Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Erna Fietje Revius

Van onze redac­tie: Ruud Meijns

ernafietjesrevius0Ik ben geboren op 5 jan­u­ari 1930 in Makas­sar op Sulawesi, eigen­lijk in Bon­tai maar dat viel onder Makas­sar. Ik had 2 broers en 2 zussen. Ik ben op school gegaan in Mag­a­lang, dat is alle­maal op Java, midden-​Java. Mijn moeder was katholiek en mijn vader protes­tant. Moeder heeft in de ver­pleg­ing gew­erkt als Hoofd­ver­pleeg­ster. Mijn vader was mil­i­tair bij de KNIL en werd veel overge­plaatst en heeft uitein­delijk een huis gekocht in Salatiga dat is zuidelijk van Semarang, hij was met 55 jaar gepen­sioneerd. In Salatiga heb ik m’n school afge­maakt en toen werd het oor­log.
ernafietjesrevius1Plot­sel­ing komt mevrouw met een foto van een man die met een menigte een­den in Indone­sië over straat loopt en herin­nert ze zich weer hoe dat vroeger was. Als ze van school kwa­men zochten haar broer en vriend­jes de rijstvelden langs de weg op waar de een­den in wer­den ges­tu­urd om de wor­men op te eten. De jon­gens gaan spe­len en Erna maar wachten onder de bomen. Maar bij thuiskomst kreeg het meisje een standje van vader, maar de jon­gens niet. Ze had­den school van 7 uur ‚s mor­gens tot 1 uur ‚s mid­dags. Ze herin­nert zich nog de weg waar de hitte vanaf walmde als het ware.

Er werd heel erg gekeken naar rangen en standen in Indië. Mijn vader keek alleen maar naar rangen. Voor ons meis­jes was het ver­bo­den om alleen met man­nen om te gaan. En als je een man leuk vond keken oud­ers eerst naar waar hij van­daan kwam, en dan naar z’n schol­ing. Daar werd heel streng naar gekeken. Wij gin­gen nooit met de K.N.I.L.-militairen om.

ernafietjesrevius3Mijn moeder hield van het maken van kleren en van koek­jes bakken. Toen ze nog jong was in Makas­sar (foto van de mil­i­taire kan­tine) hield ze van dansen en in de kaz­erne maakte ze samen met andere officiersvrouwen het feest klaar voor bijv. de kerst. Dan werd de zaal met poeder bestrooid om hem glad te maken en wij kinderen gle­den dan van de ene naar de andere kant. Maar om zes uur riep mijn vader ons om naar huis te gaan, om te eten. Moeder bleef daar dan met de andere vrouwen. Mijn vader hield niet van die feestelijkhe­den en dan kwam mijn moeder laat thuis en sliepen wij al.

Maar na de oor­log is ze heel anders gewor­den. Niet door de oor­log, maar door het geloof. Ze was fanatiek rooms-​katholiek en voorbestemd voor het klooster. Ze was nog jong toen ze haar Bel­gis­che vader verloor.

Mijn moeder werd in 1942 opgepakt in Semarang en wij dus ook. Wij mochten niet meer naar school. Mijn vader was al opgepakt en een broer zat in Sin­ga­pore. In het kamp had­den we een cel van 1 x 2 meter, met niets erin. We sliepen op de grond. Het kamp heette Som­pok. Ik ben nog met mijn dochter naar het kamp geweest om haar dat te laten zien. Maar alles was al zoveel veranderd.

Mijn zusters kre­gen een besmet­telijke ziekte in het kamp en moesten weg, naar het zieken­huis. Maar als kind denk je niet steeds aan hen want je moest ook werken. Toen vroeg ik aan m’n moeder waar zijn ze, oh zegt m’n moeder, ze zijn al overleden. Eén broer is ook in het kamp in Semarang overleden. Ik had nog een broer.

ernafietjesrevius3
Teken­ing van het kamp Lampersari

Mijn vader werkte aan de Birma spoor­lijn, die heeft wel klap­pen gehad, hij was aan één kant doof, maar hij kwam wel via het Rode Kruis weer naar huis. In het kamp deed mijn moeder de ver­pleg­ing, ze deed bijv. de bevallin­gen en als ze geneesmid­de­len moest halen in het zieken­huis kreeg ze een sol­daat mee voor de begelei­d­ing. Wat je in een kamp meemaakt is heel erg. In het Jap­penkamp moesten wij begraven. Als wij graven moesten maken kre­gen we niks om het mee te doen, alles met je han­den. Als het regent is het prachtig, dan gaat het makke­lijk. Maar in de hitte graven met je han­den en je kri­jgt geen water en pas om vijf uur een beetje eten. En dat eten kwam van de markt, alles wat ze daar niet meer kon­den verkopen ging naar het kamp. Het werd wel gekookt, maar veel mensen wer­den er toch ziek van. En als je als straf een kolf in je nek kri­jgt dan rol je in het gras van de pijn. Ik heb geen trauma, omdat ik telkens weer vertel.

