Een pittig zuidwest windje, iets waar ik niet warm van word en de molenaar wel. Maar het leven van een gortpeller gaat niet over een zak gort. Tijd om daar achter te komen, door een bezoekje aan de laatste gortpeller in de Zaansteek te brengen. De molen is lopend te bereiken. Net over de brug van de doorgaande weg in Westzaan, staat tussen twee Zaanse woningen een aanwijzing. De molen staat in het Westzijderveld, aan de Weelsloot slechts 6 minuten gaand. Het Relkepad, genoemd naar de 1e molenaar, is oneffen en drassig. Na twee klaphekken en een smal bruggetje sta je voor de achtkantige bovenkruier, die in 1722 is gebouwd. De wieken zoeven in het rond. De ontvangst voor deze excursie, een goed initiatief van de Molenclub, is hartelijk; een kop thee of koffie en een mik brood met roomboter.
Er zijn deze middag vier groepen van twaalf molenliefhebbers, die luisteren naar de uiteenzetting over molens in dit gebied. Het Prinsenhof werd in de jaren na de bouw gebruikt voor het pellen van gerst tot gort. In 1899 ging men over tot het verwerken van koffiedoppen. Rond de 1e wereldoorlog met het vermalen van zaagsel tot houtmeel; een grondstof voor linoleum. In 1961 werd de molen overgedragen aan De Zaanse Molenvereniging. Na een grondige restauratie, ontstond het plan om de molen weer te gebruiken voor het verwerken van gerst tot parelgort, iets dat nog steeds gebeurt. Dus een goed moment om te ervaren hoe de ongepelde gort wordt vermalen. Via een lange smalle houten ladder kom je op de stoffige maalzolder. Door de kracht van de ronddraaiende wieken is het een gestamp en een herrie van heb ik jou daar. De man die uitleg geeft moet brullen om zich verstaanbaar te maken. Het spul wordt via een vierkante trechter gestort en komt tussen de twee loeizware maalstenen en wordt dan opgevangen.
Rond de molentrans kun je nog even genieten van het uitzicht over het veld. Niet te ver, want je hebt zo een klap van de molenwieken te pakken.