Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Houtza­gerij op de Boen­der­maker I

Van onze redac­tie, Ruud Meijns

Deel 1 – van de Stadt

Boen­der­maker

In 1794 ston­den er in dit gebied 5 molens, zoals een teken­ing van Oost– Zaan­dam van Jacob van Oost­woud en Jan van Het­eren, welke in dat jaar getek­end is, weergeeft.

boendermaker1

Vanaf de Zuid­dijk langs het Sluis­pad stond de Stu­ur­man (1), 1889 ges­loopt, op de plaats waar de v/​m Exter Aro­mafab­riek ( later buurthuis de Exter) stond.
Dan de Boen­der­maker (2), 1881 ges­loopt, kortweg genoemd de Boen­der, waar vroeger zagerij de Mor­gen­ster stond. Na het verd­wi­j­nen van de houtwerf van v/​h. D.J.Verweij is op deze plaats een nieuwe buurt gebouwd ver­noemd naar deze molen.
De Huis­man (3), ges­loopt in 1881.
De Jonge Arnoldus (4), kortweg genoemd De Nol, stond aan het eind van de werf.
Het Bru­ine Schaap (5) stond ± 200 meter zuidelijk aan de Gouw waar nu de brug over de Gouw naar de Jan Eiden­bergstraat ligt. Alle 5 de molens waren van het type Pal­trok. 1.)

1.) Pal­trokmolen. Kleine houtza­ag­molen, ston­den veel langs de Zaan, zijn er nu nog maar vijf van in Ne-​derland.

boendermaker2De kaart uit 1794 van Van Oost­woud en Van Het­eren blijkt bij­zon­der nauwkeurig en gede­tailleerd te zijn. In 1947 toen de werf nog geheel tussen de wei­lan­den lag blijkt dat de sloten, inham­men en balken­havens in de naaste omgev­ing nog pre­cies het­zelfde patroon had­den. Uit de kadasterkaarten sec­tie I blad 4 uit 1909 en het­zelfde kaart­num­mer uit 1941 blijkt dit ook. Dus kan men er van uit­gaan dat er in de afgelopen 150 jaar weinig veran­derd is.

Uit­er­aard is er in de tijd daarna wel het een en ander veran­derd, sloten en balken­havens zijn gedempt, molens zijn verd­we­nen. Al met al komen we tot de huidige sit­u­atie. Hoe, en door wie dit tot stand gebracht is blijkt uit de vol­gende geschiede­nis, welke terug­gaat tot 1726, ca. 290 jaar geleden.

boendermaker3Op 4 april 1726 kreeg Dirk Huis­man de wind­brief 2.) voor de molen de Huis­man welke toen pas gebouwd was. Eve­neens in dat jaar kreeg Jan Bruin de wind­brief voor de molen Het Bru­ine Schaap, en Jan Boen­der­maker verkreeg zijn wind­brief voor de Boen­der­maker 1728. 290 jaar gele­den begon men met het bouwen van de werf.

2.) Het winderecht beho­orde in vroeger tij­den tot de regalia, de rechten die vee­lal in han­den waren van de land­heer. Mole­naars kon­den tegen betal­ing van een jaar­lijks bedrag, het zoge­naamde windgeld, dit recht pachten en kreeg de mole­naar een windbrief.

Over het tijd­vak 1728 tot ± 1800 is weinig bek­end. Deze peri­ode was voor Ned­er­land niet al te best. In deze tijd wer­den wij na de Franse rev­o­lu­tie bij Frankrijk ingeli­jfd en ontstond de Bataafse Republiek.

