Herinnering aan een Joods klasgenootje: Elsje Smit
door: Jan Hof
Vandaag, de vierde mei 2008, is het precies 65 jaar geleden dat een van de 38 treinen die vanuit Westerbork naar het vernietigingskamp Sobibor vertrok en daar drie etmalen later, op 7 mei 1943, arriveerde. In die trein zat Elsje Smit uit Zaandam, toen 14, samen met haar hele familie.
Nog vóór de dag ten einde was, vonden zij allen de dood in de gaskamers en werd hun as gedumpt op een niet meer terug te vinden plaats bij het kamp, in het uiterste oosten van Polen.
Wie was Elsje Smit en waarom haar op deze dag voor de dodenherdenking door mij uit de vergetelheid gehaald?
Ik ga terug in de geschiedenis en verhaal over mijn herinnering aan mijn Joodse klasgenootje, wier spoor ik tot in Sobibor, in zuid-oost Polen, vlak bij de grens met Wit-Rusland, volgde.
Het was een dramatische ervaring.
Vertrokken 4 mei 1943 — overleden 7 mei 1943
De vierdaagse dodenreis van Westerbork naar Sobibor
van Elsie Smit (1929−1943)
Het was al geruime tijd na de oorlog dat ik mij, na het schrijven van een aantal boeken over de bezettingstijd en het verzet, plotseling afvroeg hoe het Elsie Smit was vergaan. Elsje heette zij, maar ik heb haar niet anders gekend dan Elsie.
Zij kwam in 1935 gelijk met mij in de klas van juf Mars op School 10 aan de Stationsstraat in Zaandam, samen met nog veertig andere kinderen van wie ik mij na 73 jaar nog vele namen herinner en hun gezichten voor de geest kan halen. Zoals dat van het spring-inhet-veldje Elsie, dat mij op het schoolplein altijd uitdaagde tikkertje met haar te spelen. Haar heldere stem en schaterende lach waren altijd van verre al te horen.
Foto: Elsie Smit zit helemaal onderaan, tweede van links (met haar handen voor de ogen). De schrijver staat helemaal links boven. Vooraan rechts van het midden met de armen over elkaar Deborah Smit.
Nadat ik in november 1939 School 10 had verlaten, heb ik haar nooit meer gezien. De vader van Elsie had bij mij in de buurt een uitdragerij. Hij ging ook langs de huizen om spullen op te kopen. Hij was in de terminologie van die jaren een voddenjood, maar dat Elsie een jodinnetje was ging helemaal langs je heen. Zij was een meisje als alle anderen en dat dit door de rassen-waanzin van de nazi’s niet zo was, drong pas veel later tot je door.
Het is nu meer dan een kwart eeuw geleden dat Elsie Smit plotseling bezit van mijn herinneringen nam door mijn schrijven over de oorlogstijd. Van dat moment af hoorde ik als ik aan haar dacht, dat heldere, schaterende stemmetje van Elsie Smit over het schoolplein klinken. Dat is mij net zo lang blijven achtervolgen tot ik het besluit nam het Herinneringscentrum Kamp Westerbork op te bellen, waar ik van directeur Dirk Mulder binnen een paar minuten te horen kreeg: ‘De familie Smit uit Zaandam? Vader, moeder en acht kinderen’. En alle namen werden voorgelezen. Ook die van Elsie. Zij was op 14 april 1929 in Zaandam geboren, op 4 mei 1943 uit Westerbork in een van de 38 treinen vertrokken en op 7 mei 1943 in Sobibor overleden. Een vierdaagse reis naar de dood.
In Sobibor was sprake van een perfide organisatie. Als de trein langszij het perron was gereden en tot stilstand was gekomen, konden de slachtoffers na een verschrikkelijke reis van drie etmalen de wagons verlaten. Daar werden zij geconfronteerd met een vriendelijke, rijk van bloemen voorziene omgeving. Zij werden door bewakers naar een op enige afstand gelegen toegang tot het kamp gebracht, waar direct al de scheiding van de mannen en de vrouwen begon. Alle bagage, die zij zo zorgvuldig hadden bewaakt, moest worden afgegeven. Zij kregen een waslapje en een stukje zeep aangereikt. Voor de douchebeurt, werd gezegd.
De per trein gearriveerde goed duizend gevangenen waren op een klein aantal na – meestal mannen – binnen een dag na hun aankomst al vergast in de overvolle gaskamers, waar het Zyklon B zuur zijn werk deed.
De as van hun verbrande lichamen werd in de bossen bij Sobibor verspreid. Het is een onherkenbaar massagraf van grote omvang geworden.
Na een lange tocht door de Baltische Staten brachten we in september 2002 een bezoek aan Sobibór, een verlaten bosrijk gebied, zestig jaren terug het begin van de hel op aarde voor 250.000 Joden, onder wie bijna 40.000 uit Nederland.
