De Zuidkanter - BuurtBuschauffeur De Zuidkanter de digitale krant voor Zaandam Zuid http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur 2025–05-11T15:52:36+00:00 De Zuidkanter webmaster@cdezuidkanter.nl Joomla! — Open Source Content Management Noot neemt het over 2022–09-08T09:07:46+00:00 2022–09-08T09:07:46+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/3415-noot-neemt-het-over Greet pleksant@planet.nl

Noot neemt het over
Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus177”

Klanten van Bios hebben het al gemerkt. De AOV (Aangepast Openbaar Vervoer) in de Zaanstreek is recent overgenomen door Noot Taxi. De Gemeente Zaanstad heeft het contract aan Noot toegekend vanaf 1 augustus 2022
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft als doel mensen met een ziekte of beperking en ouderen die het moeilijk vinden om gebruik te maken van het Openbaar Vervoer te ondersteunen. Met een Wmo-indicatie kunt u een pas voor regiovervoer aanvragen bij het Gemeenteloket.

Net als alle overnamen ging het gepaard met horten en stoten.
Momenteel kampen vele bedrijven met personeelstekorten en ondanks beloften van tekenbonussen is Noot nog dringend op zoek naar mensen die òf parttime òf fulltime in dienst als groepsvervoerder willen werken. Er wordt ook steun aangeboden bij het halen van de vereiste taxipas.

De klanten merken het verschil voornamelijk bij de belservice. Voorheen kon de chauffeur direct naar de klant bellen, maar dat gaat nu via de centrale berichtgeving waarin standaard wordt gemeld dat de taxi over enkele minuten aankomt. Helaas is dat niet zo handig, bijvoorbeeld als de taxi al laat is en nog tien minuten of zo onderweg zou zijn. Of als er vertraging onderweg is, zoals bruggen die open gaan of nog erger, niet dicht gaan.
Daarbij zijn sommige adressen erg moeilijk te vinden of klanten die in de openbare ruimte opgehaald willen worden zoals bij de markt of een recreatie gebied. Onervaren chauffeurs hebben de tendens om het te snel op te geven en de klant af te melden als onvindbaar. Helaas moet de klant dan opnieuw boeken en minstens een uur wachten op een andere chauffeur die hen hopelijk wel weet te vinden.
Volgens Noot zijn ze druk bezig om de belservice te verbeteren zonder de Wet Privacy te overtreden. Er moet eerst toestemming door de klanten gegeven worden voordat telefoonnummers aan de chauffeurs doorgegeven mag worden.

Daarnaast was Noot al langer de vervoerder van schoolkinderen in de SO en mensen die naar de dagbesteding gaan. Met het begin van het nieuwe schooljaar is dat nog steeds prioriteit bij Noot. Vele chauffeurs worden dan ingezet om deze groep ‚s ochtends en ‚s middags te vervoeren.

Tegenwoordig blijkt er zo’n groot gebrek aan chauffeurs dat er een debat hierover in de Tweede Kamer werd gevoerd. Helaas is het verhogen van het uurloon niet voldoende om het aantrekkelijker te maken. Daarbij willen gemeenten de kosten laag houden. De AOV is een gesubsidieerde service en de hoge olieprijs maakt het al een stuk duurder. Volledig elektrische auto’s worden ingezet, maar de beperking qua kilometers en de lange oplaadtijden maken dat lastig.

Intussen heeft Noot de services van taxibedrijf Noorderlicht ingeschakeld om te helpen met de avonddiensten, maar dat brengt ook problemen mee vooral ‚s avonds laat. Er wordt hard aan gewerkt om oplossingen te vinden. Klachten van klanten die te laat worden opgehaald of erg lang buiten staan wachten worden serieus genomen.
Maar er wordt ook geduld gevraagd.
En of uw buurman, schoondochter en vriendin groepsvervoerder bij Noot willen worden?


Noot neemt het over
Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus177”

Klanten van Bios hebben het al gemerkt. De AOV (Aangepast Openbaar Vervoer) in de Zaanstreek is recent overgenomen door Noot Taxi. De Gemeente Zaanstad heeft het contract aan Noot toegekend vanaf 1 augustus 2022
De Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) heeft als doel mensen met een ziekte of beperking en ouderen die het moeilijk vinden om gebruik te maken van het Openbaar Vervoer te ondersteunen. Met een Wmo-indicatie kunt u een pas voor regiovervoer aanvragen bij het Gemeenteloket.

Net als alle overnamen ging het gepaard met horten en stoten.
Momenteel kampen vele bedrijven met personeelstekorten en ondanks beloften van tekenbonussen is Noot nog dringend op zoek naar mensen die òf parttime òf fulltime in dienst als groepsvervoerder willen werken. Er wordt ook steun aangeboden bij het halen van de vereiste taxipas.

De klanten merken het verschil voornamelijk bij de belservice. Voorheen kon de chauffeur direct naar de klant bellen, maar dat gaat nu via de centrale berichtgeving waarin standaard wordt gemeld dat de taxi over enkele minuten aankomt. Helaas is dat niet zo handig, bijvoorbeeld als de taxi al laat is en nog tien minuten of zo onderweg zou zijn. Of als er vertraging onderweg is, zoals bruggen die open gaan of nog erger, niet dicht gaan.
Daarbij zijn sommige adressen erg moeilijk te vinden of klanten die in de openbare ruimte opgehaald willen worden zoals bij de markt of een recreatie gebied. Onervaren chauffeurs hebben de tendens om het te snel op te geven en de klant af te melden als onvindbaar. Helaas moet de klant dan opnieuw boeken en minstens een uur wachten op een andere chauffeur die hen hopelijk wel weet te vinden.
Volgens Noot zijn ze druk bezig om de belservice te verbeteren zonder de Wet Privacy te overtreden. Er moet eerst toestemming door de klanten gegeven worden voordat telefoonnummers aan de chauffeurs doorgegeven mag worden.

Daarnaast was Noot al langer de vervoerder van schoolkinderen in de SO en mensen die naar de dagbesteding gaan. Met het begin van het nieuwe schooljaar is dat nog steeds prioriteit bij Noot. Vele chauffeurs worden dan ingezet om deze groep ‚s ochtends en ‚s middags te vervoeren.

Tegenwoordig blijkt er zo’n groot gebrek aan chauffeurs dat er een debat hierover in de Tweede Kamer werd gevoerd. Helaas is het verhogen van het uurloon niet voldoende om het aantrekkelijker te maken. Daarbij willen gemeenten de kosten laag houden. De AOV is een gesubsidieerde service en de hoge olieprijs maakt het al een stuk duurder. Volledig elektrische auto’s worden ingezet, maar de beperking qua kilometers en de lange oplaadtijden maken dat lastig.

Intussen heeft Noot de services van taxibedrijf Noorderlicht ingeschakeld om te helpen met de avonddiensten, maar dat brengt ook problemen mee vooral ‚s avonds laat. Er wordt hard aan gewerkt om oplossingen te vinden. Klachten van klanten die te laat worden opgehaald of erg lang buiten staan wachten worden serieus genomen.
Maar er wordt ook geduld gevraagd.
En of uw buurman, schoondochter en vriendin groepsvervoerder bij Noot willen worden?


Knuffelbeesten 2021–11-22T10:52:46+00:00 2021–11-22T10:52:46+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/3067-knuffelbeesten Greet pleksant@planet.nl

Knuffelbeesten
Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus3”We zijn al twee haltes gepasseerd zonder dat iemand in of uit wilde stappen. Bij de volgende halte ga ik toch een paar minuten wachten anders kom ik te vroeg bij de rest van de rit. Niemand staat op een bus te wachten die te vroeg komt. Dat is nog vervelender dan een die te laat komt.
Achterin zitten drie jongelui. Twee meiden van bijna twintig en een jongen die duidelijk pubert. Voorin zitten twee dames op leeftijd.
De radio speelt zachtjes, de djs kletsen wat met elkaar. Er heerst rust in de bus. De vrouwelijke dj was duidelijk te horen toen ze vertelde over een artikel dat verschenen is in een medisch vakblad waarin wordt beweerd dat knuffelbeesten een gevoel van veiligheid bevorderen waardoor je slaap verbetert en dat het ook voor volwassenen gunstig is.
Ik glimlach en denk aan mijn dochter die van een knuffelbeest houdt.

“Hoor je dat, Bas?” gilt een van de meiden achterin op treiterige toon, “Je mag je Pluchje houden tot in je ouderdom!”
“Hou op zus,“ roept hij met rood hoofd terug, “waarom ligt Snoefje Konijn nog altijd bij jou op bed dan?”
“Om mijn slaap te bevorderen knul, heb je niet geluisterd daarnet, het is wetenschappelijk bewezen,” en ze lacht naar hem, “herinner je je hoe je moest huilen toen je dacht je Pluchje kwijt te zijn?”
“Hou op zus,“ roept Bas weer, alsof hij gewend is geraakt om haar zo te adresseren, “ik was toen pas acht en Pluchje lag op school en ik had hem de volgende dag terug.”
“Maar mama moest eerst de school bellen en de conciërge laten zoeken totdat je gerustgesteld was toch? Wat een lawaai voor een pluche dier!” en ze lacht erg hard.
Maar de anderen lachen niet mee.
“Ooit had ik Lammetje van wie ik ontzettend veel hield,” sprak de andere meid zachtjes, “Op een dag kwam ik thuis uit school en Lammetje was weg. Mijn moeder had een opruimbui en zo is Lammetje is de kledingbak beland. Ik heb hem nooit weer gezien. Mijn moeder zei dat het goed is om dingen weg te geven en dat een ander daar plezier van kan hebben, dus ik hoop dat het zo is, want van Lammetje had ik veel plezier,” eindigt ze haar trieste verhaal.
“Arme ziel,” zei een van de dames op leeftijd, omdraaiend en turend naar dat meidje.
Bas zegt medelevend, “Ik zou Pluchje nooit kwijt willen raken.”
Zusje lacht hardop, maar de dames op leeftijd kijken haar afkeurend af. Er valt weer een stilte in de bus en ik rij voort.
Ik denk ineens aan de buurvrouw die hoog bejaard naar een zorginstelling moest verhuizen en hoeveel ze naar haar lieve poes verlangde. Van een familielid kreeg ze een knuffelpoes en toen lag ze tevreden in haar bed met het beestje op de borst, rustig te slapen. Er zit wel wat in dat wetenschappelijk onderzoek. Een knuffelbeest.
Misschien moet ik er eentje aanschaffen? Van mijn eigen jeugd heb ik niks over. Eentje redden van de kringloopwinkel? Ironisch, als ik iets terug vind van mijn eigen dochters jeugd. Dat zal mij vast betaald zetten voor mijn diverse opruimbuien.
Toevallig passeren we op dat moment een kledingbak die wordt geleegd door een truck van het Leger des Heils. Goed doel. Recycling. Een ander een plezier doen.
We rijden rustig voort.

