jakje (kassekien)
1 omslagdoek (fichu)
1 paar mitaines
1 schort
2 sierbanden
1 paar witte kousen
1 paar zwarte schoenen met zilveren gespen
1 kap (bestaande uit zwart ondermuts, witte tule doorstop ondermuts; bovenmuts; oorijzer; 2 kapspelden; 2 zijveren en 1 voorhoofds naald)
1 kaper
1 beugeltas
1 tuigje
Uit Het Zaans Kostuum, door C.J. Schoone-Slop. Zaanse Historische Reeks V Uitgave: VOC Amor Vincit Omnia. Westzaan.
Verklaring:
1 rijglijf
Een korset, gedragen vanaf het negende jaar om de taille er kleiner uit te laten zien onder de wijde rokken. Gemaakt van linnen of keperkatoen waarin kleine plooien zijn verwerkt om walvisbaleinen in te steken. Deze kunnen vervangen worden door metale of plastic ‚baleinen’. Erg slecht voor de gezondheid omdat het tracht 10 cm van de taille af te slanken door in te rijgen. Bovendien werden organen als lever en longen ingedrukt. Maar het gaf wel een mooi silhouet.
1 simesetje
Een verbastering van het Franse woord ‚chemisier’, oftewel een kort linnen hemd dat onder het rijglijf gedragen wordt. Het wordt afgewerkt met een fraai stukje kant tegen de hals. Bij gebrek aan echt kant en tenzij dat zelf gemaakt kan worden is het aangeraden machinaal kant te gebruiken, maar dan wel van katoen en absoluut niet van nylon.
In het boek van C.J. Schoone-Slop staat een beschrijving van een ‚diezak’ ook ‚dijzak’ genoemd en door anderen als ‚diefzak’. Deze zak van linnen of katoen wordt op de dij vastgemaakt om kostbaarheden tegen zakkenrollers te beschermen.
4⁄5 onderrokken
Lengte lang, maar voet vrij. De eerste moet van wit linnen of stevig katoen gemaakt worden. En wel tot 4 m wijd. Gerimpeld en met voorkant glad gestreken. De tweede kan het beste gemaakt worden van katoen met streepmotieven. De derde liefst van gladde stof. Een onderrok is eigenlijk een soort ‚oefenrok’ met langs de zoom een koortje vastgenaaid dat slijtage tegen moet gaan. De heupwijdte wordt wel weer aangedikt door de vele onderrokken en dus moet de bovenkleding een maatje groter zijn.
Bovenkleding:
De wagd en de kassekien Jurk en jas. De jurk was maar liefst 6 m wijd en tot de voet in lengte. De aankoop van de stoffen voor wagd en kassekien was vroeger een hele investering. Men deed er tientallen jaren mee. Wagd en kassekien waren nooit van dezelfde stof gemaakt, wel moeten de twee harmoniseren. De kassekien wordt over de rok gedragen met zijn kenmerkend verlaagde schoudernaad. De voorkant is laag uitgesneden met daaronder een glimp van het simesetje. Bij zitten wordt de achterkant van de bovenrok opgetild en op de bovenste onderrok gezeten. Daarom moet die ook van een mooie gladde stof gemaakt worden.
De omslagdoek of fichu.
Fichu is het Franse woord voor schouderdoek. Bij het dragen van het kassekien met uitgesneden voor– en achterkant was een halsdoek echt nodig. Gemaakt van zeer soepele stof en afgewerkt met kant en plooien, vaak vastgezet met een speld.
1 paar mitaines
Gebreide handschoenen zonder vingers, vanaf elleboog (mouw kassekien) in een punt uitlopend tot de helft van de hand.
1 schort
Een schort was niet alleen functioneel maar diende ook als versiering. Het was normaal om een schort te dragen. Daarom worden deze schorten ook van goede stof gemaakt. Het Zaanse schort was gemaakt van half linnen en half zijde met een motief van een kleine roos of roodachtig met een kleine witte ruit.
Sierbanden
‚Linten’ voor borst en taille die vastgemaakt worden met een mooie broche of gesp.
Kousen en schoenen.
Witte kousen en zwarte muilen met een zilverkleurige gesp erop.
1 kap
De kap is het moeilijkste onderdeel van het kostuum en ook het meest kostbare. Het bestaat uit een zwarte ondermuts, gevestigd aan een zwart strijklint om het hoofd om de haren keurig uit de weg te houden. Het haar moest niet gezien worden en daarom droegen de vrouwen vaak hun haren kort geknipt. Met een pol eronder gestopt kon het achterhoofd er langer uitzien. De witte tule ondermuts wordt doorgestopt met bloem– of bladmotieven. De bovenmuts wordt van gaas gemaakt en versierd met attributen als het oorijzer, kapspelden, 2 zijveren en 1 voorhoofdnaald. Ook een randje namaakhaar was zeer gewenst. 1 kaper Een stevig hoofddeksel dat buiten wordt gedragen om de kap te beschermen tegen weersomstandigheden. Van donkere wollen stof vervaardigd.
Beugeltas
Van zijde gemaakt en onder het schort gedragen. Daarnaast droeg men een chatelaine, dat is een haak met een ring waaraan kettingen hingen met sleutels voor de huishoudster of naaigerei voor de vrouw des huizes, inclusief schaar en meestal van zilver gemaakt.
Door klederdracht was het mogelijk in een oogopslag de stand en geloof van een vrouw te bepalen. Van slipjes zijn er geen patronen want in die tijd werd er geen onderbroek door dames gedragen. Dat kwam pas jaren later en toen was het kruis nog open!