Henk van der Pluijm
Van onze redactie, Ruud Meijns — (in 2013.)
Henk was een bezige bij en is dat nog steeds. Voor het verhaal over zijn vele baantjes, zijn liefhebberijen en hoe hij met zijn vrouw een bedrijf opzette, waren we op bezoek bij Henk en Marianne van der Pluijm.
Geboren 16-04-1947 op de Westzanerdijk 246. Het huis staat er nog en is op loopafstand van zijn huidige woning.
Na vijf jaar in Zaandam vertrok het gezin naar Amsterdam. Vader was een Jordanees en wilde terug en het gezin betrok een woning aan de 1e Weteringsdwarsstraat. Henk ging op school op de Prinsengracht op de Elisabeth Wolfschool. Na iets minder dan vijf jaar vertrok het gezin weer, nu zonder vader, terug naar Zaandam waar ze onderdak vonden bij opa en oma van Delden in de Burgemeester Smitstraat. Opa was aannemer en een vurig socialist. Henk kreeg voor de viering van 1 mei een brief mee dat hij op die feestdag vrij was van school.
Die school was de Wilhelminaschool. Het gebouw aan de Gerhardstraat huisvestte twee scholen. Een openbare en een christelijke school; de Wilhelmina– en de Lindenboomschool. Hij begon op het eind van de derde klas weer met school in Zaandam.
Het gezin had inmiddels eigen huisvesting gevonden in de Lijsterbesstraat en daar heeft Henk tot z’n trouwen met Marianne gewoond. Na de lagere school kwam de IVO. Eigenlijk wilde hij daarna naar de Kunstacademie, maar daar werd vanuit thuis, en zeker vanuit opa en oma, een stokje voor gestoken. Eerst maar eens een vak leren.
Dat werden kleine baantjes zoals een paar jaar bij de ijzerhandel Van der Kleij (foto) op de Gedempte Gracht.
Bekend bij menig Zaankanter was Simon Taanman, bediende in de zaak van van der Kleij. Touw om z’n broek. Het verhaal gaat dat hij gek geworden is van het leren. Superintelligent. Hij wist alles te vinden.
We hadden een magazijn van vier verdiepingen en als je iets bijzonders zocht en je vroeg het aan Simon, dan schoffelde hij het magazijn in, brilletje op, en hij vond altijd wat ie zocht. Er waren mensen die speciaal naar hem vroegen. Ik heb daar tot m’n 18e gewerkt.
Maar de kunst bleef trekken en uiteindelijk kwam het besluit dat hij er wel naartoe mocht als hij een vak leerde. Zo belandde hij bij de Hembrug/A.I. op de bedrijfsschool. Daar haalde hij z’n diploma’s voor B-metaal, gereedschapmaker. Vandaar naar de fabriek van de Hembrug/A.I.. Dan volgt de periode van de dienstplicht, onderhoudsmonteur bij Verkade in de biscuitfabriek.
In die periode trouwden ze en kregen ze een woonvergunning voor een huisje op de Zuiddijk; nr. 239B.
Het was een dubbel pandje met aan de linker kant het oude kaas– en eierwinkeltje van Hartog.
De twee zussen van Hartog woonden in het huisje ernaast. Dat was recht tegenover Redelaar, de lampenwinkel. Later kwam daar Fred vd Vliet met z’n graveerwerk. Dirk Kuiper met z’n tabakswinkel. Marianne ging daar bellen omdat ze zelf nog geen telefoon hadden. Simon de Wit zat nog op de Conradstraat en als dan zo’n vrachtwagen langs kwam lag je te stuiteren in je bed.
En dat schilderen? De kunst? Ja, dat deed hij ook nog steeds tussen alle bedrijven door. Op de foto, achter café het Sluisje laat Henk één van zijn produkties zien. Hij heeft zich nooit in één stijl vast gebeten, maar altijd het nieuwe, de uitdaging gezocht in zijn werk. Daarover later meer.
Op Zuiddijk 239B hebben ze een jaar of vijf gewoond. Henk werkte toen bij Klooster, gereedschapslijperij. Volgens Marianne de ergste baan die hij ooit gehad heeft. Toch drie en een half jaar gereedschap geslepen.