Knuffelbeesten
Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus3”We zijn al twee haltes gepasseerd zonder dat iemand in of uit wilde stappen. Bij de volgende halte ga ik toch een paar minuten wachten anders kom ik te vroeg bij de rest van de rit. Niemand staat op een bus te wachten die te vroeg komt. Dat is nog vervelender dan een die te laat komt.
Achterin zitten drie jongelui. Twee meiden van bijna twintig en een jongen die duidelijk pubert. Voorin zitten twee dames op leeftijd.
De radio speelt zachtjes, de djs kletsen wat met elkaar. Er heerst rust in de bus. De vrouwelijke dj was duidelijk te horen toen ze vertelde over een artikel dat verschenen is in een medisch vakblad waarin wordt beweerd dat knuffelbeesten een gevoel van veiligheid bevorderen waardoor je slaap verbetert en dat het ook voor volwassenen gunstig is.
Ik glimlach en denk aan mijn dochter die van een knuffelbeest houdt.

“Hoor je dat, Bas?” gilt een van de meiden achterin op treiterige toon, “Je mag je Pluchje houden tot in je ouderdom!”
“Hou op zus,“ roept hij met rood hoofd terug, “waarom ligt Snoefje Konijn nog altijd bij jou op bed dan?”
“Om mijn slaap te bevorderen knul, heb je niet geluisterd daarnet, het is wetenschappelijk bewezen,” en ze lacht naar hem, “herinner je je hoe je moest huilen toen je dacht je Pluchje kwijt te zijn?”
“Hou op zus,“ roept Bas weer, alsof hij gewend is geraakt om haar zo te adresseren, “ik was toen pas acht en Pluchje lag op school en ik had hem de volgende dag terug.”
“Maar mama moest eerst de school bellen en de conciërge laten zoeken totdat je gerustgesteld was toch? Wat een lawaai voor een pluche dier!” en ze lacht erg hard.
Maar de anderen lachen niet mee.
“Ooit had ik Lammetje van wie ik ontzettend veel hield,” sprak de andere meid zachtjes, “Op een dag kwam ik thuis uit school en Lammetje was weg. Mijn moeder had een opruimbui en zo is Lammetje is de kledingbak beland. Ik heb hem nooit weer gezien. Mijn moeder zei dat het goed is om dingen weg te geven en dat een ander daar plezier van kan hebben, dus ik hoop dat het zo is, want van Lammetje had ik veel plezier,” eindigt ze haar trieste verhaal.
“Arme ziel,” zei een van de dames op leeftijd, omdraaiend en turend naar dat meidje.
Bas zegt medelevend, “Ik zou Pluchje nooit kwijt willen raken.”
Zusje lacht hardop, maar de dames op leeftijd kijken haar afkeurend af. Er valt weer een stilte in de bus en ik rij voort.
Ik denk ineens aan de buurvrouw die hoog bejaard naar een zorginstelling moest verhuizen en hoeveel ze naar haar lieve poes verlangde. Van een familielid kreeg ze een knuffelpoes en toen lag ze tevreden in haar bed met het beestje op de borst, rustig te slapen. Er zit wel wat in dat wetenschappelijk onderzoek. Een knuffelbeest.
Misschien moet ik er eentje aanschaffen? Van mijn eigen jeugd heb ik niks over. Eentje redden van de kringloopwinkel? Ironisch, als ik iets terug vind van mijn eigen dochters jeugd. Dat zal mij vast betaald zetten voor mijn diverse opruimbuien.
Toevallig passeren we op dat moment een kledingbak die wordt geleegd door een truck van het Leger des Heils. Goed doel. Recycling. Een ander een plezier doen.
We rijden rustig voort.

Spinnen 2021–10-11T10:12:02+00:00 2021–10-11T10:12:02+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/3019-spinnen Greet pleksant@planet.nl

Spinnen

Gesprek met de Buurt­buschauf­feur

„bus3”“Weet u dat spinrag magnetische stoffen bezit wat de prooi aantrekt,” word ik gevraagd door een schrale jongen met grote ogen en dikke zwarte wimpers.
Ik kijk even naar zijn ernstig vragend gezichtje en zeg “Echt waar?” met een verrast gezicht, want dat ben ik wel. “Vertel eens hoe dat werkt,” vraag ik aan hem.
Opgetogen antwoord hij “Dat is pas ontdekt. Het schijnt dat als een vlieg of mug of zoiets dichtbij komt dan werkt er een magnetische kracht vanuit het spinnenweb dat het insect niet kunt weerstaan en dan is het de klos, oftewel, spinnen ontbijt,” en hij lacht erbij, terwijl hij de bus in huppelt en plaats neemt direct achter mij. Intussen heeft zijn oma voor allebei ingecheckt en haar plaats met een vermoeide zucht ingenomen.

“Het was net spinnen-tel-dag,” zegt hij enthousiast terwijl ik me voorbereid om van de halte te vertrekken. “Nationale spinnen-tel-dag, voor het negende jaar op rij,” informeert hij me verder. Zonder adem te halen vraagt hij door: “Heb jij spinnen gezien, buschauffeur?”
“Inderdaad,” lach ik terug, “ze komen nu overal te voorschijn. Laatst was er eentje die achter de achteruitkijkspiegel aan de rechterkant van deze bus was verstopt. Af en toe zag ik hem voorbij het raam vliegen, maar nog stevig vast aan zijn spinnenweb. Net een bungee jumper”
Zijn ogen worden groter. “Spinrag is erg sterk spul.” Hij hapt naar adem en zegt “Ik heb dertien spinnen in onze achtertuin geteld. Sommigen waren wel dik en groter dan de andere. Krijgen spinnen babies? Er waren veel spinnen in de heg van de buren, daar heb ik er nog twaalf geteld en in de hoek van de schuur hing nog een kleine. Er zat oude spinnenrag in de achterste hoek van de meterkast bij ons thuis, maar er waren helemaal geen spinnen daar. Mama heeft het laatst ook gestofzuigd. Jammer want spinnen vangen muggen en van muggen heb ik meer last dan van spinnen. Ik ben niet bang voor spinnen. Jij wel, buschauffeur?”
“Niet als ze op afstand blijven,” antwoord ik, “maar als ze wel dichtbij komen dan verplaats ik ze maar maak ze niet dood.”
“Goed zo!” zei de jongen ”waarom willen mensen spinnen altijd doodslaan? Die doen niemand kwaad. En vogels eten ze ook op. Vogel ontbijt.” en hij lacht over zijn eigen grap.

“Mijn poes vangt spinnen en eet ze op, net een snoepje of zo voor haar. Dat vind ik wel walgelijk!” zeg ik. Ik hoor oma slikken, zij luistert mee. Maar de pientere jongen is niet onder de indruk. Voor hij de kans krijgt verder te praten, zegt zijn oma opeens, “onze poes Mies jaagt op bijen.”
“Dat is niet vriendelijk, Oma,” zei kleinzoon, “bijen zijn bedreigd en we moeten met z´n allen goed voor ze zorgen, anders komen er geen bloemen meer in de wereld, Oma, dat hebben ze verteld op school. Op school hebben wij geen spinnen geteld al zijn er veel te zien in de heggen naast de pad. Maar bijen hebben wij niet op school. Dan zegt de juf dat bijen in een korf moeten wonen en verzorgd worden door mensen in grote witte pakken als bescherming zodat ze niet worden gestoken door boze bijen. Sommige mensen vinden bijen eng en zijn er bang voor, maar ik niet, hey Oma?”
Oma stemt in. “Jij ben nergens bang voor mij jongen,” zegt ze.

“Ik ben niet bang voor spinnen. En ik ben niet bang voor bijen, en wat nog meer, Oma? Ik ben niet bang voor dinosaurussen, ik ben wel een beetje bang in het donker, maar dan zet ik mijn nachtlampje aan en daar staat een dinosaurus op,” zegt hij opgetogen.
“En jij bent straks zeker niet bang bij de tandarts,” zegt Oma met een hoopvolle stem terwijl ze kleinzoon dichtritst en opstaat om weer verder te gaan.
“Krijg ik dan een honingsnoepje van de tandarts? Weet jij dat een bij in zijn hele leven alleen maar een halve theelepel honing maakt. Honing is goed voor me, Oma, daarom wil ik dat snoepje van de tandarts wel.”


Na hun vertrek zit mijn hoofd nog vol van zijn duizelingwekkend gesprek en ik moet nog lachen als ik verder rij. Ik krijg ook ineens trek in een honingsnoep. Dankjewel bijen!

Spinnen

Gesprek met de Buurt­buschauf­feur

„bus3”“Weet u dat spinrag magnetische stoffen bezit wat de prooi aantrekt,” word ik gevraagd door een schrale jongen met grote ogen en dikke zwarte wimpers.
Ik kijk even naar zijn ernstig vragend gezichtje en zeg “Echt waar?” met een verrast gezicht, want dat ben ik wel. “Vertel eens hoe dat werkt,” vraag ik aan hem.
Opgetogen antwoord hij “Dat is pas ontdekt. Het schijnt dat als een vlieg of mug of zoiets dichtbij komt dan werkt er een magnetische kracht vanuit het spinnenweb dat het insect niet kunt weerstaan en dan is het de klos, oftewel, spinnen ontbijt,” en hij lacht erbij, terwijl hij de bus in huppelt en plaats neemt direct achter mij. Intussen heeft zijn oma voor allebei ingecheckt en haar plaats met een vermoeide zucht ingenomen.

“Het was net spinnen-tel-dag,” zegt hij enthousiast terwijl ik me voorbereid om van de halte te vertrekken. “Nationale spinnen-tel-dag, voor het negende jaar op rij,” informeert hij me verder. Zonder adem te halen vraagt hij door: “Heb jij spinnen gezien, buschauffeur?”
“Inderdaad,” lach ik terug, “ze komen nu overal te voorschijn. Laatst was er eentje die achter de achteruitkijkspiegel aan de rechterkant van deze bus was verstopt. Af en toe zag ik hem voorbij het raam vliegen, maar nog stevig vast aan zijn spinnenweb. Net een bungee jumper”
Zijn ogen worden groter. “Spinrag is erg sterk spul.” Hij hapt naar adem en zegt “Ik heb dertien spinnen in onze achtertuin geteld. Sommigen waren wel dik en groter dan de andere. Krijgen spinnen babies? Er waren veel spinnen in de heg van de buren, daar heb ik er nog twaalf geteld en in de hoek van de schuur hing nog een kleine. Er zat oude spinnenrag in de achterste hoek van de meterkast bij ons thuis, maar er waren helemaal geen spinnen daar. Mama heeft het laatst ook gestofzuigd. Jammer want spinnen vangen muggen en van muggen heb ik meer last dan van spinnen. Ik ben niet bang voor spinnen. Jij wel, buschauffeur?”
“Niet als ze op afstand blijven,” antwoord ik, “maar als ze wel dichtbij komen dan verplaats ik ze maar maak ze niet dood.”
“Goed zo!” zei de jongen ”waarom willen mensen spinnen altijd doodslaan? Die doen niemand kwaad. En vogels eten ze ook op. Vogel ontbijt.” en hij lacht over zijn eigen grap.