Semarang Lam­per­sari Midden-Java.jpg interneer lam­per­sari som­pok (Semarang).jpg

ernafietjesrevius4Foto’s Semarang interneer lam­per­sari sompok























Op deze foto, Soer­abaja 1947, kwam mijn vader net uit het kamp en ik zit daar met een rood, wit blauwe jurk aan. Mijn vader, mijn moeder, schoonzuster en ik. Die jurk kreeg ik uit het kamp. Maar toen ik bood­schap­pen ging doen kreeg ik moeil­ijkhe­den met de Indone­siërs van­wege die jurk. Ik moest nog mee naar het poli­tiebu­reau. Dat was net na de oorlog.

Toen we bevrijd waren gin­gen we terug naar Salatiga, maar ons huis was er al niet meer. Toen moesten we toch weer een kamp in, Kamp 10, daar hebben we acht maan­den gezeten. Dat was voor onze eigen vei­ligheid van­wege de opstand en de Bersiap. We kre­gen daar voor het eerst weer kleren en schoenen.

Ik ben gaan helpen in de keuken om wat te doen en daar waren twee Duit­sers die kook­ten voor het kamp. Maar nu waren de Japan­ners de gevan­genen en die kre­gen bijna geen eten van die Duit­sers. Bij het schoon­maken van de rijstke­tels zag die Duitser dat die Japan­ner stiekem rijst at en die heeft hem bijna dood ges­la­gen.

ernafietjesrevius5Er waren ook vrouwen die, toen de oor­log uit­brak, met bijv. blonde kinderen achterge­bleven waren. Er waren meis­jes en vrouwen die met Japan­ners waren geweest, net zoals hier met de Duit­sers. Die Japan­ners waren daar zeer gretig in. Ik had een vriendin uit Labang en die heeft kinderen van een Japan­ner. Ik had ze gezien toen ze geboren wer­den in het kamp want mijn moeder had die vrouw geholpen. Ik heb ze zien opgroeien in Soer­abaja en toen is ze terug naar Ned­er­land gegaan. Laatst bij een begrafe­nis zag ik ze weer en ze zagen er heel anders uit, echt die Japanse ogen.

Mijn meis­jes­naam is ‚von Kriegen­berg’. Als je naar Revius vroeg wis­ten ze het niet, maar von Kriegen­berg dat kenden ze wel. Deze Kriegen­berg was een Duitser, heeft een inlandse vrouw getrouwd en ze hebben kinderen gekre­gen. Hij is er van­door gegaan, maar zij bleef met 5 kinderen achter in Salatiga. Een neef van mij vroeg me laatst nog hoe het kon dat ik von Kriegen­berg heette en hij Jasper. Dat komt omdat deze Jasper de kinderen heeft opgevoed en ze hen zijn naam heeft gegeven. Mijn vader was de jong­ste en mocht zijn naam houden. Die man­nen moeten een vrouw hebben en daar komen kinderen van. Ook van mijn moed­er­skant is dat zo. Zij is een Boullart, van een Belg uit Meche­len. Mijn moeder was juf­frouw Boullart.

Wij waren en voelden ons blanken. Daar waren we blanken en hier zijn we bru­inen. Ik zat in de trein naar Semarang voor­dat we weg gin­gen, naast een Indone­sis­che. In Salatiga spreken ze hoog Javaans, dat is van de Kra­tong. Mijn dochter vroeg, in het Ned­er­lands, om drinken en ik zei dat we dat straks zouden doen. Die vrouw naast me staat op en spu­ugt in mijn richting.

Indië was rijk en jon­gelui kwa­men daar naar­toe om rijk te wor­den, Hol­lan­ders, Aus­tral­iërs, Duit­sers, Engelsen en de meid doet de was, maakt schoon en dan komen er kinderen en dat zijn wij. Half bele­gen kaas zegt de Japan­ner over ons.

ernafietjesrevius6Mijn vader (19021965) was sergeant-​majoor in het KNIL en vroeg de Ned­er­landse jon­gens bij ons thuis om te eten en dan vertellen ze hoe Hol­land eruit ziet, dat het koud is, dat het altijd waait. Dat het zo’n ver­schil is met Indië. Maar ze vertelden ook dat ze niet zoveel bier kon­den drinken in Indië. Mijn vader vond het zielig voor die jon­gens en nodigde ze daarom uit. En die jon­gens von­den het wel gezel­lig met m’n zussen en mij. Maar verder niks hoor. Toen mijn vader terug was uit het kamp moest hij weer in dienst als instruc­teur. Hij moest jonge jon­gens instruc­tie geven.