Tot oktober 1943, toen er een opstand uitbrak die het einde van het kamp betekende, werden daar per dag bijna 5000 mensen omgebracht.
De herinnering aan deze ongekende massamoord wordt nabij het 300 inwoners tellende dorpje in stand gehouden door een grote gedenkmuur en een gebouw, waarin met foto’s, een maquette en teksten in het Pools de geschiedenis van het kamp sober wordt verteld.
Aan een van de wanden zijn grote plaquettes bevestigd met daarop vermeld de aankomst van de treinen en de precieze aantallen mensen die ermee aangevoerd werden.
Van de trein die op 4 mei l943 uit Westerbork vertrok, staat vermeld: Aankomst 7 mei. Aantal 1187. Dat was de trein van Elsje Smit en haar familie uit Zaandam.
Van dat hele kamp is niets meer over. Alleen dat verlaten en verwaarloosde stationnetje en de vier spoorbanen bestaan nog. Het was er stil, heel stil. Nu geen trein die daar stopte, geen fel geschreeuw, geen grauw Befehl. Geen stemmen van moeders, gekweld door de zorg om hun kinderen die, in de massa verdrukt, uit het zicht verdwenen. Maar ik zag in die onwerkelijke stilte Elsje’s laatste gang. En heb in het bezoekersboek, dat in het museum lag, afscheid van haar kunnen nemen.
Afscheid van Elsie Smit
Ik heb daar even stil gestaan,
daar bij die rails. En waar ik stond.
gekeken naar de bossen
waar zij, tot as vergaan,
haar laatste rustplaats vond.
En bij die rails, daar ligt een boek
waarin bezoek een eigen woord mag schrijven.
Ik heb dat voor háár ook gedaan,
voor haar die hier moest blijven.
De letters zijn wat slordig
en de regels staan wat scheef,
want mijn ogen waren tranen,
toen ik Elsie’s grafschrift schreef.
Ik stond daar op dat triest perron,
waar zij móést arriveren, veroordeeld
tot een laatste gang
om nooit terug te keren.
Ik heb op dat station gestaan.
Geen trein vertrok, geen trein kwam aan.
Voor Elsie Smit géén weg terug
Maar ik mocht rustig verder gaan.
Daarom na Sobibór de vraag,
die tot het eind blijft kleven:
Waarom is Elsie doodgegaan
en mocht ik blijven leven.
Sobibór, 10 september 2002 JAN HOF
Ook zusje Smit op foto uit ’39
Bron: NHDagblad Zaanstreek, 9 mei 2008
„Het verdwijnen van die twee Joodse kinderen uit mijn klas, het is nog altijd iets dat mij spijt.” Siem Dijkman, 83 jaar oud, keek zaterdag in de krant ineens in het gezicht van Deborah Smit. Zij verdween in 1943 en kwam nooit meer terug.
Niet alleen Elsje Smit staat op de foto die bij het artikel van Jan Hof was afgedrukt. Ook haar oudere zusje Deborah is er duidelijk op te zien. Beide meisjes werden met hun ouders, broers en zussen omgebracht in het vernietigingskamp Sobibor.
Dijkman had twee Joodse klasgenoten. Deborah Smit en Louis Brilleslijper. „Wij wisten niet wat er gebeurde met de Joden. Het was heel erg dat ze meegenomen werden, maar dat ze vergast werden, daar had niemand een idee van. Pas aan het einde van de oorlog sijpelden die verhalen een beetje door. Ik denk zelfs dat Duitsers het niet wisten. Het was een goed bewaard geheim.. Wij dachten dat ze naar een werkkamp moesten. Ook erg natuurlijk, maar toch van een heel anderen orde dan de gaskamer. Vorige week was er een film van de Joodse familie op televisie, waarvan de vader zei: „In Polen bakken de bakkers ook brood.” Zij hadden ook geen voorstelling van wat er zou gebeuren. „Deborah Smit kende ik niet zo heel goed. Ik weet dat we haar Bom noemden. Maar Louis Brilleslijper, dat was toch zo’n aardige jongen.”
Dijkman was vijftien toen de oorlog uitbrak. Hij heeft geluk gehad. Hij was wel gekeurd voor de Arbeitseinsatz, maar hoefde nooit op te komen omdat hij onmisbaar was op zijn vaders boerderij aan de Westzanerdijk. Dijkman herinnert zich nog dat hij aan het eind van de oorlog iemand hielp met rondbrengen van De Waarheid. „Eerst waren het er vijf in onze buurt, aan het eind van de oorlog tweehonderd.”
Maar onderduikers op de boerderij, dat durfde vader niet aan. „Wij zaten aan een drukke weg. Hij was bang dat iemand iets zou zien en het zou verraden. Op de dijk was één persoon die Volk en Vaderland (de NSB-krant) las, maar ik geloof niet dat iemand ooit last van hem heeft gehad.”