“Mijn poes vangt spinnen en eet ze op, net een snoepje of zo voor haar. Dat vind ik wel walgelijk!” zeg ik. Ik hoor oma slikken, zij luistert mee. Maar de pientere jongen is niet onder de indruk. Voor hij de kans krijgt verder te praten, zegt zijn oma opeens, “onze poes Mies jaagt op bijen.”
“Dat is niet vriendelijk, Oma,” zei kleinzoon, “bijen zijn bedreigd en we moeten met z´n allen goed voor ze zorgen, anders komen er geen bloemen meer in de wereld, Oma, dat hebben ze verteld op school. Op school hebben wij geen spinnen geteld al zijn er veel te zien in de heggen naast de pad. Maar bijen hebben wij niet op school. Dan zegt de juf dat bijen in een korf moeten wonen en verzorgd worden door mensen in grote witte pakken als bescherming zodat ze niet worden gestoken door boze bijen. Sommige mensen vinden bijen eng en zijn er bang voor, maar ik niet, hey Oma?”
Oma stemt in. “Jij ben nergens bang voor mij jongen,” zegt ze.

“Ik ben niet bang voor spinnen. En ik ben niet bang voor bijen, en wat nog meer, Oma? Ik ben niet bang voor dinosaurussen, ik ben wel een beetje bang in het donker, maar dan zet ik mijn nachtlampje aan en daar staat een dinosaurus op,” zegt hij opgetogen.
“En jij bent straks zeker niet bang bij de tandarts,” zegt Oma met een hoopvolle stem terwijl ze kleinzoon dichtritst en opstaat om weer verder te gaan.
“Krijg ik dan een honingsnoepje van de tandarts? Weet jij dat een bij in zijn hele leven alleen maar een halve theelepel honing maakt. Honing is goed voor me, Oma, daarom wil ik dat snoepje van de tandarts wel.”


Na hun vertrek zit mijn hoofd nog vol van zijn duizelingwekkend gesprek en ik moet nog lachen als ik verder rij. Ik krijg ook ineens trek in een honingsnoep. Dankjewel bijen!

Drukwerk 2021–08-20T14:14:18+00:00 2021–08-20T14:14:18+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2954-drukwerk Greet pleksant@planet.nl

Drukwerk
Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus377”

“Het lijkt op een wedstrijd voor vliegeren zonder touwtjes,” zegt de dame die tegerlijkertijd probeert de bus in te stappen en door de voorruit te kijken.
“Ga jij inchecken?” vraagt de vrouw achter haar die nu op de eerste tree staat.
“Moet je kijken,” roept mevrouw 1, die blijft door de voorruit staren, “daar word ik echt boos over.”
“Kom op” roept mevrouw 2, die bijna achteruit valt terwijl ze zich naast mevrouw 1 probeert te wurmen, “wat is het?” en zij probeert ook uit de raam te gluren.
Nu ben ik benieuwd, dus ik grijp aan de stuurwiel, leun naar voren in mijn zitplaats en probeer te zien wat de aandacht zo trekt. Het is een woeste dag buiten, met veel rukwinden, die alles omver blazen. Inclusief zwerfvuil.

De twee dames gaan naast elkaar zitten. Ze zijn dus samen, vandaar dat tutoyeren. Een man met een klein meisje komt aanrennen en als ze hun plaats hebben ingenomen, begin ik met de rit.
“He, he, wat een weertje, zeg,” ademt mevrouw 2, duidelijk blij om uit de wind te zijn.
“Ja maar, moet je kijken, ik wordt er niet vrolijk van!” zegt mevrouw 1 en tikt tegen het glas, “moet je kijken. Wat een rommel allemaal.”
“Het komt door die stapel losse reclamefolders, zie je? Duidelijk een bezorger voor wie het te veel werd en die het opgegeven heeft” constateert mevrouw 2.
“Wat een rommel allemaal!” zegt mevrouw 1 en deze keer klinkt ze daadwerkelijk boos.
“Niks aan te doen,” zucht haar vriendin.
“Het zou verboden moeten worden,” zegt mevrouw 1 zonder naar een reclame voor drop te klinken.
“Hoe dan? Het reclamebedrijf is vast niet blij met bezorgers die midden op hun route de taak opgeven en alles op straat dumpen.”
“Luie werknemers zijn niet het probleem. Nee, het is al dat onnodig drukwerk waar niemand echt iets aan heeft waar ik zo boos van word,” en zij tikt weer tegen het raam terwijl ze zucht.
“Reclamefolderbezorger is geen echt werk. Het is meer bedoeld om tieners een beetje zakgeld te laten verdienen” oppert mevrouw 2.
“Die vinden vast wel iets anders, de jeugd is vindingrijk, betaal ze dan liever om de troep op te ruimen, dat zou een goed begin zijn ” moppert mevrouw 1, “tegenwoordig wordt men doodgeslagen met alle reclamebladen, van brievenbus tot posters en boekjes bij de kassa, terwijl de aanbiedingen ook in de winkels zelf te zien zijn. Al dat extra drukwerk is onnodig, geen mens die daar enige baat bij heeft.”
“Ik lees ze zelf nooit en heb een dubbel Nee sticker al jarenlang op mijn brievenbus geplakt” beweert mevrouw 2 stevig, “Digitale reclames plus radio en tv vind ik al meer dan genoeg. En als ik echt iets wil hebben, van hypotheek tot theelepel kan ik dat altijd zelf op internet opzoeken.”
“Dat is het juist,” knikt mevrouw 1 mee, “wie leest die dingen nou eigenlijk? Gedrukte reclames zijn overbodig geworden. En echt niet goed voor ons milieu. Niemand zal ze missen behalve misschien om het papier te gebruiken voor de kattebak,” en ze lacht zachtjes.
“Mensen die in die branche werkzaam zijn zullen het wel missen,” spreekt mevrouw 2 haar mening uit.
Als antwoord daarop zegt mevrouw 1, “Laten ze met digitale formatten werken, omscholen waar nodig, drukkerijen enz. Zou niet de eerste branche zijn die verouderd is en aan vervanging toe is. Nu is het tijd voor innovatie en vooruitgang waarbij het klimaat baat heeft. Bedrijven moeten moedig zijn en durven te veranderen.”
“Zou wel mooi zijn. Stel je voor hoeveel bomen en inktbronnen bespaard zouden blijven, vooral als dat wereldwijd wordt toegepast,” zegt mevrouw 2 dromerig.
“Wat ik al zei, het zou verboden moeten worden,” en ze lacht deze keer hardop.
Er wordt aan de bel getrokken; de man en het meisje willen uitstappen bij de volgende halte . Als hij naast de dames staat zegt hij ineens, “Dames, ik ben het met jullie eens. Zelf ben ik copywriter dus weet ik dat er altijd een markt zal zijn voor content en reclames. Maar u heeft gelijk. Reclamedrukwerk is overbodig geworden en het zal mooi zijn als het onmiddellijk verbannen wordt.” Hij knikt netjes en helpt het meisje bij het uitstappen.
De dames kijken elkaar verrast aan en zijn even sprakeloos.
Dan zegt mevrouw 1, “Ik ga een brief schrijven aan…” en ze twijfelt.
“Je kunt beter een email sturen,” zegt mevrouw 2 gniffelend, “minder papiergebruik toch?”
“Je hebt gelijk,” geeft mevrouw 1 toe aan haar vriendin, “maar aan wie zal ik het sturen?”
“Weet ik veel, aan de baas van de wereld misschien?” alweer gniffelend.
“Trek maar aan de bel voordat het te laat is,” roept mevrouw 1.
“Ik ben geen activist. Ik zou in gods naam niet eens weten hoe dat moet” roept mevrouw 2.
“Nee muts!” zegt mevrouw 1, “Trek aan de bel van de bus, we moeten hier uitstappen!”
Ze stappen lachend uit maar ik rij verder terwijl haar vraag nog in mijn hoofd rondspookt.
Aan wie zou ik een email kunnen sturen met een verzoek een wereldwijd verbod uit te vaardigen tegen alle gedrukte reclames?

 

Drukwerk
Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus377”

“Het lijkt op een wedstrijd voor vliegeren zonder touwtjes,” zegt de dame die tegerlijkertijd probeert de bus in te stappen en door de voorruit te kijken.
“Ga jij inchecken?” vraagt de vrouw achter haar die nu op de eerste tree staat.
“Moet je kijken,” roept mevrouw 1, die blijft door de voorruit staren, “daar word ik echt boos over.”
“Kom op” roept mevrouw 2, die bijna achteruit valt terwijl ze zich naast mevrouw 1 probeert te wurmen, “wat is het?” en zij probeert ook uit de raam te gluren.
Nu ben ik benieuwd, dus ik grijp aan de stuurwiel, leun naar voren in mijn zitplaats en probeer te zien wat de aandacht zo trekt. Het is een woeste dag buiten, met veel rukwinden, die alles omver blazen. Inclusief zwerfvuil.

