Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Aart Vet
Van onze redac­tie, Ruud Meijns

AartVet0

“De eerste twaalf jaar van je leven bepalen de rest van je leven. Dat staat in een artikel van René Diek­stra in de krant. En dat is ook zo en ik sta in dit boekje op de foto als twaalf jarige met de bevrijding”.

AartVet1Aart bladert in het boekje en kijkt naar foto’s . “Ik heb het alle­maal bewust meege­maakt en als ik dan zie hoe die mensen op Les­bos eraan toe zijn dan kan ik niet slapen. Die mensen en die kinderen in die erbarmelijke toe­s­tanden, daar kan ik niet bij. Dit is die foto van de bevri­jd­ing. Ik was 12 jaar en die pet had ik zelf gemaakt. We had­den niks, je moest het alle­maal zelf doen.

Foto: Aart links met de witte pet in de Hare­mak­ersstraat bij de bevri­jd­ing in 1945.

Als kind zat ik op de kleuter­school in de Kon­ing Williamstraat. We liepen dan over de Hoop­brug naar de school, twee keer per dag heen en terug. Er werd thuis nog warm gegeten tussen de mid­dag. Ik liep altijd alleen, ook nooit met m’n broertje of andere kinderen. Ik heb ook nog op de Hugo de Grootschool gezeten, achter de Bullek­erk. Maar die school werd door de Duit­sers in de oor­log gevorderd en toen kre­gen we les bij de Meufa, een meubelfab­riek bij de gas­fab­riek. De gas­fab­riek gooide gebruikte koolt­jes weg en in de oor­log werd daar door mensen op gesor­teerd of er nog iets tussen zat om te ver­bran­den.

AartVet2In de oor­log had je een bus en die reed met een gas­gen­er­a­tor. Gin­gen we er achter hangen op weg naar Krom­me­nie. Je had de gen­er­a­tor en zo’n ding voor de houtvulling en soms kwam die chauf­feur er uit om ons weg te jagen.

Ik ben geboren in het West­z­i­jderveld, naast de Held Jozua, er ston­den drie huis­jes. We waren met drie jon­gens en nadat de jong­ste werd geboren zijn we ver­huisd naar de Hare­mak­ersstraat. Je had een spoor­we­gov­er­gang en dan nog zo’n hoog bruggetje voor het hout­trans­port en mijn moeder kon daar niet over met de kinder­wa­gen. Ik ben van 1933, mijn broer was van 1935 en in 1936 zijn we ver­huisd.

Foto: Aart met 12 jaar.

Hebben we eerst nog in de 3e Hare­mak­erd­warsstraat gewoond en na een jaar zijn we naar de Hare­mak­ersstraat ver­huisd, had­den we een tuin erbij. In de oor­log hebben we wel 8 tot 10 pleegkinderen gehad. We had­den buren, doops­gezin­den, die had­den een Joods jongetje in huis. Wij met al die pleegkinderen en dat jongetje van de buren dat mengde zich zo goed bij mekaar, Sjaak de Hond, heette hij. Hij is nog wel hier bij me geweest.

Mijn groot­vader was baas bij houthandel Dekker en hij woonde bij de werf van Dekker, vlak­bij waar ik nu woon en waar later de Spoor­bu­urt kwam. Dekker had ook over het spoor nog wat staan, dat heette ‘De Kruiskerk’ en waarom het zo heette weet ik niet, geen idee. Daar woon­den wij. Toen mijn vader ging trouwen en omdat zijn vader er baas was, mocht hij daar toen dat huisje huren. Ze had­den geen gas, licht en water uit een water­put. Later zei ik nog wel eens tegen m’n moeder dat het zo roman­tisch was dat petro­le­um­licht. Nou dat vond zij hele­maal niet, ze vond het stinken.

Het is me wel eens opgevallen dat al die wer­ven en lood­sen vol lagen met hout en nie­mand jatte wat. Als je dat nou zo zou hebben is het zo leeg. Mijn vader had wel schaal-​delen, als ze een stam zagen bli­jven die buitenkan­ten over, dat zijn schaalde­len.

