Februaristaking Zaanstad 2010
Van onze redactie
Herdenking Februaristaking 1941 in Zaandam.
Op vrijdag 26 februari 2010 wordt de Herdenking gehouden in het Centrum van Zaandam bij het Zaantheater aan de Wilhelminasluis.
Rede dhr. P.C. Tange, burgemeester gemeente Wormerland
Herdenking Februaristaking — 26 februari 2010
Dames en heren,
Op een wintermorgen in 1941 — een dag als vandaag – stopt de trein bij station Koog Bloemwijk. Een scholier van de Centrale Technische School in Zaandam, later de Jedelooschool, stapt uit. En met hem veel forensen die vervolgens naar hun kantoren, werkplaatsen of winkels in de wijde omgeving liepen.
Die scholier, nu de 82-jarige heer Bram Kemp uit Wormer, kan zich 69 jaar later nog een markante en terugkerende gebeurtenis herinneren.
Eén van die vele forensen droeg een diepzwarte jas. Vanaf een zeker moment was daar de voorgeschreven gele ster voor joden op gestikt. Nu nog weet Bram Kemp hoe die gele ster fel afstak tegen de donkere stof van de jas, als nadrukkelijke markering van iemand die anders was.
Gemerkt.
Uitgezonderd.
Wie eerst gewoon een forens was, een gezicht in de menigte zoals zovele andere, werd daar plotseling uitgelicht als vertegenwoordiger van een bevolkingsgroep die gewoonweg verdwijnen moest. Een naamloze treinpassagier werd voor iedereen herkenbaar als een lid van een bevolkingsgroep die stelselmatig werd beperkt in zijn vrijheid, werd bedreigd, werd vernederd.
Maar toch is het niet vanwege die Jodenster dat de heer Kemp nog altijd deze herinnering bij zich draagt. De terugkerende herinnering is juist die aan die àndere forensen in die dagelijkse trein naar Koog Bloemwijk: iedere morgen namen de mannen beleefd hun hoed af voor de man met de Jodenster die net als zij op weg was naar zijn werk. Een dagelijks teken van respect voor en verbondenheid met iemand die net als vele anderen vervolgd en vernederd werd.
Wat een stigma moest zijn, werd ereteken.
Waar verachting beoogd werd, ontstond respect.
Waar verdeeldheid gezaaid werd, ontstond verbondenheid.
Het tafereel herhaalde zich, totdat op een dag die gele ster niet meer te zien was op het perron van Koog Bloemwijk.
De verbondenheid tussen mensen groeide. Het op brute wijze oppakken van honderden mannen in de ‘Jodenhoek’ in Amsterdam gedurende de eerste weken van 1941, het onverholen geweld tegen vrouwen en kinderen en de steeds verdergaande beperkingen die aan Joodse medeburgers werden opgelegd leidden tot een ongeëvenaarde daad van protest.
Na een korte staking bij de werven in Amsterdam-Noord groeide het besef dat collectieve actie geboden werd. Het befaamde stencil met de handgeschreven oproep STAAKT! STAAKT! STAAKT! werd verspreid en doorgegeven van het ene bedrijf naar het andere.
Ruim 300.000 arbeiders legden 25 februari 1941 het werk neer. Historicus en schrijver Geert Mak noteert het commentaar van een anonieme werknemer uit Amsterdam Noord:
“Ik ben die woensdagmorgen eerst gewoon naar kantoor gegaan om het werk voor mijn mensen in te delen. Om een uur of tien, toen ik liet beginnen, kwam er een arbeider naar me toe en zei: ‘Ik werk niet.’ ‘Wil je verlof hebben?’ vroeg ik. ‘Nee,’ zei hij, ‘ik werk niet, ik staak, en ik neem de gevolgen helemaal voor mijn eigen rekening.’ Ik belde toen enkele kennissen op en het was overal hetzelfde. Iedereen staakte.”
De staking begon in Amsterdam en sloeg over naar ’t Gooi, Utrecht, Kennemerland. En naar de Zaanstreek. Op de werkvloer in de fabrieken langs de Zaan, op de kantoren, werven en scholen in onze streek besloten werknemers tot collectieve actie. Het werk lag stil bij grote en vooraanstaande bedrijven uit die tijd: bij Verkade, bij Albert Heijn, bij Bruijnzeel, bij Wessanen, bij Simon de Wit. Maar ook bij de kleinere ondernemingen deed men mee.