De twee dames gaan naast elkaar zitten. Ze zijn dus samen, vandaar dat tutoyeren. Een man met een klein meisje komt aanrennen en als ze hun plaats hebben ingenomen, begin ik met de rit.
“He, he, wat een weertje, zeg,” ademt mevrouw 2, duidelijk blij om uit de wind te zijn.
“Ja maar, moet je kijken, ik wordt er niet vrolijk van!” zegt mevrouw 1 en tikt tegen het glas, “moet je kijken. Wat een rommel allemaal.”
“Het komt door die stapel losse reclamefolders, zie je? Duidelijk een bezorger voor wie het te veel werd en die het opgegeven heeft” constateert mevrouw 2.
“Wat een rommel allemaal!” zegt mevrouw 1 en deze keer klinkt ze daadwerkelijk boos.
“Niks aan te doen,” zucht haar vriendin.
“Het zou verboden moeten worden,” zegt mevrouw 1 zonder naar een reclame voor drop te klinken.
“Hoe dan? Het reclamebedrijf is vast niet blij met bezorgers die midden op hun route de taak opgeven en alles op straat dumpen.”
“Luie werknemers zijn niet het probleem. Nee, het is al dat onnodig drukwerk waar niemand echt iets aan heeft waar ik zo boos van word,” en zij tikt weer tegen het raam terwijl ze zucht.
“Reclamefolderbezorger is geen echt werk. Het is meer bedoeld om tieners een beetje zakgeld te laten verdienen” oppert mevrouw 2.
“Die vinden vast wel iets anders, de jeugd is vindingrijk, betaal ze dan liever om de troep op te ruimen, dat zou een goed begin zijn ” moppert mevrouw 1, “tegenwoordig wordt men doodgeslagen met alle reclamebladen, van brievenbus tot posters en boekjes bij de kassa, terwijl de aanbiedingen ook in de winkels zelf te zien zijn. Al dat extra drukwerk is onnodig, geen mens die daar enige baat bij heeft.”
“Ik lees ze zelf nooit en heb een dubbel Nee sticker al jarenlang op mijn brievenbus geplakt” beweert mevrouw 2 stevig, “Digitale reclames plus radio en tv vind ik al meer dan genoeg. En als ik echt iets wil hebben, van hypotheek tot theelepel kan ik dat altijd zelf op internet opzoeken.”
“Dat is het juist,” knikt mevrouw 1 mee, “wie leest die dingen nou eigenlijk? Gedrukte reclames zijn overbodig geworden. En echt niet goed voor ons milieu. Niemand zal ze missen behalve misschien om het papier te gebruiken voor de kattebak,” en ze lacht zachtjes.
“Mensen die in die branche werkzaam zijn zullen het wel missen,” spreekt mevrouw 2 haar mening uit.
Als antwoord daarop zegt mevrouw 1, “Laten ze met digitale formatten werken, omscholen waar nodig, drukkerijen enz. Zou niet de eerste branche zijn die verouderd is en aan vervanging toe is. Nu is het tijd voor innovatie en vooruitgang waarbij het klimaat baat heeft. Bedrijven moeten moedig zijn en durven te veranderen.”
“Zou wel mooi zijn. Stel je voor hoeveel bomen en inktbronnen bespaard zouden blijven, vooral als dat wereldwijd wordt toegepast,” zegt mevrouw 2 dromerig.
“Wat ik al zei, het zou verboden moeten worden,” en ze lacht deze keer hardop.
Er wordt aan de bel getrokken; de man en het meisje willen uitstappen bij de volgende halte . Als hij naast de dames staat zegt hij ineens, “Dames, ik ben het met jullie eens. Zelf ben ik copywriter dus weet ik dat er altijd een markt zal zijn voor content en reclames. Maar u heeft gelijk. Reclamedrukwerk is overbodig geworden en het zal mooi zijn als het onmiddellijk verbannen wordt.” Hij knikt netjes en helpt het meisje bij het uitstappen.
De dames kijken elkaar verrast aan en zijn even sprakeloos.
Dan zegt mevrouw 1, “Ik ga een brief schrijven aan…” en ze twijfelt.
“Je kunt beter een email sturen,” zegt mevrouw 2 gniffelend, “minder papiergebruik toch?”
“Je hebt gelijk,” geeft mevrouw 1 toe aan haar vriendin, “maar aan wie zal ik het sturen?”
“Weet ik veel, aan de baas van de wereld misschien?” alweer gniffelend.
“Trek maar aan de bel voordat het te laat is,” roept mevrouw 1.
“Ik ben geen activist. Ik zou in gods naam niet eens weten hoe dat moet” roept mevrouw 2.
“Nee muts!” zegt mevrouw 1, “Trek aan de bel van de bus, we moeten hier uitstappen!”
Ze stappen lachend uit maar ik rij verder terwijl haar vraag nog in mijn hoofd rondspookt.
Aan wie zou ik een email kunnen sturen met een verzoek een wereldwijd verbod uit te vaardigen tegen alle gedrukte reclames?

 

Bandenspanning 2021–05-08T17:14:11+00:00 2021–05-08T17:14:11+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2880-bandenspanning Greet pleksant@planet.nl

Bandenspanning

Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus177”

“Hello,” roept de meneer als ik de deur openmaak. “Wat ben ik blij dat u nog rijdt.”
“Goede middag,” roep ik vrolijk,”Onze dienst was inderdaad getroffen door de Coronaregelingen maar we rijden weer al is het nog niet met een volle bak.”
“Het is een lange tijd geleden dat ik gebruik maakte van de buurtbus, volgt u nog dezelfde route?”
“Zeker weten,” knik ik, “geen enkele afwijking,” en dan vraag ik daarbij,”Waar moet u naar toe?”
“Bijna tot het eindhalte,” zegt hij, “de garage daar vlakbij. Dan kan ik mijn auto ophalen.”

Mijnheer checkt in en neemt plaats. Hij zit direct achter mij en ik start de rit. Hij is de enige passagier.
Dus als hij begint te brommen weet ik dat hij het tegen mij heeft.
“Belachelijk!” zegt hij.
“Sorry mijnheer, is er een probleem?” vraag ik geschrokken.
“Dat kan u wel zeggen,” zegt hij, gevolgd door, “Ik heb een lekband. Of eigenlijk heeft mijn auto dat,” en hij zucht diep.
“Had u geen reserveband bij u dan?” zeg ik denkend aan wielmoeren en krukken.
“Nee,” zegt meneer, “dat is het niet. Het is een van die vulbanden, weet u? Dat met een goedje gevuld kan worden? Maar daarvoor moet ik wel naar de garage want dat kan ik zelf niet.”
“Ja die ken ik,” zeg ik bevestigend, “dan hoeft u geen extra band mee te nemen. Het maakt ruimte vrij, vooral in kleinere auto´s.”
“Maar dit is de derde keer in anderhalf jaar dat dit mij is overkomen!” en ik hoor duidelijk de irritatie in zijn stemverheffing.
“Gelukkig hebt u maar vier banden dan,” flap ik er uit, luchthartig over zijn pech, maar meneer wordt er niet vrolijker van.
“Het is niet grappig,” snauwt hij, “is één keer niet al meer dan genoeg?” hij zucht diep en ik hoop dat hij tot tien aan het tellen is, maar nee, daar begint hij weer.
“Het komt door schroeven en zulke harde en scherpe voorwerpen op het wegdek. Drie keer is nu een gemeen harde en scherpe schroef of klinknagel tot diep in het rubber van mijn band geprikt! Het is gewoon gevaarlijk op de weg! Niet te spreken van de irritatie van verspilde tijd en het geld dat het allemaal kost. Vandaag had ik een belangrijke afspraak en dan ineens kon ik mijn auto niet veilig gebruiken. In plaats daarvan werd dat voorzichtig rijden naar de garage en even snel rond bellen naar alternatief vervoer. En dat dan allemaal door een losse schroef veroorzaakt!”
Gelukkig sta ik voor een rood licht dus ik kan hem even in de achteruitspiegel bestuderen, hopend dat hij zelf geen losse schroeven heeft. Even omdraaiend zeg ik met medeleven,”Wat erg zeg!”
“Stel nou, dat het kan leiden tot een klapband op de snelweg. Gewoon gevaarlijk!” zegt hij nog eens en kijkt nors uit het raam.
Voorzichtig vraag ik, “Maar hoe komt dat dan?”
“Ik zou het niet weten! Bouwvakkers die hun spul laten slingeren. Grofvuil stortplaatsen die niet goed geveegd worden. Spul dat van vrachtwagens los raakt. Onvoorzichtige medewerkers van verhuisbedrijven. Er waren ondernemers bezig in de buurt laatst, straten open gebroken en zo.
Maar er is niemand die de verantwoordelijkheid voor dit soort schade neemt terwijl we ons allemaal blauw moeten betalen aan belastingen voor wegen en afval en zo!”
“Niks aan te doen dan?” vraag ik even tussen zijn adempauze door.
“Gewoon kak en betalen”, mompelt hij binnensmonds, “daar heb je automobilisten voor, toch!”

Ik zet de radio even wat harder en we rijden door. Er zijn geen andere passagiers bij de gepasseerde haltes geweest. Ineens over de radio komt er een reclame voor autoruitschade. Ik hoor meneer achter mij even diep inademen. Ik hou die van mij even vast.
Maar hij staat alleen op om bij de volgende halte uit te stappen. We zijn er veilig aangekomen.
Gelukkig!


Bandenspanning

Gesprek met een buurtbuschauffeur

„bus177”

“Hello,” roept de meneer als ik de deur openmaak. “Wat ben ik blij dat u nog rijdt.”
“Goede middag,” roep ik vrolijk,”Onze dienst was inderdaad getroffen door de Coronaregelingen maar we rijden weer al is het nog niet met een volle bak.”
“Het is een lange tijd geleden dat ik gebruik maakte van de buurtbus, volgt u nog dezelfde route?”
“Zeker weten,” knik ik, “geen enkele afwijking,” en dan vraag ik daarbij,”Waar moet u naar toe?”
“Bijna tot het eindhalte,” zegt hij, “de garage daar vlakbij. Dan kan ik mijn auto ophalen.”

Mijnheer checkt in en neemt plaats. Hij zit direct achter mij en ik start de rit. Hij is de enige passagier.
Dus als hij begint te brommen weet ik dat hij het tegen mij heeft.
“Belachelijk!” zegt hij.
“Sorry mijnheer, is er een probleem?” vraag ik geschrokken.
“Dat kan u wel zeggen,” zegt hij, gevolgd door, “Ik heb een lekband. Of eigenlijk heeft mijn auto dat,” en hij zucht diep.
“Had u geen reserveband bij u dan?” zeg ik denkend aan wielmoeren en krukken.
“Nee,” zegt meneer, “dat is het niet. Het is een van die vulbanden, weet u? Dat met een goedje gevuld kan worden? Maar daarvoor moet ik wel naar de garage want dat kan ik zelf niet.”
“Ja die ken ik,” zeg ik bevestigend, “dan hoeft u geen extra band mee te nemen. Het maakt ruimte vrij, vooral in kleinere auto´s.”
“Maar dit is de derde keer in anderhalf jaar dat dit mij is overkomen!” en ik hoor duidelijk de irritatie in zijn stemverheffing.
“Gelukkig hebt u maar vier banden dan,” flap ik er uit, luchthartig over zijn pech, maar meneer wordt er niet vrolijker van.
“Het is niet grappig,” snauwt hij, “is één keer niet al meer dan genoeg?” hij zucht diep en ik hoop dat hij tot tien aan het tellen is, maar nee, daar begint hij weer.
“Het komt door schroeven en zulke harde en scherpe voorwerpen op het wegdek. Drie keer is nu een gemeen harde en scherpe schroef of klinknagel tot diep in het rubber van mijn band geprikt! Het is gewoon gevaarlijk op de weg! Niet te spreken van de irritatie van verspilde tijd en het geld dat het allemaal kost. Vandaag had ik een belangrijke afspraak en dan ineens kon ik mijn auto niet veilig gebruiken. In plaats daarvan werd dat voorzichtig rijden naar de garage en even snel rond bellen naar alternatief vervoer. En dat dan allemaal door een losse schroef veroorzaakt!”
Gelukkig sta ik voor een rood licht dus ik kan hem even in de achteruitspiegel bestuderen, hopend dat hij zelf geen losse schroeven heeft. Even omdraaiend zeg ik met medeleven,”Wat erg zeg!”
“Stel nou, dat het kan leiden tot een klapband op de snelweg. Gewoon gevaarlijk!” zegt hij nog eens en kijkt nors uit het raam.
Voorzichtig vraag ik, “Maar hoe komt dat dan?”
“Ik zou het niet weten! Bouwvakkers die hun spul laten slingeren. Grofvuil stortplaatsen die niet goed geveegd worden. Spul dat van vrachtwagens los raakt. Onvoorzichtige medewerkers van verhuisbedrijven. Er waren ondernemers bezig in de buurt laatst, straten open gebroken en zo.
Maar er is niemand die de verantwoordelijkheid voor dit soort schade neemt terwijl we ons allemaal blauw moeten betalen aan belastingen voor wegen en afval en zo!”
“Niks aan te doen dan?” vraag ik even tussen zijn adempauze door.
“Gewoon kak en betalen”, mompelt hij binnensmonds, “daar heb je automobilisten voor, toch!”