In de oor­log, zei mijn vader, liep de Ambonees voorop, de Indo in het mid­den en de Hol­lan­der achter­aan. De Ambonezen waren de echte stri­jders. Ambonezen zijn zeer kon­ings­gezind en als er iets is met het kon­ing­shuis, een ver­jaardag bijv., dan is het feest. In mooie jurken met strikken naar school, muziek maken.

ernafietjesrevius7Ik was net ver­loofd, in 1948, en toen werd mijn vader overge­plaatst naar Malang, en kwa­men de mariniers uit Hol­land en was het weer oor­log. Toen het wat rustiger werd kon mijn man met een kon­vooi naar Malang komen, met z’n oud­ers. Op 16 augus­tus 1949 zijn we getrouwd. Op de foto vooraan het jonge paar.

Na twee dagen moest hij alweer terug met een kon­vooi omdat je alleen zo veilig kon reizen. Na vijf maan­den gin­gen wij met mijn vader mee terug naar Soer­abaja. Hij werd weer overge­plaatst. Toen ben ik bij mijn schoon­moeder gaan wonen.

Mijn man heeft het goed gehad in het Jap­penkamp. De Japanse officier heeft hem altijd goed behan­deld. Hij kreeg geld om spullen te kopen, hij mocht het kamp uit, zolang hij maar voor hem kookte. Dan kon hij voor anderen bijv. sigaret­ten meen­e­men. Japan­ners eten veel vis en dat haalde mijn man op de markt. Die man had last van zijn maag en was blij dat mijn man voor hem kon koken. Maar wij waren in Arn­hem in Bron­beek en daar zag hij films over de Jap­penkam­pen en toen merkte hij pas hoe slecht wij het had­den gehad in het kamp. Wij kre­gen kracht van het geweer achter onze rug, want als je klap­pen kri­jgt denk je niet meer aan de honger.

Thuis had­den we maar 1 bedi­ende, alleen om te koken. Mijn moeder hield niet van koken en wij meis­jes hebben nooit geleerd om te koken. Maar de bedi­en­den gaan met Nieuw­jaar naar huis. Ze kri­j­gen een maand vrij. Mijn man is ver­wend door zijn moeder, hij kreeg alles wat hij maar wilde. Toen onze meid weg ging heeft ze mij verteld wat ik moest kopen. Ik dacht ik ga hem ver­wen­nen. Op de markt koop ik alles, ook zo’n gele wor­tel. Je hebt ze in het groot en in het klein. Die grote is om medici­j­nen van te maken, maar dat wist ik niet. Mijn man komt thuis en die komt de keuken in en zegt wat heb je gekookt. Het ruikt naar medici­j­nen. Kon ik zo die pan weggooien.

We hebben ook nog een melk­erij gehad. Van ’50 tot ’55. Mijn man deed daar altijd de boekhoud­ing, maar toen de eigena­resse over­leed vroe­gen ze mijn man of hij de zaak wilde overne­men. Wij had­den niet zoals in Hol­land alle­maal machines. Wij hebben dat vijf jaar gedaan. Mijn man stond om 2 uur ‚s nachts op en kwam om 8 uur ‚s avonds weer thuis. We had­den nog een knecht en deden alles zelf, ook als er gekalfd werd. Het was hard werken en weinig verdienen.

Mijn vader en broer zijn in 19561957 uit Indone­sië vertrokken, alle mil­i­tairen van de KNIL moesten vertrekken. Wij bleven nog omdat we het nog goed had­den. Mijn man werkte voor ver­schil­lende bedri­jven en elke keer als hij ergens wat meer kon kri­j­gen deed hij dat, maar zo bouwde hij nooit een pen­sioen op tot­dat hij bij de H.V.A. in dienst trad. Daar heeft hij van ’57 tot ’61 gew­erkt. (H.V.A. = Han­dels Verenig­ing Amsterdam)