Daarna gewerkt bij zijn overbuurman Frits van Vliet, de goudgraveerder. Een leuke baan, maar weer heel wat anders dan alles hiervoor. Maar iets heel anders is dan toch zijn benoeming tot Pluymgraaf (1.) van Amsterdam, zeg maar de dierenverzorger van de gemeente Amsterdam. Eén van mijn diertjes zegt hij, wijzend op een aap. Ik zat ook in het Amstelpark en daar hadden we zeeleeuwen, lama’s. Maar samen met een collega werkten we voor de hele stad. We gingen over kinderboerderijen, dooie eenden vanwege het botulisme dat toen erg heerste. We moesten letten op de bisons en de herten in het Amsterdamse Bos. Over de siereenden in de vijvers van de stad. Ik kan een boek schrijven over wat we daar hebben meegemaakt.
Marianne is een seizoen meegeweest in die periode van het botulisme. Dag en nacht waren we aan het werk. Vrijdags moest ik verslag uitbrengen aan de dokter van de GGD want dat botulisme kan een behoorlijk gevaar opleveren. We namen verschillende monsters uit de Amsterdamse wateren en namen die mee naar het CDI in Rotterdam. Daar zat een gespecialiseerde professor om te kijken of dat gevaarlijke type 1 zou opduiken want dan heb je echt een probleem in de stad. In die tijd begon Amsterdam met de wijkbesturen, de voorlopers van de deelraden en toen begon de afbraak van mijn mooie baan. Foto rechts: Ander werk
Ik heb m’n baan opgezegd en ben toen eieren gaan venten. Met een eiermand en een ouwe auto ben ik begonnen in de Aalbersestraat, met de zenuwen in m’n benen. Maar dat ging goed en toen ben ik naar de Panneroodstraat gereden. Ik had twee dozen eieren en ik was los. Ik heb een vergunning aangevraagd en kreeg die voor bepaalde wijken. Dat ging zo goed dat Marianne mee ging doen.
Marianne dreigde afgekeurd te worden maar daar had ze geen zin in. Ze werkte eerst als gediplomeerd tandartsassistente. Daarna heeft ze nog wat losse baantjes gehad en een winkeltje op de Zuiddijk, vlak bij het sluisje. Dat pandje kon ze huren van Mevr. Van der Molen, van de scheepswerf, voor 5 gulden in de week. Het was een voormalig groentewinkeltje.
We gingen de boer op voor wagenwielen en daar maakten we lampen van, we maakten sieraden, alles wat in die tijd hip was. Op de foto de fabricage van sieraden.
Terug naar de eieren. Later kreeg ik een vergunning voor heel Zaanstad. We waren inmiddels verhuisd naar de Prins Hendrikstraat en besloten dat goed op poten te zetten. De handel hebben we uitgebreid zodat mensen ook kaas of kip konden bestellen en dan namen we dat de volgende keer mee. Dan liep je weleens tot ’s avonds laat te sjouwen. In het Kogerveld had je geen liften en je liep al die etages te sjouwen. We kwamen ook in Wormerveer in de Molukkenwijk, eigenlijk met een gelukje. Marianne d’r vader heeft bij de KNIL (2.) gezeten en veel van de Molukkers ook. Goeie klanten geworden. Dat hebben we ongeveer acht jaar gedaan.
Zoals eerder gezegd is Henk altijd blijven schilderen. Soms dwars tussen alle werkzaamheden door. Hij had een atelier in de oude bakkerij van bakker Luc van Noord (veel te groot), een ander op het Kattegat, maar het liefst werkt hij in een kleine en knusse ruimte. Ook in die tijd exposeerde hij. Soms met z’n schortje nog voor kon even gauw wat dingen regelen.
Nog even terug naar het venten met eieren. Omdat je zolang al bij mensen over de vloer kwam, werd je zoiets als een maatschappelijk werker. Henk herinnert zich nog een man van in de negentig met een dochter van tachtig. Even binnen komen, kopje koffie, eitjes afgeven. Die mensjes kwamen zowat nooit buiten en vroegen: hoe kopen wij een stofzuiger. Nou ik geld mee, 200 gulden, naar een zaak op de Zuiddijk, waar nu de vishandel zit. Terug en de stofzuiger gebracht. Weet je, je kan ook denken wat heb ik ermee te maken, maar zo ga je niet met elkaar om. Een vrouwtje en dr man was net overleden. Ze was een beetje simpel, kwam uit België. Gelukkig spreekt Marianne aardig Frans, dat vrouwtje wist niet wat ze moest doen met al die papieren. Mensen lieten hun loonstroken zien die ze niet begrepen. Hier kunnen we ook wel een boek over schrijven.
Op een regenachtige woensdag kregen we te horen dat de poelierswinkel op het Skager Rak, tussen Zuiddijk en de Jonge Arnoldusstraat, leeg stond. Die poelier was na de vakantie niet meer terug gekomen.