Ik zet de radio even wat harder en we rijden door. Er zijn geen andere passagiers bij de gepasseerde haltes geweest. Ineens over de radio komt er een reclame voor autoruitschade. Ik hoor meneer achter mij even diep inademen. Ik hou die van mij even vast.
Maar hij staat alleen op om bij de volgende halte uit te stappen. We zijn er veilig aangekomen.
Gelukkig!


Boodschappen 2020–02-15T09:01:26+00:00 2020–02-15T09:01:26+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2571-boodschappen Greet pleksant@planet.nl

Boodschappen
Gesprek met de Buurtbuschauffeur
„bus177”
Druipnat stappen ze moeizaam de bus in. Het plenst alweer. Een van die dagen waarbij alle weertjes voorbij komen, van hagel tot miezerig, en dan weer velle zonneschijn. Alles schittert alsof het net gewassen is. Een zachte winter is het geweest en vandaag is het lenteachtig. De krokussen en narcissen zijn al geprikkeld en het zou niet lang meer duren voordat ze hun volle glorie langs de wegen laten zien. Kort maar prachtig.
Het oude stel zit op hun gemak en ik rij verder.
„Wat een gedoe met die boeren van laatst, hé,” zegt mevrouw.
Meneer schudt met zijn hoofd en zegt: „Al die tractoren die rondrijden op de snelwegen.” 
„Dat heeft zeker voor overlast gezorgd,” vraagt mevrouw aan mij.
„Nou toevallig had ik die ene ochtend wel de vroege dienst en ja, het verkeer was zeker daardoor ontregeld, ” knik ik mee en zeg: „Ik deed er een uur over om langs dat korte stuk weg van de route, richting snelweg. Alles zat vast. Mensen waren niet blij. Niet echt een sympathieke actie. Een man had zelfs een sollicitatiegesprek daardoor moeten missen. Hij was erg ontevreden.”
Mijn felle reactie heeft blijkbaar de aandacht van een man achterin de bus gewekt, want ineens zegt hij, „Ontbijt aan de premier brengen was ook zo’n raar idee. Vooral als u beseft dat het grootste deel van onze eetwaren vanuit het buitenland komt, tenminste van binnen de EU. Daar hebben ze meer ruimte en zon voor landbouw zonder te veel schade aan de omgeving. Nederland is te klein geworden.”
De meneer van het echtpaar voegt daarbij, „Al de overvolle stallen die regelmatig in vlammen opgaan is schandalig. Al dat onnodige dierenleed.
„Alleen omdat we dagelijks de mogelijkheid moeten hebben om spek en eieren op ons bord te hebben,” zegt zijn vrouw.
„Of weggooien of verspillen,” zegt een vrouw van middelbare leeftijd. „Vlees is te goedkoop geworden, een overvloed, door alle supermarkten met hun kilo knallers.”
Ik zie passagiers met haar meeknikken.
„Toen ik jong was,” begint de oude vrouw van het echtpaar, „was vlees gewoon ontzettend duur. Een klapstuk op zondag en de kliekjes nog voor in de week. Er moest altijd wat over blijven. Porties waren meer bescheiden.”
Haar trouwe partner doet mee, „Bij ons moest een rookworst in achten gedeeld worden. Met de kleinste stukjes naar de jongsten en het grootste naar vader, want die moest werken.”
„Nederland is klein,” beweert de jongeman van achterin, „Het is net zo groot als de stad Moskou. Dat is wel groot voor een stad maar klein voor een heel land. Met ongeveer hetzelfde aantal bewoners. Die moeten ook allemaal hun dagelijkse maaltijd hebben en dat wordt in de open vlaktes geproduceerd.”
„Als er iets aan het klimaat moet veranderen dan moet iemand moedig genoeg zijn om de stappen daadwerkelijk te zetten,” zegt de middelbare vrouw.
„De supermarkten zouden ons kunnen leiden naar veranderingen in ons eetpatroon,” zegt de oudere mevrouw, „en dat gebeurt langzaam wel, met al de keurmerken en verrassende vegetarische producten van tegenwoordig.”
De middelbare vrouw zegt: „Wat zou het mooi zijn als alle boeren hun akkers volledig aan de natuur  over zouden laten. Vol onkruid en wilde bebossingen waar bijen en insecten dol op zijn. Een ander soort oogst. Honing en natuurproducten, zalfjes van inheemse planten gemaakt. Een soort groot park van heel Nederland maken met de steden en dorpen  er tussenin.” En ze zucht vol verlangen.
„Maar wat met al onze bloementeelt, en onze kazen?” vraagt de oude heer verontwaardigd.
„Dat zou nog kunnen, maar in meer bescheiden mate misschien. Exclusief maken. Daarbij zouden we onze plantenkassen kunnen uitbreiden en beter op vervuiling controleren, ” zegt meneer achterin.
„Ja” lacht het oude paar,„dan hebben de boeren nog meer tijd om rond te rijden in hun tractoren.”
We zijn bij de halte van het winkelcentrum aangekomen en iedereen stapt vrolijk uit met boodschappentassen onder de arm. De eeuwige vraag blijft hangen, „Wat eten we vanavond?”  

 

Boodschappen
Gesprek met de Buurtbuschauffeur
„bus177”
Druipnat stappen ze moeizaam de bus in. Het plenst alweer. Een van die dagen waarbij alle weertjes voorbij komen, van hagel tot miezerig, en dan weer velle zonneschijn. Alles schittert alsof het net gewassen is. Een zachte winter is het geweest en vandaag is het lenteachtig. De krokussen en narcissen zijn al geprikkeld en het zou niet lang meer duren voordat ze hun volle glorie langs de wegen laten zien. Kort maar prachtig.
Het oude stel zit op hun gemak en ik rij verder.
„Wat een gedoe met die boeren van laatst, hé,” zegt mevrouw.
Meneer schudt met zijn hoofd en zegt: „Al die tractoren die rondrijden op de snelwegen.” 
„Dat heeft zeker voor overlast gezorgd,” vraagt mevrouw aan mij.
„Nou toevallig had ik die ene ochtend wel de vroege dienst en ja, het verkeer was zeker daardoor ontregeld, ” knik ik mee en zeg: „Ik deed er een uur over om langs dat korte stuk weg van de route, richting snelweg. Alles zat vast. Mensen waren niet blij. Niet echt een sympathieke actie. Een man had zelfs een sollicitatiegesprek daardoor moeten missen. Hij was erg ontevreden.”
Mijn felle reactie heeft blijkbaar de aandacht van een man achterin de bus gewekt, want ineens zegt hij, „Ontbijt aan de premier brengen was ook zo’n raar idee. Vooral als u beseft dat het grootste deel van onze eetwaren vanuit het buitenland komt, tenminste van binnen de EU. Daar hebben ze meer ruimte en zon voor landbouw zonder te veel schade aan de omgeving. Nederland is te klein geworden.”
De meneer van het echtpaar voegt daarbij, „Al de overvolle stallen die regelmatig in vlammen opgaan is schandalig. Al dat onnodige dierenleed.
„Alleen omdat we dagelijks de mogelijkheid moeten hebben om spek en eieren op ons bord te hebben,” zegt zijn vrouw.
„Of weggooien of verspillen,” zegt een vrouw van middelbare leeftijd. „Vlees is te goedkoop geworden, een overvloed, door alle supermarkten met hun kilo knallers.”
Ik zie passagiers met haar meeknikken.
„Toen ik jong was,” begint de oude vrouw van het echtpaar, „was vlees gewoon ontzettend duur. Een klapstuk op zondag en de kliekjes nog voor in de week. Er moest altijd wat over blijven. Porties waren meer bescheiden.”
Haar trouwe partner doet mee, „Bij ons moest een rookworst in achten gedeeld worden. Met de kleinste stukjes naar de jongsten en het grootste naar vader, want die moest werken.”
„Nederland is klein,” beweert de jongeman van achterin, „Het is net zo groot als de stad Moskou. Dat is wel groot voor een stad maar klein voor een heel land. Met ongeveer hetzelfde aantal bewoners. Die moeten ook allemaal hun dagelijkse maaltijd hebben en dat wordt in de open vlaktes geproduceerd.”
„Als er iets aan het klimaat moet veranderen dan moet iemand moedig genoeg zijn om de stappen daadwerkelijk te zetten,” zegt de middelbare vrouw.
„De supermarkten zouden ons kunnen leiden naar veranderingen in ons eetpatroon,” zegt de oudere mevrouw, „en dat gebeurt langzaam wel, met al de keurmerken en verrassende vegetarische producten van tegenwoordig.”
De middelbare vrouw zegt: „Wat zou het mooi zijn als alle boeren hun akkers volledig aan de natuur  over zouden laten. Vol onkruid en wilde bebossingen waar bijen en insecten dol op zijn. Een ander soort oogst. Honing en natuurproducten, zalfjes van inheemse planten gemaakt. Een soort groot park van heel Nederland maken met de steden en dorpen  er tussenin.” En ze zucht vol verlangen.
„Maar wat met al onze bloementeelt, en onze kazen?” vraagt de oude heer verontwaardigd.
„Dat zou nog kunnen, maar in meer bescheiden mate misschien. Exclusief maken. Daarbij zouden we onze plantenkassen kunnen uitbreiden en beter op vervuiling controleren, ” zegt meneer achterin.
„Ja” lacht het oude paar,„dan hebben de boeren nog meer tijd om rond te rijden in hun tractoren.”
We zijn bij de halte van het winkelcentrum aangekomen en iedereen stapt vrolijk uit met boodschappentassen onder de arm. De eeuwige vraag blijft hangen, „Wat eten we vanavond?”  

