Bleekersstraat toen.
Van onze redactie.
Na een publicatie over enkele panden aan de Bleekersstraat kregen we een bericht van mevrouw Tiny Berghouwer en haar man Jan Bakker. Tiny Berghouwer is de dochter van de laatste eigenaar van de scheepswerf Berghouwer die gevestigd was aan de Bleekersstraat. Hieronder volgt haar verhaal.
Ik ben op 25-7-1930 geboren op nr.11 en op de Chr.lagere school geweest op de Jonge Arnoldusstraat en daarna op de ULO in de Ooievaarstraat. Na een jaar op kantoor bij Verkade heb ik 7 jaar gewerkt op personeelszaken bij Hille in de Oostzijde.
Mijn vader was Cornelis Berghouwer (1901−1976). Mijn moeder was Trijntje de Ridder, een dochter van slager de Ridder van de Zuiddijk. Zij overleed in 1982. Op nr. 8b woonde mijn grootvader Cornelis Berghouwer (1875−1969), eigenaar van de scheepswerf en later het aannemersbedrijf.
De familie heeft volgens mij wel minstens 150 jaar op deze plek gewoond. Mijn grootmoeder was Willempje Vethaak, ook uit een bekende familie uit de buurt. Mijn overgrootvader, ook een Cornelis, leefde van 1839 – 1916.
Nr. 6 was de werkplaats met houtopslag. Die noemden wij “de Grote Schuur”. Rechts daarvan was het karhok. Van oudsher stonden daar de handkarren in. Nr. 8 (zie foto) was oorspronkelijk een woning. Later, ik denk vanaf ca. 1915, werd het een bedrijfspand met ook ruimte voor een kantoortje. In die jaren is het zelfs gebruikt als kerkruimte voor de Gereformeerde kerk. Het pand werd toen ”de Kleine Schuur” genoemd.
In 1953 is dit pand weer als woning ingericht en heeft mijn zuster Willy er een flinke tijd met haar gezin gewoond. Toen het wat krap werd heeft ze geruild met mijn ouders op nr.11.
Achteraan links op de werf stond “de Hoge Schuur” met opslag van materialen t.b.v. de scheepsbouw zoals vaten teer, dommekrachten, kettingen, touwen e.d. Ernaast was nog een insteekhaven.
Mijn vader heeft, samen met zijn zwager Klaas Luttik, nog lange tijd de aannemerij gedaan, o.a.: nieuwbouw en onderhoud van huizen en van bijv. sluizen zoals de Jaap Haversluis en Hanepadsluis. Daarnaast heeft hij nog vrij lang “platten” onderhouden en verhuurd aan de boeren, die er hun hooi en hun koeien mee vervoerden. Maar de huurders hadden weleens streken. Zo was er een Oostzaanse boer die slecht betaalde. Hij kwam uiteindelijk met zijn geld op zondagmorgen. Maar mijn vader was principieel en zei: “Op zondag neem ik geen geld aan”. Dat wist die boer wel. Mijn vader heeft het geld nooit gehad.
Op de werf (werd door ons altijd “de Helling” genoemd) was nog een insteekhaven met een leier, waarmee de schuiten op het droge konden worden gezet door middel van een lier. Ook stond er nog een “pikhok” (zie foto links) waarin pek kon worden gesmolten om bij het breeuwen (naden dichten) te gebruiken. Dat rook erg lekker. Inmiddels was een groot gedeelte van “de Helling” in gebruik als moestuin. Ik heb heel wat bonen moeten afhalen, die dan werden ingemaakt.
Later toen mijn vader en moeder op nr.8 woonden was het vooral bloementuin met grote perken en struiken. Mijn moeder had jarenlang een groot perk van wel 10 m2 met prachtige dahlia’s. Ze waren vaak zo hoog dat mijn moeder, als ze er tussenstond, bijna niet meer te zien was. In ca.1980 waren inmiddels de eigendommen verkocht.