Gelukkig wer­den we in 1814 bevrijd van het Franse juk en kon het Koninkrijk der Ned­er­lan­den aan de wederop­bouw begin­nen. In de Nieuwe Kerk te Ams­ter­dam waren voor de onderteken­ing van de Grondwet twee Zaanse kooplieden uitgen­odigd n.l. Dirk Dekker en Engel van de Stadt. Deze Engel van de Stadt ( 17461819 ) was een ver­mo­gend man, hij had zijn rijk­dom opge­bouwd in de 2e helft van de 18e eeuw voor­namelijk door de houthandel.

boendermaker4In 1797 koopt deze Van de Stadt molen De Huis­man van Dirk Groe­newe­gen. Zijn zoons, Claas, Huy­bert en Cor­nelis kopen uit het erfdeel van hun vader een vier­tal molens, m.n. De Stu­ur­man, De Boen­der­maker, De Jonge Arnoldus en Het Bru­ine Schaap (zie foto). Een jaar later ver­laat Claas het drie­man­schap en ves­tigt zich in Ams­ter­dam met een houthandel. Huy­bert en Cor­nelis had­den er in 1828 genoeg van om geza­men­lijke zaken te doen en besloten uit elkaar te gaan, om, ieder apart, een houthandel te beginnen.

Huy­bert zet de zaak van zijn vader voort onder de naam Engel van de Stadt en Zoo­nen welke naam we tot 1966 nog tegenkomen in het West­z­i­jderveld. Later werd dit Van de Stadt en Endt geves­tigd aan de Noorder IJ– en Zeed­ijk in de Achtersluispolder.

Cor­nelis begint met De Stu­ur­man, De Boen­der­maker, De Huis­man, de Jonge Arnoldus en Het Bru­ine Schaap onder de naam Cor­nelis van de Stadt een houthandel in Oost-​Zaandam aan het einde van het Sluis­pad begrensd door de Gouw.

boendermaker5De broers waren overi­gens niet met kwade bedoelin­gen uit elkaar gegaan. In 1826 sticht­ten zij een red­erij en lieten een schip bouwen: “De Onderne­m­ing”. Dit Kof­schip (zie foto) werd gebouwd aan de Zuid­dijk bij scheep­swerf De Hoop. Met dit schip haalden zij rond­hout uit de Oost­zee­landen. Een goede uit­gangsposi­tie voor beide houtbedri­jven; het Koninkrijk der Ned­er­lan­den was volop in wederop­bouw na 1814.
De werf was via de Hanen­pad­sloot en de Hanen­pad­sluis ver­bon­den met de Voorzaan die weer verbind­ing had met het IJ. Via dit IJ kreeg men verbind­ing met het pas gegraven Noord-​Hollands Kanaal 3.). Het zeeschip De Onderne­m­ing kon dus prak­tisch vóór de werf lossen.

3.) Dit kanaal loopt van Ams­ter­dam tot aan Den Helder. Het is gegraven tussen 1819 en 1824.

Het gaat de beide broers dan ook let­ter­lijk en figu­urlijk voor de wind, Cor­nelis met zijn 5 molens aan het Sluis­pad en de Gouw. In 1838 liet Cor­nelis een grote molen bouwen De Vrede, even ten noor­den van de andere molens, doch na 7 jaar brandde de molen geheel af, maar werd uit­er­aard weer opgebouwd.

boendermaker6Cor­nelis was van 1842 tot 1852 ook burge­meester van Zaan­dam, wat eigen­lijk een ere­baan­tje was in die tijd. Onder zijn burge­meester­schap is het Gemeen­te­huis op de Dam gebouwd tussen 1844 en 1847. In Zaan­dam is in 1937 de Burg­er­meester v.d. Stadt­straat naar hem vernoemd.

Bij zijn over­li­j­den in 1857 liet Cor­nelis de som van ƒ 312.000,- na (in die tijd een aanzien­lijk ver­mo­gen), dat verdeeld werd onder zijn 5 zonen uit 2 huwelijken. Elk kreeg zijn deel bestaande uit 1 of meerdere molens. Zo zien we dat de werf weer wordt opgedeeld in ver­schil­lende stukken.

Engel kreeg Het Bru­ine Schaap en De Stu­ur­man.
Cor­nelis De Witte Ster, een molen in het West­z­i­jderveld.
Huy­bert De Boen­der­maker en De Huis­man
Klaas De Vrede
Willem De Jonge Arnoldus

Het ging de 5 zoons niet zo goed voor de wind als hun overleden vader. Engel stopte met zijn zaken in 1868, De Stu­ur­man werd door zijn broer Klaas gekocht. Met de aankoop van De Stu­ur­man kwam zijn molen­bezit op twee.