 

Warme chocolade 2020–02-15T08:47:36+00:00 2020–02-15T08:47:36+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2570-warme-chocolade Greet pleksant@planet.nl

Warme chocolade
Gesprek met de buurtbuschauffeur

„bus177”
„Dat was zo smerig,” roept een jonge dame giechelend tegen haar vriendin.
Ik spits mijn oren meteen. Al is dat niet nodig, want ze sprak dat woord ‚smerig’ behoorlijk hard uit en met overvloedige afkeer.
Haar vriendin, naast haar en direct achter me, doet mee.
„Smerig!” roept ze na, maar lacht erbij.
Of liever ‚giechelt’, want dat doen meisjes van bepaalde leeftijd.
De eerste moet ook nu giechelen en zegt daarbij: „Dat gaan we nooit meer bestellen!”
De andere roept: „Nooit! Gewoon smerig was het!”
En dan krijgen ze allebei de slappe lach.
„Ik dacht dat wij echte warme chocomel zouden krijgen.”
„Met een wolkje slagroom bovenop.”
„Zoals gewoon. Echt niet normaal.”
„Zo’n bak lauwe melk met een zakje korrels daarbij.”
„En die smelten niet eens goed.”
„Ja, bah, smerig was het.”
Giechel, giechel en ik weet niet eens meer wie wat heeft gezegd, maar die twee waren het duidelijk eens met elkaar. Ik moet toegeven, ik ben het ook met ze eens. Het is mij ook eens overkomen dat ik warme chocolade bestelde en er zo’n zak met bak werd geleverd terwijl ik dat dubbel overheerlijke oer-Hollandse zoete en smeuïge drankje had verwacht.
Het blijkt een recente trend in de vele coffeezaken die tegenwoordig overal te vinden zijn. Ik begrijp dat het makkelijker is voor de café-ondernemer met het bijhouden van de voorraad en misschien is het even minder verspilling, maar smerig is het wel. In vergelijking met de goede ouwe uit het pak.
Het meisje achter me zegt: „Ja, jammer, volgende keer duidelijk vragen of ze de echte hebben, anders nemen wij maar thee.”
„Of cappuccino.”
„Ja, dat is niet zo sterk maar dan ook niet zo slap als dat lauwe bakje met korrels.”
Lachend stappen ze de bus uit. Ik rij verder maar ineens krijg ik ontzettende trek in een echte warme chocomel.


Warme chocolade
Gesprek met de buurtbuschauffeur

„bus177”
„Dat was zo smerig,” roept een jonge dame giechelend tegen haar vriendin.
Ik spits mijn oren meteen. Al is dat niet nodig, want ze sprak dat woord ‚smerig’ behoorlijk hard uit en met overvloedige afkeer.
Haar vriendin, naast haar en direct achter me, doet mee.
„Smerig!” roept ze na, maar lacht erbij.
Of liever ‚giechelt’, want dat doen meisjes van bepaalde leeftijd.
De eerste moet ook nu giechelen en zegt daarbij: „Dat gaan we nooit meer bestellen!”
De andere roept: „Nooit! Gewoon smerig was het!”
En dan krijgen ze allebei de slappe lach.
„Ik dacht dat wij echte warme chocomel zouden krijgen.”
„Met een wolkje slagroom bovenop.”
„Zoals gewoon. Echt niet normaal.”
„Zo’n bak lauwe melk met een zakje korrels daarbij.”
„En die smelten niet eens goed.”
„Ja, bah, smerig was het.”
Giechel, giechel en ik weet niet eens meer wie wat heeft gezegd, maar die twee waren het duidelijk eens met elkaar. Ik moet toegeven, ik ben het ook met ze eens. Het is mij ook eens overkomen dat ik warme chocolade bestelde en er zo’n zak met bak werd geleverd terwijl ik dat dubbel overheerlijke oer-Hollandse zoete en smeuïge drankje had verwacht.
Het blijkt een recente trend in de vele coffeezaken die tegenwoordig overal te vinden zijn. Ik begrijp dat het makkelijker is voor de café-ondernemer met het bijhouden van de voorraad en misschien is het even minder verspilling, maar smerig is het wel. In vergelijking met de goede ouwe uit het pak.
Het meisje achter me zegt: „Ja, jammer, volgende keer duidelijk vragen of ze de echte hebben, anders nemen wij maar thee.”
„Of cappuccino.”
„Ja, dat is niet zo sterk maar dan ook niet zo slap als dat lauwe bakje met korrels.”
Lachend stappen ze de bus uit. Ik rij verder maar ineens krijg ik ontzettende trek in een echte warme chocomel.


Mode 2020–02-14T08:51:29+00:00 2020–02-14T08:51:29+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2568-mode Greet pleksant@planet.nl

Mode

Gesprek met de buurtbuschauffeur
„bus177”

„Draagt die man een korte broek over zijn lange broek?” vraagt een dame van hogere leeftijd, door haar pince-nez bril starend naar een jonge man die haastig richting station loopt.

„Goede middag mevrouw,” zeg ik beleefd, even een knik richting in-check automaat gevend.

Maar ze blijft staren naar de jongeman die inmiddels de trap heeft bereikt en met zijn ‚twee-broek klederij’ naar boven begint te verdwijnen. Ze schudt haar hoofd en ik knikt, alweer richting in-check automaat. Gelukkig staat niemand achter haar in de rij wachtend op instappen. Langzaam richt ze haar aandacht op haar hand, ziet haar chipkaart en herinnert zich om in te checken. Aha. Voorzichtig neemt ze plaats. Voorin. Waar ze duidelijk van plan is, nog iets te zeggen. „Is dat mode tegenwoordig?” vraagt ze direct aan mij, al zitten er nog andere passagiers in onze kleine knusse buurtbus.

„Blijkt recente trend onder jonge mannen en het is gewoon een broek, geloof ik, maar het lijkt wel of het er twee zijn” knik ik en voor dat ik verder iets zeg, start ik de bus en rijden we het station uit.

„Nou, ” begint ze en ik haal even adem, „Ik vind het zo mooi tegenwoordig, al de mooie stijlen en kleuren. Het verfrist het straatbeeld, vindt u niet?” en ik adem gerust weer uit.

„Ja, eigenlijk, is dat zo!” zeg ik met een brede glimlach.

„Toen ik een jonge meid was, moest iedereen zich zo stug aankleden. Correct. De mannen vooral hadden weinig keus in hoe ze zich mochten kleden” en ze zit nu keurig in haar riem.

„De vrolijke schoenen van nu vind ik zo prachtig,” deel ik mee, „alle kleuren van de regenboog plus” terwijl ik tegelijkertijd net iemand met vel roze exemplaren voorbij zie lopen.

„De bloemetjes en print schoenen voor heren zijn echt beeldschoon, ” zegt ze,„ik zou zelf zo’n comfortabele en goed uitziende schoen ook aan trekken.”

„Dat mag ook tegenwoordig,” zeg ik meeknikkend.

„Probleem is dat mannen zulke grote voeten hebben,„zegt ze en ze lacht met een rinkelend geluidje, kijkend naar haar eigen tengere pootjes gehuld in smaakvolle zacht leren schoenen.

„Als meisje mocht ik geen broek dragen. Dat was niet voor vrouwen, haha en dat was nog niet zo lang geleden. En in de jaren vijftig moest een vrouw er keurig uitzien. Jackie Onassis’ hoofddoekjes waren overal te zien en een verplichte hoed om naar de kerk te gaan op zondagen. Maar in de oorlogsjaren was je gewoon blij als je wat aan te trekken had. Ook al was het een versleten jas of hemd. Onderbroek zelfs. Maten maakte niets uit. Men droeg wat men kon vinden, maken of herstellen. Zelf genaaide kleding kwam toen erg goed van pas” en ze zucht zachtjes, denkend aan hoe zwaar het was, vooral voor haar ouders tijdens haar vroege jeugdjaren.

„Gelukkig mogen we, in dit nieuwe millennium, vooral als eerste wereldbewoners onze vrijheid vieren door ons uit te drukken in onze eigen persoonlijke stijl,” zegt onverwachts een jonge medepassagier meeluisterend met ons gesprek.

Mevrouw en ik knikken allebei spontaan. We kijken hem aan. Hij zit achterin, gehuld in gescheurde zwarte kleding. Met als versiering, oortjes, oorbellen en piercings bungelend aan zijn gezicht, dat iets zachtaardigs heeft, mede door de zachte lijnen van zijn getatoeëerde wangen.

Tattoo’s zijn ooit de versiering van de armen geweest, al zijn ze duur om te laten zetten, omdat men er niet van beroofd kon worden, denk ik even, maar zeg niks.

Een keurig geklede man die midden in de bus zit, zegt ineens, „Persoonlijk vind ik dat de gender-blurring in mode een grote opluchting voor mij persoonlijke mogelijkheden is, namelijk omdat ik ook als vrouw gekleed, me gerust door de straten mag begeven zonder dat iemand er poespas over zou maken. Ik hou ook wel van zo’n goed zittend rokje.”

„Gelukkig hoeft niemand die Zaanse kledij nog dagelijks aan. Stel je voor, om je tegenwoordig dagelijks zo te moeten aankleden. Eens af en toe, vooral voor toeristen, is wel leuk en grappig, maar om iedere dag hetzelfde, net als iedere andere keurige burger aan te moeten, was weleens niet makkelijk. Het zou zeker de mogelijkheden tot vrij bewegen erg beperken” merkt een vrouw van middelbare leeftijd op, haar leesbril automatisch omhoog duwend als zij haar hoofd van haar modetijdschrift optilt.

„Leve de mode!” roept de dame wiens commentaar deze discussie op gang bracht. Ze stapt vrolijk uit en de andere passagiers zwaaien haar na.


Mode

Gesprek met de buurtbuschauffeur
„bus177”

„Draagt die man een korte broek over zijn lange broek?” vraagt een dame van hogere leeftijd, door haar pince-nez bril starend naar een jonge man die haastig richting station loopt.

„Goede middag mevrouw,” zeg ik beleefd, even een knik richting in-check automaat gevend.

Maar ze blijft staren naar de jongeman die inmiddels de trap heeft bereikt en met zijn ‚twee-broek klederij’ naar boven begint te verdwijnen. Ze schudt haar hoofd en ik knikt, alweer richting in-check automaat. Gelukkig staat niemand achter haar in de rij wachtend op instappen. Langzaam richt ze haar aandacht op haar hand, ziet haar chipkaart en herinnert zich om in te checken. Aha. Voorzichtig neemt ze plaats. Voorin. Waar ze duidelijk van plan is, nog iets te zeggen. „Is dat mode tegenwoordig?” vraagt ze direct aan mij, al zitten er nog andere passagiers in onze kleine knusse buurtbus.

„Blijkt recente trend onder jonge mannen en het is gewoon een broek, geloof ik, maar het lijkt wel of het er twee zijn” knik ik en voor dat ik verder iets zeg, start ik de bus en rijden we het station uit.

„Nou, ” begint ze en ik haal even adem, „Ik vind het zo mooi tegenwoordig, al de mooie stijlen en kleuren. Het verfrist het straatbeeld, vindt u niet?” en ik adem gerust weer uit.

„Ja, eigenlijk, is dat zo!” zeg ik met een brede glimlach.

„Toen ik een jonge meid was, moest iedereen zich zo stug aankleden. Correct. De mannen vooral hadden weinig keus in hoe ze zich mochten kleden” en ze zit nu keurig in haar riem.

„De vrolijke schoenen van nu vind ik zo prachtig,” deel ik mee, „alle kleuren van de regenboog plus” terwijl ik tegelijkertijd net iemand met vel roze exemplaren voorbij zie lopen.