Ik ben in de elek­triciteit begonnen met het wikke­len van ankers op het Dr. Rog­gertspad bij C.P. Mars en achter dat pad was alleen maar land. Ik kwam dan ook wel op kar­wei bij Dekkers Houthandel of bij Schip­per en die had­den nog stoom­ma­chines.

Ik heb nog wel op de ULO gezeten, in de Sta­tion­sstraat, maar ik was niet han­del­baar; kind van de oor­log. In jan­u­ari 1946 ben ik ruim vijf maan­den naar Enge­land geweest; om aan te sterken. En op die ULO gin­gen ze mij Engels leren, formeel Engels, maar ik sprak het al, dat was niet handig. Dat lukte niet en dan moet je gaan werken en ’s avonds naar school. Dan werk je 48 uur in de week en ’s avonds op school van zeven tot tien, vier dagen in de week.

AartVet3Mijn opvoed­ing, en ik had beste oud­ers hoor, maar mijn opvoed­ing heb ik gehad daar waar ik werkte. Ik heb gew­erkt bij T. Heijn en Z’n. op de Zuid­dijk. De zaak stond naast café Lam­mers en Bleij de vis­boer. Heijn had nog twee zoons thuis.

Ik ben een ent­hou­si­aste en een gedreven werker en ik had het daar fan­tastisch. In 1953 ben ik nog in Rus­land geweest, met het vlieg­tuig. Ik was altijd met die verzets­mensen in de weer en met enke­len bevriend ger­aakt. Toen mochten er tien jon­geren als offi­ciële del­e­gatie, het was van de CPN, naar Rus­land. En die Zaan­dammers had­den gezegd dat ik mee mocht.

Foto: Zuid­dijk 41, elek­trozaak van Heijn.

Ik werkte voor Heijn bij scheep­swerf de Beer, maar ik kon daar beperkt werken omdat ze een kraan aan het bouwen waren, dus ik kwam ’s avonds thuis en ik zeg tegen m’n moeder ‘Ik mag naar Rus­land’. Nou zei m’n moeder, ‘Ga eerst maar eens lekker slapen dan spreek ik je mor­gen weer’. Die dacht dat ik dronken was. Ik had nog gee­neens een paspoort. Ik ben er drie weken geweest, overal geweest; in Stal­in­grad en in het Krem­lin. Het was in juli 1953.

En in sep­tem­ber 1953 moest ik in dienst. Ik ben altijd een beetje rebels geweest. Mijn oud­ers stem­den PvdA, ik niet. Zij waren ook van het gebro­ken geweertje en waren lid geweest van de AJC. Ze had­den graag gezien dat ik dienst zou weigeren. Mijn moeder had er geen kri­tiek op toen ik in dienst ging. Maar een­maal in dienst dacht ik ‘dat is niks voor me’. Ik was in die tijd ook met auto’s bezig en ik zag een sergeant een band ver­wis­se­len. Ik dacht dat gaat niet goed dus zei ik er wat van: ‘het is het vernie­len van Rijk­seigen­dom­men’. Hij woest en ik moest op rap­port komen. Ik her­haal daar dat van die Rijk­seigen­dom­men en vraagt die kapitein wat m’n beroep was. Ik zei ‘automon­teur’. Kort en goed een dag later sta ik in een garage met alle­maal auto’s uit de Tweede Werel­door­log. Ze had­den totaal geen kader meer na Indië en Korea. Ik ben nog naar Duit­s­land geweest, oefe­nen, ja en zo word je al snel vol­wassen.
AartVet5
Mijn oud­ers waren ook lid van de Esperan­tov­erenig­ing. Ze had­den de over­tuig­ing dat dat de red­ding van de wereld was. Dat was ook niet zo. Zelf had ik er niks mee , maar ze gin­gen toen met de bus naar Den­e­marken Ik sta op de achter­ste rij, die lange slun­gel, ik kijk om een hoekje, links van het doek.