Het was vroeger goed wonen op de Bleekersstraat, vooral ook omdat er veel buurtwinkels in de directe omgeving waren. Op het Hop had je de groentenzaak van De Heer. Ook op de hoek van het Hanepad was een groentenwinkel van Van der Voort. Ik schrijf nog Hanepad zonder “n” want zo was dat vroeger. Op de Bleekersstraat had je achteraan het kruidenierswinkeltje van Tromp. Vooraan, op de hoek, was een grotere kruidenierszaak van “De Eenheid” (zie foto rechts).
Dan waren er op de Zuiddijk nog twee van die zaken: vòòr de sluis de fa. Stadt en na de sluis de fa. Van Mouwerik/Kee.
Waar leefden ze allemaal van? Van het laatste bedrijf weet ik nog een anekdote: De oude heer Kee had een leesbrilletje op en als hij de mensen aankeek keek hij daar overheen. Er kwam een mevrouw de zaak in. Zij was zeer duidelijk in verwachting. Zij bestelde een stuk kaas, waarop de heer Kee haar aankeek en vroeg: “Moet u jonge”?. Hierop werd de vrouw verschrikkelijk boos!
Iets verder op de dijk had je het kaaswinkeltje van Hartog. Als je wat kocht kreeg je altijd een snoepje: een suikerhartje met een spreuk. Hij ventte uit met een tweewielkar op luchtbanden met een hit ervoor. Hartog zat zelf schrijlings op het spatbord. Aan de overkant was dan de slagerij van Havik en de lampenwinkel van Redelaar.
Terug over de sluis eerst het café “Het Sluisje”. Dan de bakkerij van Van Noord. Daarnaast de visstal van Kleijn. Dan, naast de reeds genoemde winkel van Stadt, de schoenmakerij van Bone, daarnaast de bloemenzaak van Bouquet (hoe kwamen ze aan zo’n naam?) en dan op de hoek de sigarenwinkel van Dijkman. Aan de overkant had je dan nog de drogisterij van Kluyver.
Tenslotte was er op de Bleekersstraat zelf nog de wolwinkel (en aanverwante zaken) van Reitmaier en om de hoek op de Plataanlaan de melkhandel van Bakker.
Er was dus in de directe omgeving van alles te koop. U ziet, als je geld had, hoefde je hier niet om te komen van de honger.
Aan het eind van de Bleekersstraat stond, tegenover de kolenhandel van Kok, een evangelisatie-gebouwtje van de Gereformeerde Kerk. Voordat de Zuiderkerk aan de Dirk de Kortestraat was gebouwd (nu al weer gesloopt) zijn er in genoemd pand jarenlang middagdiensten gehouden. Mijn moeder speelde daar op het harmonium tijdens andere bijeenkomsten (vrouwenclubs e.d.). Ook was hier enige tijd een kleuterschool ondergebracht.
Met vriendelijke groeten — Tiny Bakker-Berghouwer
Op deze foto van de werf en het personeel staan de volgende personen, op de voorgrond van links naar rechts: Gerrit van Zaane, zijn vader Jan van Zaane, Cornelis (Kees) Berghouwer sr., Cornelis Berghouwer (mijn vader) en kleinzoon van Kees, Cornelis Berghouwer jr., mijn opa, zoon van Kees, Hendrik Homburg (ome Hein), getrouwd met “Kaatje” Berghouwer (zij woonden op het Hanenpad 1e huis naast de sluis, Jan Kriek, Piet Windhouwer, Evert Hoorn (woonde in het laatste huis op het Hanenpad rechts), Jan Savelkoul en Dries Kok.
Links van de botter staat Willem Zijl.
Op de botter: Adriaan Hoorn, zijn zoon Jan, die een oom was van mijn moeder, wier moeder ook een Hoorn was. Hij had de bijnaam Jan Koperrood.
Naast het schip Hendrik Kat.