„De bloemetjes en print schoenen voor heren zijn echt beeldschoon, ” zegt ze,„ik zou zelf zo’n comfortabele en goed uitziende schoen ook aan trekken.”

„Dat mag ook tegenwoordig,” zeg ik meeknikkend.

„Probleem is dat mannen zulke grote voeten hebben,„zegt ze en ze lacht met een rinkelend geluidje, kijkend naar haar eigen tengere pootjes gehuld in smaakvolle zacht leren schoenen.

„Als meisje mocht ik geen broek dragen. Dat was niet voor vrouwen, haha en dat was nog niet zo lang geleden. En in de jaren vijftig moest een vrouw er keurig uitzien. Jackie Onassis’ hoofddoekjes waren overal te zien en een verplichte hoed om naar de kerk te gaan op zondagen. Maar in de oorlogsjaren was je gewoon blij als je wat aan te trekken had. Ook al was het een versleten jas of hemd. Onderbroek zelfs. Maten maakte niets uit. Men droeg wat men kon vinden, maken of herstellen. Zelf genaaide kleding kwam toen erg goed van pas” en ze zucht zachtjes, denkend aan hoe zwaar het was, vooral voor haar ouders tijdens haar vroege jeugdjaren.

„Gelukkig mogen we, in dit nieuwe millennium, vooral als eerste wereldbewoners onze vrijheid vieren door ons uit te drukken in onze eigen persoonlijke stijl,” zegt onverwachts een jonge medepassagier meeluisterend met ons gesprek.

Mevrouw en ik knikken allebei spontaan. We kijken hem aan. Hij zit achterin, gehuld in gescheurde zwarte kleding. Met als versiering, oortjes, oorbellen en piercings bungelend aan zijn gezicht, dat iets zachtaardigs heeft, mede door de zachte lijnen van zijn getatoeëerde wangen.

Tattoo’s zijn ooit de versiering van de armen geweest, al zijn ze duur om te laten zetten, omdat men er niet van beroofd kon worden, denk ik even, maar zeg niks.

Een keurig geklede man die midden in de bus zit, zegt ineens, „Persoonlijk vind ik dat de gender-blurring in mode een grote opluchting voor mij persoonlijke mogelijkheden is, namelijk omdat ik ook als vrouw gekleed, me gerust door de straten mag begeven zonder dat iemand er poespas over zou maken. Ik hou ook wel van zo’n goed zittend rokje.”

„Gelukkig hoeft niemand die Zaanse kledij nog dagelijks aan. Stel je voor, om je tegenwoordig dagelijks zo te moeten aankleden. Eens af en toe, vooral voor toeristen, is wel leuk en grappig, maar om iedere dag hetzelfde, net als iedere andere keurige burger aan te moeten, was weleens niet makkelijk. Het zou zeker de mogelijkheden tot vrij bewegen erg beperken” merkt een vrouw van middelbare leeftijd op, haar leesbril automatisch omhoog duwend als zij haar hoofd van haar modetijdschrift optilt.

„Leve de mode!” roept de dame wiens commentaar deze discussie op gang bracht. Ze stapt vrolijk uit en de andere passagiers zwaaien haar na.


Ballonnen 2019–02-09T16:37:17+00:00 2019–02-09T16:37:17+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2073-ballonnen Greet pleksant@planet.nl

Ballonnen

Gesprek met de Buurtbuschauffeur
 
„bus177”
 
„Oh nee, hé, moet je kijken!” roept een opgewekte dame die achter mij zit, „zoveel! Er moeten honderden van zijn! Wat een rommel, allemaal”.
 „Huh?” zei ik, opgeschrikt uit mijn eigen gedachten, gevolgd onbeleefd met „Wat? Waar? Huh?”.
„Die ballonnen daar!„roept ze alsnog opgewekt.
„Is dat rommel dan?„zei ik vragend, want ik zie zo’n bos blauwe en witte ballonnen vastgebonden aan een lantaarnpaal.
„Moet je kijken”, roept ze verder, „Daar is nog zo’n tros ballonnen en daar ook nog.”
En dan zie ik het. Er zijn vele lantaarnpalen waar zo’n vrolijke versiering is opgehangen.
„Het moet een groot feest zijn,” merk ik op.
„Hoe dan ook, het is onnodige vervuiling” zei ze onvermurwbaar.
„Het doet geen kwaad, of wel?” zei ik voorzichtig.
„Zou je denken, hé, maar nee, het zijn vreselijke vervuilers, ballonnen. Als de mensen die deze hebben opgehangen, met hetzelfde enthousiasme na het feest ze allemaal zouden opruimen, had ik minder bezwaar. Maar die lelijke dingen hangen daar wekenlang daarna nog en eindigen als zwerfvuil van het ergste soort.” Nu is ze opgewekt dus ik zeg maar niks terwijl zij onverminderd door gaat met: „En dan eten de vogels en andere dieren ervan en stikken erin en sterven. Walgelijk gewoon!” ze hapt adem en zegt, „dat komt door de kleuren. Dieren denken dat het planten zijn of fruit. Bloemetjes of zo. Een dodelijke vergissing want dat blijft steken in hun strot en dan gaan ze langzaam een pijnlijke dood tegemoet.”
Ik luister en huiver. „Ja, eigenlijk heb ik daarover gehoord. U heeft gelijk, mevrouw” antwoord ik beleefd, maar dan vraag ik mezelf hardop af, „Waarom vinden mensen die dingen zo aantrekkelijk?”
„Weet ik veel,” zei ze geïrriteerd door mijn opmerking, „Waar het om gaat is dat die dingen gewoon verbannen moeten worden. Helemaal!”
„Nou dat is streng! Hoe zou u dat kunnen bereiken? Mensen gebruiken ballonnen als versiering bij allerlei gebeurtenissen, van herdenkingen en optochten tot vrolijke verjaardagsfeesten. Winkels zijn er dol op omdat kinderen ballonnen niet kunnen weerstaan. Het is een uiting van gevoelens, letterlijk en figuurlijk want ze houden ook uw adem even vast,” zei ik dromerig.
„En tot welke prijs voor de vogels dan?”, zei ze droevig, „het is niet alsof ze altijd hebben bestaan, ze waren eerst alleen in gebruik door weerstations, maar sinds de mens heeft besloten ze als pretartikel te gebruiken is het helemaal misgegaan. Er zijn andere manieren om een feest te bouwen. Bellen blazen bijvoorbeeld.”
„Ik hou van bellen blazen,„zei ik meteen vrolijk, „ik was laatst bij een feest in een park, en daar waren mensen die met twee stokjes en een beetje touw ongelooflijk grote bellen konden maken. Echt prachtig hoe ze een vorm aannemen, al is het maar voor even.”
„Juist, dat bedoel ik nou,” en ze glimlacht, „bloemen of vlaggetjes van oude stof of herbruikbaar materiaal, zijn ook erg mooi. Met een beetje creatief handwerk, frutselen, papier-maché, kunnen er ook nieuwe dingen ontstaan. Ballonnen moeten uit de smaak vallen. Om die te verbieden vraagt moed van de politiek. Maar het kan wel, want het is al gebeurd bij een aantal gemeenten in Nederland waar bij grote evenementen en zo, ballonnen niet meer gebruikt of losgelaten mogen worden.”
„Echt? Dat wist ik niet. Wat goed. En de mensen houden er zich aan?” zei ik benieuwd.
 „Tot nu toe kunnen ze dat alleen in openbare gebieden beperken. Het is aan de mens zijn gedrag te veranderen,” zei ze serieus.
„Denkt u dat zo’n verbod ook in Zaanstad ingevoerd zou kunnen worden? Of heel Noord-Holland? Ik zou er zeker voor zijn, enig idee hoe men dat voor elkaar kan krijgen? Denkt u dat er meerdere mensen zijn die het daar mee eens zijn?” Nu ben ik opgewekt en overtuigd, maar ze schudt haar hoofd en zegt langzaam, „Geen idee. Ik heb ooit de gemeente erover proberen te bellen maar kwam niet verder dan een klacht erover te mogen indienen.” Kort daarna roept ze, „Zet mij er alstublieft hier voorbij de halte maar uit, want ik ga er eerst een aantal weghalen voordat ik naar huis ga.” 

Ballonnen

Gesprek met de Buurtbuschauffeur
 
„bus177”
 
„Oh nee, hé, moet je kijken!” roept een opgewekte dame die achter mij zit, „zoveel! Er moeten honderden van zijn! Wat een rommel, allemaal”.
 „Huh?” zei ik, opgeschrikt uit mijn eigen gedachten, gevolgd onbeleefd met „Wat? Waar? Huh?”.
„Die ballonnen daar!„roept ze alsnog opgewekt.
„Is dat rommel dan?„zei ik vragend, want ik zie zo’n bos blauwe en witte ballonnen vastgebonden aan een lantaarnpaal.
„Moet je kijken”, roept ze verder, „Daar is nog zo’n tros ballonnen en daar ook nog.”
En dan zie ik het. Er zijn vele lantaarnpalen waar zo’n vrolijke versiering is opgehangen.
„Het moet een groot feest zijn,” merk ik op.
„Hoe dan ook, het is onnodige vervuiling” zei ze onvermurwbaar.
„Het doet geen kwaad, of wel?” zei ik voorzichtig.
„Zou je denken, hé, maar nee, het zijn vreselijke vervuilers, ballonnen. Als de mensen die deze hebben opgehangen, met hetzelfde enthousiasme na het feest ze allemaal zouden opruimen, had ik minder bezwaar. Maar die lelijke dingen hangen daar wekenlang daarna nog en eindigen als zwerfvuil van het ergste soort.” Nu is ze opgewekt dus ik zeg maar niks terwijl zij onverminderd door gaat met: „En dan eten de vogels en andere dieren ervan en stikken erin en sterven. Walgelijk gewoon!” ze hapt adem en zegt, „dat komt door de kleuren. Dieren denken dat het planten zijn of fruit. Bloemetjes of zo. Een dodelijke vergissing want dat blijft steken in hun strot en dan gaan ze langzaam een pijnlijke dood tegemoet.”
Ik luister en huiver. „Ja, eigenlijk heb ik daarover gehoord. U heeft gelijk, mevrouw” antwoord ik beleefd, maar dan vraag ik mezelf hardop af, „Waarom vinden mensen die dingen zo aantrekkelijk?”
„Weet ik veel,” zei ze geïrriteerd door mijn opmerking, „Waar het om gaat is dat die dingen gewoon verbannen moeten worden. Helemaal!”
„Nou dat is streng! Hoe zou u dat kunnen bereiken? Mensen gebruiken ballonnen als versiering bij allerlei gebeurtenissen, van herdenkingen en optochten tot vrolijke verjaardagsfeesten. Winkels zijn er dol op omdat kinderen ballonnen niet kunnen weerstaan. Het is een uiting van gevoelens, letterlijk en figuurlijk want ze houden ook uw adem even vast,” zei ik dromerig.
„En tot welke prijs voor de vogels dan?”, zei ze droevig, „het is niet alsof ze altijd hebben bestaan, ze waren eerst alleen in gebruik door weerstations, maar sinds de mens heeft besloten ze als pretartikel te gebruiken is het helemaal misgegaan. Er zijn andere manieren om een feest te bouwen. Bellen blazen bijvoorbeeld.”
„Ik hou van bellen blazen,„zei ik meteen vrolijk, „ik was laatst bij een feest in een park, en daar waren mensen die met twee stokjes en een beetje touw ongelooflijk grote bellen konden maken. Echt prachtig hoe ze een vorm aannemen, al is het maar voor even.”
„Juist, dat bedoel ik nou,” en ze glimlacht, „bloemen of vlaggetjes van oude stof of herbruikbaar materiaal, zijn ook erg mooi. Met een beetje creatief handwerk, frutselen, papier-maché, kunnen er ook nieuwe dingen ontstaan. Ballonnen moeten uit de smaak vallen. Om die te verbieden vraagt moed van de politiek. Maar het kan wel, want het is al gebeurd bij een aantal gemeenten in Nederland waar bij grote evenementen en zo, ballonnen niet meer gebruikt of losgelaten mogen worden.”
„Echt? Dat wist ik niet. Wat goed. En de mensen houden er zich aan?” zei ik benieuwd.
 „Tot nu toe kunnen ze dat alleen in openbare gebieden beperken. Het is aan de mens zijn gedrag te veranderen,” zei ze serieus.
„Denkt u dat zo’n verbod ook in Zaanstad ingevoerd zou kunnen worden? Of heel Noord-Holland? Ik zou er zeker voor zijn, enig idee hoe men dat voor elkaar kan krijgen? Denkt u dat er meerdere mensen zijn die het daar mee eens zijn?” Nu ben ik opgewekt en overtuigd, maar ze schudt haar hoofd en zegt langzaam, „Geen idee. Ik heb ooit de gemeente erover proberen te bellen maar kwam niet verder dan een klacht erover te mogen indienen.” Kort daarna roept ze, „Zet mij er alstublieft hier voorbij de halte maar uit, want ik ga er eerst een aantal weghalen voordat ik naar huis ga.” 

