Kamp Zonneschijn 1951 – 1964 Deel 1
Van onze redactie, Co Plomp

Kamp Zonneschijn was een vakantiekamp voor de jeugd. Een grandioos kinderkamp in de bossen bij Loenen/Beekbergen op de Veluwe dat meer dan dertien jaar achtereen belangeloos door idealisten van veelal zeer linkse signatuur werd gerund.

Tijdens de periode van wederopbouw en de naweeën van de 2e wereldoorlog was het bij veel arbeidersgezinnen armoe troef.
Geld voor vakanties was er in veel gevallen niet. Veel kinderen moesten zich tijdens de Zomervakantie thuis, in hun eigen omgeving maar een beetje vermaken terwijl 1 of beide ouders moesten werken om de eindjes aan elkaar te knopen.
Ik hoorde ook bij deze categorie kinderen. Mijn (stief) vader was los arbeider en mijn moeder had verschillende werkhuizen, maar toch was de financiële situatie altijd benard.
Mede door het feit dat mijn vader lid was van de Eenheids Vak Centrale, de EVC een vakbond op communistische grondslag werd het mogelijk gemaakt 1 van de kinderen een vakantie te bieden in Kamp Zonneschijn voor het luttele bedrag van, naar ik meen, ± fl 25, — inclusief reiskosten per week. Ik was 7 jaar oud, op één na de jongste bleekneus van ons gezin en mocht dus in 1954 14 dagen naar Kamp Zonneschijn. Ik zou voor het eerst van mijn leven gaan kamperen op de Veluwe. Na deze eerste keer ben ik nog verschillende malen als deelnemer naar Kamp Zonneschijn geweest.

Kamp Zonneschijn, 16 juli 1951, Amstelstation.
Foto Ben van Meerendonk /AHF, collectie IISG, Amsterdam /Courtesy IISG
Foto Ben van Meerendonk /AHF, collectie IISG, Amsterdam /Courtesy IISG
Met kunst en vliegwerk werd mijn “kampeeruitrusting“ bij elkaar gescharreld. Mijn slaapzak was een wollen deken met dekenspelden in elkaar gezet met daarin een in allerijl, van een oud flanellen laken gemaakte lakenzak, een ‘toilettas‘, een zakje met een koordsluiting gemaakt van een oude handdoek voor de zeep, tandpasta etc., een aluminium bord en dito mok en natuurlijk eetbestek. Een weekendtas met mijn kleding, voornamelijk afdankertjes van mijn oudere broers completeerde het geheel.
Geld meenemen was niet nodig/gewenst, in het Kamp kon je niets kopen. Maar daar kom ik later op terug.
Op een zaterdagochtend werd ik door mijn moeder naar de Burcht gebracht waar de autobus op ons kleine groepje Zaanse kinderen stond te wachten en het avontuur kon beginnen. De busreis was op zichzelf al een hele belevenis, ik was nog nooit zo ver van huis geweest, en zag het ene na het andere landschap voorbij glijden terwijl ik de van huis meegekregen broodjes en snoep zat te verorberen.
Aangekomen op de plaats van bestemming werden we met onze bagage in een rij gezet alvorens een voor een, een tent binnen te gaan waar een aantal mensen met stof– en/of (luizen)kammen ons controleerden op hoofdluis. Aan het einde van de rij werd je haar bespoten met een soort naar Eau de cologne ruikende vloeistof, waarschijnlijk een ontsmettingsmiddel.
Onwennig groepten wij, na het verlaten van de controletent bij elkaar en werden door de leiding verwelkomd en verdeeld in verschillende groepjes door een leider die je naam afriep. Kamp Zonneschijn bestond uit verschillende kleinere kampjes met de namen ‚Hertenkamp, Mierenkamp, Roekenkamp, Hagedissenkamp enzovoorts. Er was ook een Indianenkamp waar de deelnemers in Wigwams sliepen. Elk kampje had een kampleider en per slaaptent was er een tentleider.
Foto: Het Indianenkamp
Die slaaptenten waren grote vierkante tenten met een grondzeil waarop strozakken lagen die als slaapplaats dienden, een kussen diende je zelf te maken door wat kledingstukken in een sloop te proppen. Kinderen de kennelijk al eens eerder waren geweest hadden vaak een eigen kussen meegenomen . Nadat je je spullen op de jou toegewezen strozak had gelegd moest je per groep/tent gaan zitten op de banken die , in de buitenlucht, langs lange tafels stonden en werden de kampregels uitgelegd door jouw tentleider.
Geld meenemen was niet nodig/gewenst, in het Kamp kon je niets kopen. Maar daar kom ik later op terug.
Op een zaterdagochtend werd ik door mijn moeder naar de Burcht gebracht waar de autobus op ons kleine groepje Zaanse kinderen stond te wachten en het avontuur kon beginnen. De busreis was op zichzelf al een hele belevenis, ik was nog nooit zo ver van huis geweest, en zag het ene na het andere landschap voorbij glijden terwijl ik de van huis meegekregen broodjes en snoep zat te verorberen.
Aangekomen op de plaats van bestemming werden we met onze bagage in een rij gezet alvorens een voor een, een tent binnen te gaan waar een aantal mensen met stof– en/of (luizen)kammen ons controleerden op hoofdluis. Aan het einde van de rij werd je haar bespoten met een soort naar Eau de cologne ruikende vloeistof, waarschijnlijk een ontsmettingsmiddel.

Foto: Het Indianenkamp
Die slaaptenten waren grote vierkante tenten met een grondzeil waarop strozakken lagen die als slaapplaats dienden, een kussen diende je zelf te maken door wat kledingstukken in een sloop te proppen. Kinderen de kennelijk al eens eerder waren geweest hadden vaak een eigen kussen meegenomen . Nadat je je spullen op de jou toegewezen strozak had gelegd moest je per groep/tent gaan zitten op de banken die , in de buitenlucht, langs lange tafels stonden en werden de kampregels uitgelegd door jouw tentleider.

Functies als burgemeesters, eten-haler, reinigingsdienst kregen een lintje opgespeld met een bij de functie behorende kleur. Deze taken werden met uitzondering van de Burgemeester in de loop van de week weer herverdeeld.
De Burgemeester, meestal een wat oudere jongen of meisje, had als voornaamste taak het assisteren van de tentleider/ster en vertegenwoordigde de ‘belangen‘ van de groep tijdens bijeenkomsten met de kampleiding waarbij het ging over de dagelijkse gang van zaken, het eten, eventuele klachten of opmerkingen van de groep die hij/zij vertegenwoordigde.

Al het persoonlijk eetgerei werd in een grote bak afwaswater gestopt en je moest zelf maar zien hoe daarna je eigen spullen weer terugvond.
Foto: Theegamellen halen
De reinigingsdienst zorgde ervoor dat de tent en diens omgeving schoon en netjes bleven.
Er was ook nog een categorie deelnemers van 14 jaar en ouder de zogenaamde Voortrekkers, die hun eigen kamp hadden, en tegen een gereduceerde prijs van f 5,- per week ‘s morgens het dagelijkse kamp– en keukencorvee voor hun rekening namen. ‘s Middags waren zij vrij om te doen wat zij zelf wilden. In de zomer van 1961 ben ik als 14-jarige ook 3 weken Voortrekker geweest. Ik kan je vertellen dat was soms een dolle boel ! , Maar dat is weer een ander verhaal.
Foto’s: Jan Ulenberg-coll. Corrie Ulenberg , facebookpagina: Kamp Zonneschijn 1951 — 1964