Fusillade op de Burcht 1945
Bron: Noord Hollands Dagblad, dagblad Zaanstreek — 16-02-2005
‚Overval moffenpand was oorzaak’
Zestig jaar geleden, op 6 februari 1945, stond de nu 75-jarige E. Last-van der Bijl urenlang op de Burcht onder dreiging van machinegeweren. Zaterdag 5 februari jl. herplaatste Dagblad Zaanstreek een tekst die zij in 1970 schreef voor een speciale bevrijdingsbijlage van De Typhoon.Wat er precies aan de hand was die dag in 1945 wist zij nog steeds niet. Haar verhaal bracht veel herinneringen boven bij J. Zomer (73) uit Wormer.
J. Zomer uit Wormer herinnert zich razzia op de Burcht in 1945. Hij vertelt hieronder het complete verhaal:
Alle jaren als het begin februari werd, dacht ik weer met vrees terug aan die eerste week in 1945. Toen ik in Dagblad Zaanstreek het stuk ‚Ik öl holen’ las, zei ik tegen mezelf : ‚Nu moet het er maar eens uit!‚
Er is veel meer gebeurd dan daar is genoemd.
Het begon als volgt: In de r.k. Bonifatiusschool aan de H. Gerhardstraat (nu Oogheelkundig Medisch Centrum) waren in de jaren 1940 – 1945 herhaaldelijk moffen gelegerd. Ik woonde met mijn ouders, zus en broertje in de Van Kolstraat nr. 14. Deze straat bestaat niet meer, de even kant werd gesloopt toen de Beatrixbrug gebouwd werd. Ten behoeve van een brede toegangsweg verdwenen de oude Peperstraat, Kalverstraat, Fransestraat en een gedeelte van de Jan Windhouwer-straat en het genoemde deel Van Kolstraat. Het linkerdeel staat er nog wel, waarvan de huizen min of meer het evenbeeld zijn van het gesloopte. Dat is nu Peperstraat 303 – 319. Eind januari werd het wat minder koud, maar desondanks bleef de temperatuur onder nul. Aan de Bloemgracht staat schuin tegenover de school een gebouw dat als gymzaal werd gebruikt (nu van de operettevereniging Czaar Peter). Hierin hadden de moffen ‚belangrijke goederen’ opgeslagen en er stonden permanent twee wachtposten voor. Ik was nog geen 14, maar mijn vader had contact met ‚de ondergrondse’, zodat ik hoorde dat zij vreesden dat er veel munitie in dat gebouw aanwezig zou zijn. Dit zette hen aan het denken. De bevrijding, dus de nederlaag voor Duitsland, zou snel moeten komen, gelet op de successen van de geallieerden. Wat zit er in dat pand? Als de moffen zich plotseling moeten terugtrekken, zullen zij dan in hun gramschap de zaak laten ploffen? Daar wilde men meer van weten.
Schutting
In de nacht van 4 op 5 februari klom een commando over de schuttingen in de lange steeg achter de Van Kolstraat (oneven nummers) en trachtte ongemerkt het gebouw binnen te komen. De wacht was echter niet in slaap gevallen en sloeg alarm. Een schotenwisseling volgde en het commando vluchtte, achterna gezeten door de moffen. In de Savornin Lohmanstraat zagen de BS’ers (Binnenlandse Strijdkrachten) geen andere mogelijkheid dan fel terug te schieten. Hierbij liet een Duitse onderofficier het leven. Het hele zootje uit de school werd de straat op gestuurd en met versterking werd de hele buurt uitgekamd. Een paar geweerbonken op onze voordeur joegen mijn vader het bed uit. Met de armen in zijn nek moest hij voor een soldaat uit alle kamers openmaken, inclusief kasten, want zij zochten BS’ers die diverse kanten opgevlucht waren. Uiteraard vonden zij niets. Tiny Sijbrands (nr. 17) en Jacques Koenen (nr. 11) toonden ons later de kogelgaten in de schutting achter hun huis. Die hebben daar nog jaren gezeten.