Erg lang zou Klaas van de Stadt niet met De Stu­ur­man werken. Hij over­leed in 1870 waarna zijn bedrijf werd opge­heven en al zijn bezit­tin­gen geveild. De Stu­ur­man werd gekocht door houthande­laar Pieter Laten­stein voor ƒ 3.940, — . Deze houtkoper werkte sinds 1872 zelf­s­tandig met de pal­trok De Jonge Arnoldus. Ook Pieter Laten­stein was ver­bon­den aan de Fam. Van de Stadt. Hij was namelijk getrouwd met Maartje van de Stadt, erf­ge­name van Willem van de Stadt die De Jonge Arnoldus kreeg toebe­deeld. Pieter Laten­stein was naast houtza­ger ook houtkoper.

Hij was de eerste in de Zaanstreek die geza­agd hout impor­teerde. Waarschi­jn­lijk is dit een van de rede­nen geweest dat De Stu­ur­man in 1889 voor de sloop werd verkocht. De werf en lood­sen van de molen bleven echter staan en deden dienst als opslag voor geza­agd hout. Deze houtwerf kreeg de naam Prim­ula 4.). Huy­bert ging het beter af en ging door onder de naam Huy­bert van de Stadt Czn. Hij kocht in 1877 een stuk land, dit was een strook grond tot aan de Gouw.

4.) Nog terug te vin­den op de oude land­kaart van 1797, verder is er over het bestaan van deze werf, bij mijn weten, niets bekend.

In 1876, het jaar waarin Dirk Jacobus Ver­weij zijn houthandel in Ams­ter­dam oprichtte, maar daarover later, zag de verdel­ing van de werf er als volgt uit:

Engel van de Stadt Het Bru­ine Schaap.
Huy­bert van de Stadt De Boen­der­maker en De Huis­man.
Pieter Laten­stein De Jonge Arnoldus en De Stuurman.

Huy­bert woonde aan het Kat­ten­gat even buiten de Hanen­pad­sluis. Hij over­leed in 1884 en liet een ver­mo­gen na van ƒ 129.000, — Zijn vrouw erfde dit en verdeelde het een jaar later tussen haar zoons Huy­bert en Johan Her­man. Deze twee zetten de zaak voort onder de naam Huy­bert van de Stadt. Czn.

boendermaker7In 1892 doekte Pieter Laten­stein zijn houthandel op. Op 23 juni van dat jaar verkocht hij houtwerf de Prim­ula en pal­trok De Jonge Arnoldus aan zijn zwa­gers Huy­bert en Johan Her­man van de Stadt. Deze twee heren waren inmid­dels eige­naar van de stoomza­gerij De Mor­gen­ster (foto), ver­noemd naar de voor­ma­lige papier­molen De Mor­gen­ster, die ook gele­gen was aan de Hanepad­sloot. Met deze over­name wer­den de heren in een klap eige­naar van alle lood­sen en houtwer­ven die waren gele­gen tussen het Sluis­pad en de Gouw.

Na lange tijd is de werf weer bijna com­pleet, zoals hij was als in de tijd toen Cor­nelis van de Stadt deze in 1884 tussen zijn zoons verdeelde. Alleen de molen Het Bru­ine Schaap ont­breekt nog, deze beho­orde nog aan de Wed. Engel van de Stadt. In 1871 werd de molen onder­hands verkocht aan Maria Christina van Hei­jnin­gen, zij was de weduwe van Engel van de Stadt Hzn. , een neef van Engel van de Stadt .

boendermaker9De Weduwe van de Stadt betaalde ƒ 4000, — voor Het Bru­ine Schaap. Zij zou de molen nog enkele jaren gaande houden. Waarschi­jn­lijk is de molen in deze tijd in het bezit gekomen van de gebroed­ers Maarten en Jan Prinze. In 1905 kwam de molen defin­i­tief stil te staan. In dat jaar verkopen de gebroed­ers Prinze de molen aan D.J. Ver­weij, de grond­leg­ger van de Fa. v/​h D.J. Verweij.

Joomla tem­plates by a4joomla