Ooggetuige en toenmalig gemeentesecretaris van Wormer noteerde dat op 25 februari 1941 de medewerkers van olieslagerij De Liefde, in Wormer het werk neerlegden. ‚s Middags om drie uur lag het bedrijf plat. Iedereen was naar huis. Ook bij cacaofabriek De Moriaan, rijstpellerij De Unie, papierfabriek De Eendracht en in de winkels werd niet gewerkt. Gewone mensen als u en ik zetten hun overtuiging over wat onaanvaardbaar was om in acties. Zij voegden de daad bij het woord en lieten zien dat hun betrokkenheid bij de ander ergens voor stond. Al was het met direct gevaar voor eigen leven, zoals de droevige nasleep van de Februaristaking 1941 uiteindelijk heeft uitgewezen.
Met elkaar lieten al die arbeiders, kantoormedewerkers, winkelpersoneel en scholieren zien dat ‘de ander’ niet een abstracte persoon is. Hun ‘medemens’ werd iemand van vlees en bloed die actieve solidariteit verdient, die daar recht op heeft. Ook als die ‘ander’ een levensovertuiging of achtergrond heeft die mogelijk niet de onze is.
In die februarimaand maakten honderdduizenden Nederlanders nadrukkelijk verschil tussen samen leven en sámenleven, tussen actieve solidariteit en alleen in gedachten verbonden zijn, tussen toekijken en het nemen van verantwoordelijkheid. Voor de bezetter werd duidelijk: van de veronderstelde volkenband tussen de Duitsers en Nederlanders en de daarmee gepaard gaande collectieve Jodenhaat was geen sprake.
Was het niet gewapenderhand, dan was het wel met een meer ingetogen, maar niet minder diep gevoelde vorm van protest: de gebeurtenis die we bijna zeven decennia later nog steeds gedenken als de Februaristaking.
Desondanks: honderden Joodse stad– en streekgenoten werden in februari 1941 weggevoerd om nooit meer terug te keren. Zij werden uiteindelijk afgevoerd naar de steengroeves van Mauthausen en naar Buchenwald en stierven van uitputting.
Hun medeburgers lieten dat niet over hun kant gaan. Kwamen collectief in verzet en lieten met een massale actie zien dat zij onmenselijkheid niet accepteerden. Ooggetuigen van de gebeurtenissen spreken van een onzichtbaar bevel: de staking rolde als een golf over de bedrijven heen. De bezetter sloeg de actie echter hard neer. Negen doden en 24 zwaargewonden waren het onmiddellijke en trieste gevolg.
In 2009 bracht ik een bezoek aan concentratiekamp Auschwitz. Als toerist reisde ik naar Oost-Polen. Als betrokken bezoeker liep ik door de beruchte poort met de ijzeren spreuk ‚Arbeit macht frei’. Als belangstellende betrad ik de gaskamers.
Ik kan mij niet herinneren ooit eerder zo’n beklemming te hebben gevoeld als toen ik aanwezig was op de plaats die hèt symbool is van de meedogenloze wreedheid tegen een heel volk, tegen mensen die anders zijn. Het kwaad bestáát. Het heeft zich voltrokken op die vreselijke plek. De naam Auschwitz vormt het blijvende litteken in de geschiedenis van Europa. Voor mij zijn de gaskamers die ik vorig jaar bezocht een huiveringwekkende herinnering, het trieste dieptepunt van wat mensen elkaar aan kunnen doen. Ik denk er — in vrijheid – regelmatig aan terug, zeker in deze tijd van het jaar. Als een vrij mens uit een vrij land ging ik terug naar Nederland. Zeer onder de indruk, me er zeer van bewust dat ik gewoon wandelend, samen met de mensen die me dierbaar zijn, de poort uit liep.
Wij leven in een land dat inmiddels 65 jaar vrij is. Waar we kunnen denken en zeggen wat wij willen. Waarin we kunnen zijn wie wij willen zijn. Tegelijkertijd staan wij niet voor niets ieder jaar stil bij de Februaristaking van 1941, als symbool:
- voor solidariteit en tegen discriminatie,
- voor tolerantie en tegen onderdrukking
- voor onderling begrip en tegen onverdraagzaamheid.