AartVet4Deze foto is in de West­z­i­jde hoek Hare­mak­ersstraat gemaakt. Dat huisje is van Jonge­waard de beurtschip­per. Hij voer voor Verkade op Haar­lem. En het winkeltje is van opoe Pos, ze verkocht klom­pen en Cent-van-’t Blad. En Op den Velde zat hier. Met Hans ben ik bevriend geweest, hij deed aan water­polo.
Foto: West­z­i­jde bij Hare­mak­ersstraat

Toen ik naar de Sovjet-​Unie ging zat er ook een meisje uit Texel bij. Ik vond het een aardige meid en ze werkte in Ams­ter­dam. We gin­gen wel met elkaar uit en we kre­gen verk­er­ing. We zijn in 1954 getrouwd. Maar toen ik uit dienst kwam had­den ze bij Heijn geen werk dus zodoende kwam ik in Ams­ter­dam te werken als onder­houdsmon­teur in een hotel en ver­di­ende daar 25 gulden per week. Toen belde ze vanaf Texel dat ze daar grondw­erk­ers zochten en je kon 80 gulden in de week ver­di­enen. Dat was drie keer wat ik gewoon ver­di­ende. Het was wel 12 uur per dag, van 6 tot 18.00 uur. Maar ik was een iel man­netje dus die opzichter zei dat ik maar een kleiner schepje moest gaan halen. Die grondw­erk­ers, ze kwa­men uit Fries­land hebben me enorm gematst want ze verzetten veel meer grond dan ik met m’n dunne lijf.

AartVet6Ik woonde bij mijn schoo­noud­ers in. En op Texel hebben die Georgiërs tegen de Duit­sers gevochten en mijn schoon­moeder heeft daarmee te maken gehad, moedige vrouw hoor. Op het kerk­hof staat haar foto in een gedenksteen; mevrouw Boon. Ik werkte aan een dijk en in sep­tem­ber belt Heijn uit Zaan­dam op dat hij weer zoveel werk had. Ik ben meteen vertrokken. Ik had nog wat geld mee. Maar ja, 21 jaar, getrouwd en een kind en ik zag op de Ooievaarstraat een huis te koop, in 1954. Mensen woon­den bij elkaar in en die make­laar zei nog dat er al hon­derd mensen langs waren geweest, maar of ze had­den geen geld of geen ver­gun­ning. Ik naar m’n baas Heijn toe, die kon voor een ver­gun­ning zor­gen. Het huis kostte 3.500 gulden. Ik had nog 500 van Texel en bij de Mid­den­stands­bank kon ik 2.000 hypotheek kri­j­gen en via m’n schoon­moeder leende ik nog 1.000 bij een boer op Texel. Ik heb er erg veel aan opgek­napt en kon het tien jaar later voor een aardige prijs weer verkopen.

AartVet7Dat moest ook wel want ik wilde de West­z­i­jde 126 kopen om daar een zaak te begin­nen. Maar ik vond die prijs te hoog en ben ik naar de eige­naar gegaan en heb gezegd dat het niet door ging. Hij deed niks van de prijs af, maar deed de belofte dat hij bij mij een kleuren TV zou kopen. Dat heeft hij ook gedaan. Die din­gen kost­ten toen bijna 3000 gulden. En zo ben ik er in gekomen.

Je kri­jgt het niet voor niks hoor, het is hard werken. Maar ik heb wel altijd met plezier gew­erkt en mijn gave was dat ik alles kon repar­eren. Heb ook per­son­eel gehad. Mijn zoon André zat in de zaak, een winkelmeisje en nog iemand die bij Tot & Beers van­daan kwam.

Foto: West­z­i­jde 126 b met Vet elec­tron­ica, daar­naast den Daas bloe­men.