Krantenverkoper 2019–02-05T13:08:35+00:00 2019–02-05T13:08:35+00:00 http://dezuidkanter.nl/buurtbuschauffeur/2069-krantenverkoper Greet pleksant@planet.nl

Krantenverkoper

Gesprek met de Buurtbuschauffeur
 
„bus177”
 
„Daar heb jij hem weer! Die man daar! Die, die zijn auto daar staat te tanken. Hem.”
Een snelle blik in de binnenspiegel wijst naar een man en vrouw naast elkaar. Eigenlijk zitten ze achter elkaar maar dan gedraaid, zodat hun benen in de gang staan. Ik hoop dat ze hun riemen vast hebben. In mijn kleine buurtbusje is het niet verplicht maar wel gewenst de veiligheidsgordel te gebruiken. Maar deze passagiers hebben nu allebei hun hoofden naar het raam toe gedraaid, zij kijken naar de man die hij herhaaldelijk aanwees.
„Zijn gezicht komt mij vaag voor,” zei de vrouw, die nu met haar neus keurig naar voren gericht zit.
Intussen heb ik vooruitgang geboekt dat we niet meer naast het tankstation staan maar de meneer gaat verder over de man die stond te tanken en duidelijk is hij geen vriend.
„Een auto heeft hij! En zo te zien, een betere dan die van mij” jammerde de man, zijn gezicht gericht naar de vrouw toe.
„Wie is hij dan? Een kennis van jou?” zei de vrouw nieuwsgierig.
Ik geef toe. Ik ben ook benieuwd, dus ik luister even mee.
„Hij is de daklozenkrantverkoper die jarenlang voor de deur van onze supermarkt staat” zei hij helemaal opgetogen.
„Wie?” antwoordt zij, fronsend.
„De man die jarenlang de daklozenkrant verkoopt  voor de deur van de supermarkt bij mij, weet jij nog?”
„Niet echt, nee, sorry, ik let niet zo op mensen om mij heen, sorry. Maar wat is er met hem dan?” en ze klinkt een beetje gedecideerd.
Misschien komt dat door de verheven stem van die meneer.  Hij draait alweer onrustig rond op zijn zitplaats.  „Hoe kan dat dan?” en hij kijkt om zich heen alsof hij daar antwoord vindt.
„Wat is er mee?” Waarom maakt hij jou zo boos? Is er iets tussen jullie gebeurd?” bestookt ze hem ineens met een lading vragen.
„Ja, dat kan je wel zeggen, inderdaad” en hij neemt een hap lucht voordat hij los gaat, „namelijk, ik heb hem jarenlang mijn kleingeld gegeven, niet eens zijn krantje meegenomen, zodat hij dat dan verder kon verkopen, allemaal en alleen omdat ik dacht dat hij dakloos was,” en hij neemt nog een hap voordat hij zijn zin eindigt met, „en nu blijkt hij een mooiere auto dan die van mij te bezitten!”
„Misschien moet hij daarin slapen?” zei mevrouw.
„Denk jij dat nou echt?” snauwt hij voordat hij zei, „da’s oplichterij!” met een zacht achteraf vragend,„toch?”.
„Jij bent alleen chagrijnig omdat jouw auto bij de garage staat en we deze bus moesten nemen”, antwoordt de vrouw kortaf.
„Jazeker, en dat gaat mij veel centjes kosten straks als we de auto gaan ophalen,” zucht hij weer.
„Misschien kan jij bij hem een lening vragen,” zei ze lachend en ik moest ook even glimlachen. Maar haar opmerking valt bij hem verkeerd.
„Ja, dat kan jij wel zeggen!” roept hij boos, „en hij zal het, zo te zien, ook niet missen. Hij heeft een veel duurde auto dan die van mij.”
„Jij weet het niet. Als hij geen huur hoeft te betalen dan zou hij wat over hebben,” zei de vrouw en ik moest alweer glimlachen.
„Jij snapt het niet,” zei de man nors, „hij verkoopt zichzelf als dakloos en in nood van opvang, terwijl hij zich duidelijk een dure auto kan permitteren en da’s oplichterij.”
„Van wat ik weet, moeten de verkopers van de Z Krant zich registreren bij de redactie en zo. Die zou zeker voorwaarden hebben en als het zo veel zou verdienen dan zal iedereen dat doen?” zei de vrouw ineens vol vertrouwen, waarna een zachte  „toch?”, volgt.
Maar dan stappen ze samen uit en de rest van hun debat werd mij onthouden. Ik rij verder, daarover nog lang nadenkend.

Krantenverkoper

Gesprek met de Buurtbuschauffeur
 
„bus177”
 
„Daar heb jij hem weer! Die man daar! Die, die zijn auto daar staat te tanken. Hem.”
Een snelle blik in de binnenspiegel wijst naar een man en vrouw naast elkaar. Eigenlijk zitten ze achter elkaar maar dan gedraaid, zodat hun benen in de gang staan. Ik hoop dat ze hun riemen vast hebben. In mijn kleine buurtbusje is het niet verplicht maar wel gewenst de veiligheidsgordel te gebruiken. Maar deze passagiers hebben nu allebei hun hoofden naar het raam toe gedraaid, zij kijken naar de man die hij herhaaldelijk aanwees.
„Zijn gezicht komt mij vaag voor,” zei de vrouw, die nu met haar neus keurig naar voren gericht zit.
Intussen heb ik vooruitgang geboekt dat we niet meer naast het tankstation staan maar de meneer gaat verder over de man die stond te tanken en duidelijk is hij geen vriend.
„Een auto heeft hij! En zo te zien, een betere dan die van mij” jammerde de man, zijn gezicht gericht naar de vrouw toe.
„Wie is hij dan? Een kennis van jou?” zei de vrouw nieuwsgierig.
Ik geef toe. Ik ben ook benieuwd, dus ik luister even mee.
„Hij is de daklozenkrantverkoper die jarenlang voor de deur van onze supermarkt staat” zei hij helemaal opgetogen.
„Wie?” antwoordt zij, fronsend.
„De man die jarenlang de daklozenkrant verkoopt  voor de deur van de supermarkt bij mij, weet jij nog?”
„Niet echt, nee, sorry, ik let niet zo op mensen om mij heen, sorry. Maar wat is er met hem dan?” en ze klinkt een beetje gedecideerd.
Misschien komt dat door de verheven stem van die meneer.  Hij draait alweer onrustig rond op zijn zitplaats.  „Hoe kan dat dan?” en hij kijkt om zich heen alsof hij daar antwoord vindt.
„Wat is er mee?” Waarom maakt hij jou zo boos? Is er iets tussen jullie gebeurd?” bestookt ze hem ineens met een lading vragen.
„Ja, dat kan je wel zeggen, inderdaad” en hij neemt een hap lucht voordat hij los gaat, „namelijk, ik heb hem jarenlang mijn kleingeld gegeven, niet eens zijn krantje meegenomen, zodat hij dat dan verder kon verkopen, allemaal en alleen omdat ik dacht dat hij dakloos was,” en hij neemt nog een hap voordat hij zijn zin eindigt met, „en nu blijkt hij een mooiere auto dan die van mij te bezitten!”
„Misschien moet hij daarin slapen?” zei mevrouw.
„Denk jij dat nou echt?” snauwt hij voordat hij zei, „da’s oplichterij!” met een zacht achteraf vragend,„toch?”.
„Jij bent alleen chagrijnig omdat jouw auto bij de garage staat en we deze bus moesten nemen”, antwoordt de vrouw kortaf.
„Jazeker, en dat gaat mij veel centjes kosten straks als we de auto gaan ophalen,” zucht hij weer.
„Misschien kan jij bij hem een lening vragen,” zei ze lachend en ik moest ook even glimlachen. Maar haar opmerking valt bij hem verkeerd.
„Ja, dat kan jij wel zeggen!” roept hij boos, „en hij zal het, zo te zien, ook niet missen. Hij heeft een veel duurde auto dan die van mij.”
„Jij weet het niet. Als hij geen huur hoeft te betalen dan zou hij wat over hebben,” zei de vrouw en ik moest alweer glimlachen.
„Jij snapt het niet,” zei de man nors, „hij verkoopt zichzelf als dakloos en in nood van opvang, terwijl hij zich duidelijk een dure auto kan permitteren en da’s oplichterij.”
„Van wat ik weet, moeten de verkopers van de Z Krant zich registreren bij de redactie en zo. Die zou zeker voorwaarden hebben en als het zo veel zou verdienen dan zal iedereen dat doen?” zei de vrouw ineens vol vertrouwen, waarna een zachte  „toch?”, volgt.
Maar dan stappen ze samen uit en de rest van hun debat werd mij onthouden. Ik rij verder, daarover nog lang nadenkend.