Waar het allemaal toe leidt
Wat het betekent en waar het allemaal toe leidt
Gepubliceerd: zaterdag 1 maart 2008
Als kleuter wist ik precies wat ik later wilde worden: papierprikker.
Ik zag hem vaak lopen op de Prins Hendrikkade, in een zwart corduroy jasje en
misschien ook een corduroy broek, dat herinner ik me niet precies.
De papierprikker had een stok met een metalen punt. Aan de punt prikte hij papierafval. Als de punt vol was, schoof hij de papiertjes eraf, in een zak die hij in zijn linkerhand droeg.
papierprikkerDe papierprikker had een tempo ergens tussen wandelen en lopen in. Zijn blik hield hij op de grond gericht, een beetje dromerig, zo leek het, maar dat was schijn: geen papiertje zag hij over het oog.
Een mooi beroep leek het mij toe, papierprikker, zinvol en overzichtelijk vooral.
Wat een bevrediging moest het geven om aan het eind van de dag de prikstok op te bergen in het besef dat het hele plantsoen langs de Zaan opgeruimd was!
Andere 5-jarige jongetjes wilden cowboy worden of autocoureur, maar dat vond ik kinderachtige onzin. Welke nuttige bijdrage leverde een cowboy nou helemaal aan de maatschappij? Indianen doodschieten, akkoord, maar op de Prins Hendrikkade zag ik die nooit. Wel slingerden er lege sigarettendoosjes rond en verpakkingen van Bazooka Joe-kauwgum. Die werden door de papierprikker resoluut aan zijn stok geregen.
Papierprikker Rob Hartog aan het werk, foto Plekker
Beroepen als ‚aannemer’, ‚procuratiehouder’, ‚magazijn-medewerker’, of zelfs ‚directeur’ waren abstracties waarbij ik me niets kon voorstellen. Een procuratiehouder, zo wist ik van de strip Blondje in de VARA-gids, zat de hele dag achter een bureau met een telefoon aan zijn oor te doen alsof hij niet sliep, en werd zo nu en dan uitgekafferd door zijn baas, een ongelikte beer genaamd Bijter.
Eigenlijk is er, bijna vijftig jaar later, niet veel veranderd. Of nee, er is wel iets veranderd. De maatschappij is ingewikkelder geworden, en de beroepen zijn nog abstracter en onbegrijpelijker. De krant van zaterdag staat vol personeelsadvertenties voor eigentijdse procuratiehouders. De gemeente Bunschoten zoekt een ‚projectmanager’ die ‚inhoudelijk, resultaat– en procesverantwoordelijk is voor enkele complexe projecten’. Cordaid zoekt een ‚specialist audit & control’, belast met het ‚uitvoeren van operationele audits op basis van een uitgevoerde risicoanalyse’.
Wat het betekent en waar het allemaal toe leidt, ik heb geen flauw idee. Misschien is het gewoon een kwestie van het vicieus laten circuleren van conceptnota’s en evaluaties. Misschien dragen de op het oog gewichtigste managers niet méér bij aan de samenleving dan de zwerver op de Westzijde met zijn boodschappenkarretje vol raadselachtige plastic zakken.
Misschien is de zin van de meeste arbeid wel ervoor te zorgen dat je geen standje krijgt van Bijter.
Over mijn eigen vak, de dagbladjournalistiek, heb ik zulke vragen nooit gehad. Een verslaggever sprokkelt informatie bijeen en tikt daar een stukje van. Collega’s halen er de ergste taalfouten uit en zetten er een onjuiste kop boven. Het is echt supereenvoudig, elke 5-jarige kleuter kan het leren. De hele boel wordt gestencild en door een leger van onuitgeslapen vmbo-scholieren door het land verspreid.
Maar meestal is het ook bij ons een hoop drukte om niks: de bekentenis van Joran van der Sloot, de fouten van Louis van Gaal, de hervertoning van Deep Throat.
Hoe ouder ik word, hoe sterker het besef van waar het in het leven echt om gaat: dat de kinderen gezond zijn en naar school gaan en een iPod voor hun verjaardag krijgen, dat we vanavond lekker gaan eten met vrienden, dat er geen rommel in het plantsoen ligt.
De rest is wezenloos geschuif met stapels nota’s, en het is maar goed dat er papierprikkers zijn die uiteindelijk alles opruimen.