Dinsdag 6 februari werd de hele wijk vanaf de Oostzijde, Savornin Lohmanstraat en Zuiddijk tussen de Bloemgracht tot en met het Pantepad hermetisch afgesloten (met uitzondering van het St. Jan Ziekenhuis en de Hervormde Diaconie aan de Bloemgracht). In alle vroegte, het was nog donker, werden we met zijn allen het huis uitgejaagd, deuren moesten open blijven. We hadden amper wat kleren aan. We werden in optocht naar de Burcht achter het gemeentehuis geleid. Op elk van de vier hoeken stond een fors machine-geweer met lange kogelbanden. Wat zou er gebeuren? Nee, ons allemaal neermaaien, dat zal toch niet gebeuren? Vele mannen werden eruit gehaald en apart gezet vooraan pal tegen het gemeentehuis, daar kwamen van lieverlee mannen bij te staan, die zich verborgen hadden gehouden. Deze kwamen met de armen in de nek te staan.
NSB-burgemeester
Later kwam de aap uit de mouw. In eerste instantie wilden de moffen de daders van 4 op 5 februari grijpen. Dat is hen niet gelukt. De Zaanse Ortscommandant was van plan om deze groep ten overstaan van de bevolking ter plekke te executeren. Het is aan de toenmalige (weliswaar NSB-)burgemeester Vitters te danken, dat dit niet gebeurde. Hij kreeg deze functionaris zo ver om eerst in Alkmaar te overleggen. De plaatsvervangende commandant besloot, toen er geen verdere orders meer kwamen, die groep af te voeren en de rest omstreeks 3 uur, na ruim acht uren in de winterkou te hebben gestaan, heen te zenden. Ook in ons huis was veel overhoop gehaald en gestolen, maar veel erger was het bij onze overburen, de familie Polderman (nr. 15 ). Zij waren vrij donker getint en vader Polderman werkte op kantoor in de Amsterdamse Jodenbuurt. Hij had veel joodse literatuur in huis. Hun zoon Jaap, 17 jaar oud, had zich verborgen in een nauwe ruimte onder het plafond tussen de schuifdeuren. Hij hoorde het rumoerige zoeken en opzij gooien van alle huisraad en uitruimen van kasten. ‚Es sind Juden’ klonk het steeds. Na uren vertrokken zij zonder hem gevonden te hebben. Zijn moeder vertelde later dat hij, toen ze hem na terugkomst bevrijdden, ‚total loss’ was. Zijn hemd zag rood van het benauwde zweten.
De moffen wilden hun gram nog halen en zo werden op vrijdag-middag 9 februari tien gevangenen, merendeels onderduikers, uit een vrachtwagen geschopt op de loswal van de Prins Hendrikkade naast de Burcht, en standrechtelijk geëxecuteerd. De lijken werden in de vrachtwagen gesmeten, planken erover gelegd, waarop de moffen nog stonden te dansen en afgevoerd. Dit alles weet ik van mijn grootouders die op de Prins Hendrikkade nr. 4 woonden. Zij hielden toen tijdelijk een joods echtpaar onder zich, die heel bang waren geweest.
Later hoorde ik, dat de gevangengenomen mannen van de razzia op 6 februari allen kans hebben gezien tijdens hun transport naar een concentratiekamp te ontsnappen en heelhuids thuis te komen. Ik weet, dat er veel erger dingen zijn gebeurd, maar toch: vergeten doe ik het nooit.
Enkele maanden na het angstige avontuur op de Burcht verlieten de Duitsers ons land en trokken de bevrijders ook de Zaanstreek binnen.
Razzia,
een ingezonden brief in het NHD 28 februari 2005
door één van de betrokkenen: Ko Theewis
Het laatste gedeelte van het verhaal van de heer Zomer (Wormer herinnert zich razzia uit 1945, van 16 februari 2005) is niet juist.
De opgepakte mannen, waaronder dokter van de Spoel, slager Herman Schoen, Max van Maasdam, Bart Wolters, Klaas Visser, Henk Sjollema en ondergetekende hebben niet allen weten te ontkomen tijdens het transport.
Vele van de mannen wisten inderdaad uit de trein te springen tijdens de reis, maar het grootste deel is afgevoerd naar de plaats Hüls bij Krefeld. Daar moesten zij tankgrachten graven.
Na een bombardement op twee maart werden we op drie maart door de Amerikanen bevrijd en door hen naar een verzamelkamp in de gevangenis van Anrath gebracht.
Na enige tijd zijn we naar een opvangkamp (Displaced Center) in Roermond getransporteerd. Wie familie of bekenden had in het reeds bevrijde gebied in Limburg of Brabent kon daarheen, maar de meesten moesten wachten tot ook de rest van Nederland weer vrij was.