Op 17 augus­tus 1945 riep Soekarno de onafhanke­lijkheid uit en in 1961 op deze feestdag, wer­den mijn zoon en dochter ges­la­gen en uit­gescholden voor blanken. De vingers ston­den in zijn gezicht. Wij had­den het goed, mijn man deed de salaris­sen voor het bin­nen­land en we kre­gen rijst en suiker, die ik weer kon ruilen. Ik heb tegen mijn man gezegd je moet Ned­er­land aan­schri­jven, want als we hier bli­jven gaan we dood. Gelukkig zat de fam­i­lie van m’n man in Den Haag bij de diplo­matieke dienst en die heeft ons geholpen. Na 2 maan­den kre­gen we al bericht dat we bin­nen 2 weken weg moesten en maar 20 kilo bagage mochten meen­e­men. We kon­den niet meer per schip van­wege de boy­cot, dus moesten we per vlieg­tuig. Toen de auto wegreed keek ik naar mijn huis en naar alles dat ik achterliet.

ernafietjesrevius8Twee dagen Sin­ga­pore, twee dagen Thai­land, twee dagen in Dubai/​Qatar en toen wachten op een Ned­er­lands vlieg­tuig. 10 okto­ber 1961 kwa­men we hier in Ned­er­land en van Schiphol gin­gen we naar Ben­nekom, we kre­gen nog geen geld of schoe­nen en toen naar Wormerveer. Toen kwam ook de man uit Den Haag en kre­gen we f 2,00 pw.

In 1961 wer­den we opgevan­gen in Wormerveer, naast de Vestaflat.
Toen we hier pas waren gin­gen de kinderen hier naar school. Komt mijn dochter thuis, ze was nogal snoeperig, en ze zegt dat ze vet­er­drop had gegeten. Ik zeg tegen haar wat is dat. Zegt ze mama dat zijn zulke lange dunne vet­ers. Ik zeg van je schoen, kind dat ga je toch niet eten, schei toch uit. Alle­maal nieuwe din­gen hè.

Mijn dochter riep een keer dat er ijs van boven kwam. Ik dacht nog dat gaat niet goed met dat kind. Toen we gin­gen kijken zagen we hagel­ste­nen naar bene­den komen. We waren ook een keer mee met een rit en we zagen bergen. Nee, zei­den ze, dat zijn heuvels. Komt er geen lava uit? Ze keken ons raar aan.

ernafietjesrevius9Toen we hier kwa­men kre­gen we BMZ (Bij­zon­dere Maatschap­pel­lijke Zorg) geld voor de inricht­ing van een huis. Dan kwam zo’n man uit Den Haag en gin­gen we naar een winkel om inkopen te doen. Dan kre­gen wij Bal­a­tum voor in het huis, een stapelbed voor de meis­jes, een koelkast. Hier werd alles apart gekocht, eettafel apart, eet­stoe­len apart. In Indië kochten wij een eet­sa­lon en daar zat alles in of een woon-​ameublement en dan kreeg je een dres­soir, vier stoe­len of een bank. Maar hier zei­den ze dat je vrije stoe­len moest kopen, wat zijn vrije stoe­len? Ik keek mijn man aan en dacht we moeten nog heel veel leren hier. Dan vroe­gen ze hoe wilt u koken? Koken? Op gas natu­urlijk. Ja, maar wilt u een for­nuis of een oven. Alle­maal die domme vra­gen. Als je langer in Ned­er­land bent ga je dat wel leren. Moet u een ijskast? In Indië had­den we een ijskist met zaagsel en blokken ijs erin. Mijn moeder nam nooit meubels mee bij over­plaatsin­gen van mijn vader. Ze ging altijd naar het Ven­duhuis. Ze verkocht alles en in een nieuwe plaats kocht ze daar weer nieuw.

Mijn man had eind novem­ber 1961 al werk bij Bruynzeel en we kre­gen een won­ing in de Hei­j­manstraat, 3-​hoog. Poe­len­burg lag nog hele­maal braak, de bakker, de bank en de kap­per alle­maal nog nood­wonin­gen.
Hij heeft daar der­tien jaar op de boekhoud­ing gew­erkt. Toen met de reor­gan­isatie (hier bleef alleen de keuke­nafdel­ing en de pot­lo­den) gin­gen wij niet naar Bergen op Zoom maar bleven in Zaan­dam.
Alles zou bekostigd wor­den door Bruynzeel, maar mijn zoon zat op de Kokss­chool en dat zou beteke­nen dat hij naar Breda zou moeten reizen. Voor mij was er geen werk, dus we besloten in Zaan­dam te bli­jven.
Mijn man werd in een hoekje geplaatst op de boekhoud­ing, op een zijspoor. Hij ging sol­liciteren voor op de tram, op de bus, bij de PTT maar hij kreeg een baan bij Yamaha in de admin­is­tratie. De directeur sprak met hem of hij wel voor Japan­ners kon werken als hij in een Jap­penkamp had gezeten. Mijn man heeft hem verteld dat hij altijd voor officieren had gekookt en het niet slecht had gehad.