Ik ben in 1990 gestopt en hou erg van filosofie en in een inter­view in de krant vroeg ik me af of mensen wel gelukkig wer­den van de elec­tron­ica, dat was in 1990. En moet je nu eens zien met al die mobielt­jes, word je toch gek van. Aart is nog jaren voorzit­ter geweest van het Human­is­tisch ver­bond Zaanstreek. Dan denk je toch wat meer over de din­gen na.

Mensen spaar­den voor een wasautomaat of wat dan ook en dan willen ze zek­er­heid. Ik had die zaak omdat ik betrouw­baar was en zelf repa­reerde. Het nadeel is wel dat je gebeld wordt als er iets niet werkt, moet je een oploss­ing voor die mensen vin­den. Er was toen meer ver­bon­den­heid met elkaar.

Wastora zat tegen­over me in de West­z­i­jde en mensen dachten dat ik wel ruzie met die jon­gens van Mole­naar zou hebben. Ik heb Klaas wel eens in de zaak gehad, en ik had altijd mooie spullen en hij wilde graag zo iets voor een vriend hebben als bij mij in de eta­lage stond maar hij kon er niet aan komen. Toch geen punt zei ik, ik pak het voor je in kan je het zo komen halen, gewoon voor de fac­tu­ur­prijs. Van zijn kant zorgde hij weer voor kaart­jes toen AZ in ’73 in de Europacup speelde, zaten we op de Eretri­bune. Dat bedoel ik met ver­bon­den­heid, dat je elkaar helpt.

AartVet8En ik ging 1 keer in de week naar school bij Philips in Eind­hoven, naast m’n werk natu­urlijk. Die TV’s wer­den alle­maal met van Gend & Loos ver­zon­den. Toen kwam de kleurentele­visie. Maar ik wilde hem als eerste hebben. Daar wis­ten die jon­gens van de tech­nis­che dienst wel wat op. Ik zou hem dan 24 uur eerder dan alle anderen kri­j­gen, maar dan moest ik cash betalen. Dus bij mij in de winkel stond een kleuren TV, de Typhoon opge­beld, stuk in de krant. Van der Lee­den van de Zuid­dijk die had er flink de pest over in. Die pri­jzen gin­gen langzaam omlaag, tien jaar later kostte hij nog de helft.

AartVet9Ik kende ook die jon­gens van de Typhoon wel, die kwa­men koffie bij me drinken. Soms had­den ze nog ruimte over en kon ik voordelig een grote adver­ten­tie kopen, was dan toch nog 600 gulden hoor.

Toen Vet in jan­u­ari 1990 met de zaak stopte kwam de krant langs voor een inter­view. Hij vertelde o.a. dit; “Vroeger deed je de verkoop, de reparatie en het onder­houd van alle elec­trische appa­raten tot lam­pen en scheer­ap­pa­raten aan toe. Oud­ere mensen hebben moeite met de bedi­en­ing van de mod­erne toestellen. Je moet dan ook niet raar opkijken als je aan tekst en uit­leg een hele ocht­end kwijt bent. Kijk, en dat kan niet meer. De marges zijn veel te klein gewor­den”.

En soms ben je net een soci­aal werker. Een klant van me was naar Landsmeer ver­huisd, maar die had zo’n heimwee naar Zaan­dam. Ger­rit Schoen, de wethouder was ook klant bij mij, heb ik hem toch eens gebeld. Hij zou kijken wat hij kon doen. Er werd toen druk gebouwd in de Vijfhoek en daar hebben die mensen toen een won­ing gekre­gen. Zo zie je maar”.

Hij heeft nog twee Empire stoelt­jes in z’n woonkamer staan. Ze komen uit het Blauwe huis op de Hogendijk, dat Monet nog heeft geschilderd. Die kreeg hij van een klant die naar Spanje ging emi­gr­eren. In z’n kamer staat ook nog een piano. “Ik ben een tijdje ziek geweest en toen lag dat stil, maar ik ben weer begonnen met spelen”.


Joomla tem­plates by a4joomla