Cornelis Hottentot
Van onze redactie, Ruud Meijns
Cornelis Hottentot is geboren op 12 juni 1940.
Hoe ik op de Ambachtsschool terecht kwam? Je werd opgegeven door de meester van de Lagere School. Wat wil je, wil je naar de Ambachtsschool? M’n vader en moeder wisten het ook niet; die waren eendenboeren hier. Mijn vader had toen nog 2000 eenden. Die eieren gingen allemaal naar Hille, de beschuitfabriek. De kippeneieren gingen allemaal naar de bakkers in Amsterdam.
Mijn ouders wisten echt niet of ik naar de Ambachtsschool of naar een andere opleiding moest. Maar wat ik worden wou dat wist ik ook niet. Ik deed de voorbereidende klas (V.B.B.) en daar kreeg je timmeren, schilderen van alles wat. Ik was in alles wel goed dus ik kon ook schilder worden.
Ik koos voor metaal, machine-bankwerken B.1.A. bij meester Dorjee. Ze waren toen nog allemaal Meester hoor, dus je zei “Meester”. We kregen ook smeden van meester Scholten, een grote kerel. We waren nog echt jochies, 12 jaar, al die vreemde mensen. Ik kwam vanuit een boerenplaats naar Zaandam toe. Ik deed de Ambachtsschool in de jaren 1952 tot 1955.
Foto: Cor aan de freesbank, 14 jaar
We fietsten altijd naar school, door weer en wind, Kerkstraat, Weerpad, Zuiddijk, Sluis over, Westzijde en hup naar school. Met een flinke storm lag de hele wegsloot droog. Je was al bekaf voor je bij school was. Later kwam die Kepplerstraat en dan kon je tussen de huizen door fietsen naar de Bernhardbrug, dat scheelde een stuk.
Foto: Weerpad rond 1950
Van de leraren herinnert hij zich nog goed Fris, Wittebol — tekenen, Krenning — Engels, die reed op z’n Kreidlertje vanuit Amsterdam naar school. Scholten — smeden, Dorjee, Leungen, Schotanus, Malbezone — die kwam uit Indonesië, die gaf rekenen. Meneer Valk was de conciërge, lette overal op en je kon voor alles bij hem terecht.
Cor heeft al zijn werkstukjes nog die hij op de ambachtsschool en de bedrijfsschool van de NDSM moest maken. Van een stuk ruw ijzer een glanzend blokje maken dat met een zwaluwverbinding foutloos in een ander blokje paste. In zijn verzameling staat ook een bankschroefje, een precisie werkje.
Het bankschroefje
En ze waren wel streng, als je iets fout deed werd je naar binnen gestuurd, dan moest je onder de klok staan zodat iedereen je kon zien en dan moest je tien keer het reglement overschrijven. Je fiets zette je achter op de demp en zette hem niet op het schoolplein want als die er werd uitgepikt moest je ook weer schrijven. Je moest je opstellen in rijen van vier.
Zaterdags kwamen de bakkers rond met koek en allemaal stukkies, matschudding noemden ze dat en dat kon je kopen voor je moeder. Maar wij moesten zo’n end fietsen en dan had je die zak tussen je jas en af en toe pakte je een stukkie koek. Als je thuis kwam was er niet veel meer over.
We kregen ook nog gym en dat was in de Slachthuisstraat. De laatste tijd moesten we naar het Vissershop. Voor mij wel lekker want dan was ik zo thuis. Maandagmorgen vroeg hadden we zwemmen, moest je vroeg je bed uit en had moeder de kachel nog niet eens aan. Je moest je eerst douchen en dan op de rand staan, gingen ze kijken of je wel schoon was.
Na de school heeft hij een jaar als onderhoudsmonteur gewerkt bij Lukken, eierhandel, bij Piet Meijn die daar de onderhoudsmonteur was. Toen z’n vriend naar de bedrijfsschool van de NDSM ging heeft hij daar ook aangeklopt en werd hij aangenomen. Daar heb ik verschrikkelijk veel geleerd aan precisiewerk. Hij heeft nog een keer de klasseprijs gehaald met een werkstuk. Bovendien verdiende je een paar zakcenten bij de NDSM. Als je je best deed kreeg je een kruisje bij je naam en 10% meer. Iedere week kreeg je op zaterdag een loonzakje, zo’n bruin zakje.
Hij heeft 2 jaar op de bedrijfsschool gezeten en er nog 1 jaar aan onderzeeboten gewerkt. Daar lagen de HM Drenthe en de Amsterdam voor onderhoud. Met een pasje mocht je aan boord. Er werd veel asbest gebruikt om alle leidingen heen, dat kan ik me nog wel herinneren.
Toen kwam de dienstplicht. In de avonduren en in z’n vrije tijd werkte hij bij fietsenmaker Dral in Oostzaan. Toen hij nog in millitaire dienst zat vroeg die man of hij zijn zaak wilde overnemen. Hij heeft daar een jaar over na gedacht, want hij had geen geld en geen papieren. In dat jaar heeft hij alle papieren gehaald die nodig waren en zo had hij dus op z’n 21e een fietsenzaak en dat heeft hij 35 jaar gedaan.
Nadat hij met de zaak was gestopt heeft hij nog tien jaar bij Dirk Visbeek gewerkt.
Cor heeft nog allemaal werkstukjes van school bewaard bijvoorbeeld een bankschroef, een pijpentang. Boven in z’n werkkamer staat een vitrinekast met alles wat hij op de ambachtsschool en bij de NDSM aan werkstukken heeft gemaakt; precisiestukjes.
Deel van de vitrine met precisie werkstukjes.
Je moest ook schoolgeld betalen en dat ging naar je vaders inkomen. Je kon dat per maand betalen en het werd geïnd door de meesters. Er was altijd een jongen die vroeg wat je moest betalen en ik moest bijv. 6 gulden betalen. Dan zei hij ‘ik moet wel 25 gulden betalen’, dat betekende dat je vader goed verdiende; het was een jongen uit Purmerend.
Leeuwerik was sportleraar, een grote vent die mogelijk ook fysiotherapeut in Zaandam was. Een grote baas ook, beetje vervelende vent. Met 12 jaar durf je toch niks te zeggen. Als hij dat nou tegen me zou zeggen zou ik ‘m een slag voor ze harses geven. Was hij je aan het uitschelden; “klootzak wat doe je nou!”.
Cor heeft ook nog een hele verzameling old timer bromfietsen; er staan er vijftien in de schuur. Hij blijft aan de gang, is het niet met de brommers dan bouwt hij wel een molen op schaal of een Oostzaanse Jol.