Wij waren gewend aan open huizen, een tuin en hier zat ik in een flat. Man gaat naar z’n werk en de kinderen gaan naar school en ik begon me te verve­len. Ik werd cha­gri­jnig, niks was goed en mijn man zegt straks moet ik jou nog naar een krankzin­ni­genges­ticht bren­gen. Ik ging naar de huis­dok­ter in de Thi­jsses­traat. Hij zei mevrouw u moet naar uw buren gaan. Ik zeg wat moet ik bij mijn buren doen? Hij zegt, koffie drinken. Ik zeg, ik kan zelf wel koffie zetten hoor. Hij vroeg of ik wilde werken bij Verkade, met dames. Het was 1962 of ’63.

Ik heb bij per­son­ele zaken gesol­lici­teerd, maar ik heb gezegd ik wil niet op kan­toor, dat heb ik in Indië al genoeg gedaan; achter een typema­chine zit­ten. Hij zegt als u niet op kan­toor wilt kunt u werken in de fab­riek. Ik zeg in de fab­riek? Ik ben blank hoor! Miss­chien ben ik in Hol­land bruin, maar in Indië was ik blank. Dus naar achter, naar de fab­riek en daar heeft ze me alles getoond. En daar ston­den alle­maal meis­jes achter die ban­den. Alle­maal blanken die daar werken.

ernafietjesrevius10Ze ver­pak­ten cro­quet (koek­jes) en de mevrouw vroeg of ik het ook wilde proberen, maar het viel alle­maal uit m’n han­den, die meis­jes waren zo snel. We liepen verder naar de café noir en naar de koel­cel. Tenslotte ging ik naar huis, maar ik had m’n man niets gezegd. Hij vond het een goed idee.
De eerste dag was al heel moeil­ijk. Ik ben weer naar kan­toor gegaan en ze vroe­gen me of ik dan kon wegen. Maar die meis­jes pakken die blikken zo snel in en ik moet ze wegen. Ik kon het niet bijhouden. Toen kon ik tijd­schri­jf­ster wor­den. Maar na een maand komt er een mevrouw en die zegt dat het niet goed was. Nou ja, ze hebben me het zo uit­gelegd en nou is het weer niet goed. Ik weer naar kan­toor en vroe­gen ze me om tableaus te maken. Alle­maal ver­schil­lende koek­jes keurig inpakken voor in de winkel.

Maar ik kreeg pijn in m’n han­den en dat kwam omdat we in Wormerveer twee en een half jaar in dat opvang­cen­trum alleen maar koud water had­den. Met vijf man, elke dag wassen, de vaat doen, alles met koud water. We had­den met 6 fam­i­lies maar twee pit­ten om te koken. Mijn han­den deden zo’n pijn. Ik was zo kwaad dat ik naar Den Haag ben gegaan, naar het min­is­terie.
ernafietjesrevius11Foto: In het opvanghuis in Wormerveer met twee pitten.

Daar vertelden ze me dat ik moest leren om zuinig te zijn. Ik heb de man gevraagd of ik eens mocht zien hoe zijn vrouw de was deed of de vaat. Wij moesten uit Indone­sië omdat we altijd achter Ned­er­land had­den ges­taan, mijn vader in het leger en mijn man werkte voor de H.V.A. (Han­dels Verenig­ing Ams­ter­dam) en is dit dan de dank van het land. Ja maar mevrouw, dat is wat anders. Ik zeg het is voor ons alle­bei 1963, meneer. Maar gelukkig kre­gen we een woning.

Wij woon­den toen in een flat in de Thi­jsses­traat en omdat mijn vader en schoonva­der waren overleden hebben wij mijn moeder en schoon­moeder in huis genomen. Wij had­den een zeskamer­won­ing. Wij woon­den daar naast Brinkman, de wethouder. De kinderen gin­gen uit huis en ik werkte nog en toen heb ik tegen mijn man gezegd dat ik zo’n groot huis niet meer kon onder­houden. Ook van­wege mijn han­den en voeten met reuma.

We zijn toen ver­huisd naar de Berg­blauw­straat, een galer­i­jflat met slaap­kamers aan de galerij. Maar toen mijn man ziek werd en niet meer tegen zoveel lawaai op de galerij van kinderen en langslopende mensen kon hebben, keken we uit naar een andere won­ing. Dit deel van het Pen­nemes was toen net in aan­bouw en het beviel mijn man. Het was ruim en hij kon er weg met zijn rol­la­tor. Hij heeft maar een jaar hier gewoond, hij werd ziek en een jaar later is hij overleden.

Joomla tem­plates by a4joomla