De aandacht daarvoor is meer dan ooit belangrijk. Over enkele dagen zijn er gemeenteraadsverkiezingen. Hebben we de vrijheid om te bepalen wie ons bestuurt. Naar verwachting zal ruim de helft van de kiesgerechtigden de moeite nemen om van dat recht gebruik maken. Kennelijk en misschien helaas is vrijheid iets zó vanzelfsprekends, dat velen eigenlijk achteloos met zo’n fundamenteel recht omgaan.
Maar ook vandaag de dag staan de rechten van en het respect voor mensen die anders zijn dan de meerderheid, op de tocht. Zijn er groeperingen in ons land die in naam van de vrijheid juist pleiten voor inperking van de vrijheid van mensen om te zijn wie zij zijn. Worden opnieuw bevolkingsgroepen neergezet als de oorzaken van de problemen waarmee we te maken hebben. Ontstaat het gevaar dat mensen in dorpen en steden lijnrecht tegenover elkaar komen te staan – en soms gebeurt dat helaas al, denk aan de gebeurtenissen in Culemborg.
Net als in februari 1941 geldt nu ook dat onze principes pas wat waard zijn als ze op de proef worden gesteld. En natuurlijk deed niet iedereen destijds mee aan de staking. Waren er mensen die de actie wellicht in hun hart goedkeurden, maar toch voor de eigen veiligheid kozen. Die in een tijd van onzekerheid en onveiligheid geen onverantwoorde risico’s aandurfden.
“Ik staak en neem daarvoor persoonlijk de verantwoordelijkheid,” noteerde Geert Mak uit het relaas van een van de honderdduizenden stakers van februari 1941. “Ik kom in actie en neem daarvoor persoonlijk alle verantwoordelijkheid” – je moet het maar durven.
En wie van ons zou het heel moeilijk hebben met die afweging? Waren er aan de ene kant mensen zoals de heer Kemp die een bergplaats in huis hadden waar hij met zijn vader en broer in kroop als de bezetter mannen en jongens kwamen ronselen voor de Arbeitseinsatz. Vrijwillig meegaan zouden ze beslist niet. En waren er aan de andere kant ook buurt-, dorps– of stadgenoten die werkelijk geloofden dat een tijd in Duitsland werken misschien niet het allerergste was. Dat het wel mee zou vallen, dat het wel over zou gaan, “als we ze op die manier nou iets tegemoet kunnen komen…” Eenvoudig was het natuurlijk ook niet, je standpunt te bepalen èn daar naar te handelen als je persoonlijke veiligheid en die van je naasten onmiddellijk in het geding is.
Maar vandaag kunnen we lessen trekken uit het verleden. Weten we dat als het erop aankomt, en voordat de situatie uit de hand loopt, je voor je principes moet staan. Dat onbekendheid met elkaar tot onbegrip en haat kan leiden. De lessen uit 1940 – 1945 zijn in de samenleving van vandaag zonder meer actueel. In 2010 is het risico levensgroot dat we weliswaar vlak naast elkaar wonen, maar elkaar toch niet echt kennen. Dat de solidariteit en de verbondenheid tussen mensen die de Zaanstreek 69 jaar geleden kenmerkte, als los zand tussen onze vingers doorglipt.
Laat de herdenking van de collectieve actie van 1941 ieder jaar een herbevestiging zijn van het grote belang van die onderlinge verbondenheid, van verdraagzaamheid, van respect.
De trein naar Koog Bloemwijk zit nog iedere dag vol forensen en scholieren. Zij gaan allemaal hun eigen weg; hebben de vrijheid de bestemming van hun reis zelf te kiezen. Een groot goed. Maar laat die vrijheid geen vanzelfsprekendheid worden. Laten we oog houden voor elkaar. Aandacht hebben voor elkaar. We moeten zorgen dat we weten wat de ander beweegt. Laten we respect betuigen aan de mensen die in 2010 dreigen te worden gemarginaliseerd.
Laat de Februaristaking van 1941 ons daarbij een lichtend en inspirerend voorbeeld zijn.