Marianne heeft gebeld en zo begonnen we met een poelierswinkel. Marianne had haar middenstandsdiploma zodat er alleen nog vakdiploma’s gehaald moesten worden. Overdag werken en ’s avonds naar Alphen a/d Rijn om het vak te leren. Je leert snel als je moet, beamen ze beiden. Zo hebben we 20 jaar met plezier gewerkt. Soms hoor je nog wel van mensen dat ze het missen, nu nog. Er zijn ook geen poeliers meer over. Volgens Marianne waren er in 1995 nog vijf poeliers. Nu niemand meer. En dat kan niet overgenomen worden door slagers. Bovendien zijn er in de Zaanstreek maar weinig mensen die van lekker eten houden, geen echte Bourgondiërs hier.
Voodat we verder gaan toch nog snel een werk van Henk laten zien. Want ondanks alle drukte bleef hij trouw aan zijn schilderkunst, hoewel dat voortdurend aan verandering onderhevig was, net zoals in zijn eigen leven er voortdurend verandering was.
Café Czaar Peter in de Czarinastraat was een ontmoetingsplaats voor kunstenaars uit de Zaanstreek. Goeie muziek en iedereen kwam er. Vreselijk gezellige tijd gehad. Onze zoon heeft er het poolen geleerd. Met 8 jaar heeft hij het daar geleerd. Henk, de uitbater, was niet zo moeilijk. En later is hij gaan snookeren en heeft in de top van Nederland mee gespeeld, ook in Europa veel gewonnen. Geen beroeps geworden, want net zoals ze tegen mij hadden gezegd zei ik tegen hem ga eerst maar een vak leren. Hij is nu kok.
Het vak van poelier is volgens beiden veel boeiender dan dat van slager, de uitgebreidheid van dieren. Het wild is het eerste beest dat werd gegeten en daarna kwam het gedomesticeerde dier. We leverden wel aan slagers over de hele Zaanstreek domweg omdat ze van dat vak geen verstand hadden. Veel producten zijn inmiddels verpest, kijk maar naar de kip. Ik oefen het beroep van poelier nog wel uit, maar alleen privé. Ik koop dieren en dan weet ik wat ik eet. We zijn allebei gek op wild. Ik haal het bij mijn oude leverancier. Ik maak nog worsten, rook zalm, heb m’n eigen groenten in de tuin; alles wat met eten te maken heeft.
Tegenwoordig is Henk aan het knippen en plakken, grote collages van foto’s van mensen die elkaar wel of niet kennen of gezien hebben met ook daar tekenwerk tussen en waar het fenomeen oorlog nooit ver weg is. Het zijn geen prettige verhalen maar dat is zijn werk nooit geweest vertelt hij.
(1.) Pluimgraaf
Oorspronkelijk een hoge ambtelijke functie: Degeen die het toezicht hield op het gevogelte van een vorst of ander hooggeplaatst persoon. Later werd de term ook gebruikt voor minder voorname oppassers van het gevogelte op een buitenplaats.
(2.) Het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) was het Nederlandse koloniale leger. Het heeft officieel bestaan van 1830 tot 1950.
Kunst omdat het moet
Henk van der Pluijm exposeert.
Van onze redactie, Ruud Meijns 27 april 2018
In de galerie Zaans Groen in de Zeemanstraat exposeert het weekend van 28 en 29 april 2018 Henk van der Pluijm. De expositie werd vooraf gegaan door een groot interview in het Dagblad Zaanstreek waarin Henk vertelt dat hij niet anders kan dan kunst maken; het moet.
Dat is te zien in zijn laatste werk dat van de muren afspat. Er zit een gedrevenheid in die je onmiddellijk pakt.
Er hangen grote schilderijen die heel veel ruimte laten voor zijn energie en fantasie. Laag over laag vult de kunstenaar de doeken en als kijker blijf je even verbaasd staan om te kijken naar de veelheid die je tegemoet komt. Kleine dingetjes die je aandacht trekken. Wat is het, een vlaggetje, een mensje?
Als je even wat afstand neemt blijf je gevangen in dat grote beeld dat onder de handen van Van der Pluijm tevoorschijn is gekomen.
In de kleinere werken zit een zelfde kracht van expressie, maar eenvoudiger in het beeld.
Wat is het, wat bedoelt de artiest?
Deze vragen moet je niet stellen, je moet kijken en het beeld op je in laten werken, geniet van wat je ziet.
Ik ben geen kunstkenner, maar ik denk dat Henk van der Pluijm hiermee een weg is ingeslagen die ruimte geeft aan wat er uit moet. Kunst omdat het moet.