Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Cor Reek

Van onze redac­tie, Ruud Meijns

CorReek0

De heer Cor Reek, geboren 16 april 1928. De lagere school deed hij op school 10 in de Sta­tion­sstraat. Frans Touw, van de Spar­winkel in de Emmas­traat, zat bij mij op school en die kwam ik hier in het huis nog tegen, we zijn nog op z’n 90e ver­jaardag geweest, wel bij­zon­der. In het laat­ste school­jaar was ik veel ziek, het was het oor­logs­jaar, toen moest ik het jaar over­doen. Dat deed ik op het Kat­te­gat in het 7e leer­jaar en dat was hele­maal niks, maar ik heb het overleefd.

Van mei 1941 tot mei 1943 zat ik op de Ambachtss­chool. Het was oor­logstijd en het mate­ri­aal was schaars en meester Lun­shof gaf dat ook aan. Hij zei ook, ‘Jon­gens, we moeten heel zuinig doen met het hout want het is moeil­ijk verkri­jg­baar’. Ik heb alles door­lopen. Je had ook oud­er­avond en in het laat­ste jaar stond ik aan de draaibank heften voor vijlen en bei­t­els te maken. We hebben nooit een reünie gehad en ik weet niet wat er van al die jon­gens is gewor­den. Eén van die jon­gens, Jan Stelling uit Wormerveer, die wilde naar Enge­land toe. We waren pubers.

In die twee jaar op school hebben wij niet veel van de oor­log gemerkt. Ik fiet­ste vier keer per dag van het Dampad naar de Ambachtss­chool. Om twaalf uur werd je vri­jge­laten en om één uur moest je terug wezen. Het gebeurde wel eens dat ik te laat was, dan stond je voor het dichte hek en moest je 20 bladz­i­j­den strafw­erk schrijven.

Cor heeft nog wel de beschi­et­ing van de gashouder meege­maakt. Eén gashouder stond op de west­kant van de West­z­i­jde en twee op de oost­kant. In het najaar van ’42 waren we bezig in het prak­tijk­lokaal, maar ja, als je het schi­eten hoort is het al gebeurd. Maar Lun­shof riep, ‘onder de banken’. Er wordt nog wel eens gezegd dat de gashouder in de brand vloog, maar dat is niet het geval hoor, anders zouden ze het wel hebben afgezet. Ik fiet­ste er vier keer per dag langs. De gashouder was wel ger­aakt en die gaten hebben ze later gere­pa­reerd. Het geluk was dat die ketel heel laag stond want er waren geen kolen dus ook geen gas. Een andere keer is er wel brand geweest bij een beschieting.

D’r is nog wel een vrouw omgekomen bij Jamin, die daar bood­schap­pen deed. Een kogel van die beschi­et­ing van de gashouder ket­ste af en heeft eerst een muur ger­aakt en toen die vrouw ger­aakt. Met de snel­heid van die vlieg­tu­igen vliegen kogels alle kan­ten op.

Ik heb de bom­men op de Hogendijk nog wel meege­maakt. Mijn schoonva­der kwam met een kar met brand­hout van Bruynzeel af en die was er net voor­bij. Er was een melk­boer van de West­zan­erdijk en die z’n hele melkkar was weg. Eén bom viel op die school en daar op de zolder lagen alle­maal land­kaarten die door de druk de lucht invlo­gen, richt­ing Zeemanstraat.

Ik kon goed met Dirk van der Spek omgaan, die woonde in de Golofkin­straat. Die was net zo goed in wiskunde als ik. Dus we deden ieder de helft van de som­men en dan wis­selden we dat uit en had­den we alles klaar en het was altijd goed. Alge­bra en meetkunde dat ging me goed af, je wist het of niet en ik kreeg een acht; het hoog­ste van de klas. Dus ik was een vraag­baak voor m’n medeleerlingen.

Reek heeft nog al z’n schrift­jes van de Ambachtss­chool en ook een groot boek­w­erk met de tekenin­gen die hij daar heeft gemaakt. Hij heeft geen foto’s van zijn tijd op de Ambachtss­chool. Eind ’42 of in ’43 is er een foto gemaakt met alle leer­lin­gen die toen op school zaten, maar die is hij door ver­huizin­gen kwijtgeraakt.

CorReek2Als Cor in z’n schrift­jes van toen zit te bladeren staat hij ver­baasd van wat hij alle­maal heeft geleerd. In het boekje lezen we ‘het stellen van profie­len’. Dat doen ze tegen­wo­ordig niet meer, alles komt kant en klaar op de bouw aan. Alge­bra, meetkunde; ‘dat moest alle­maal keurig gebeuren hoor want je kreeg er een cijfer voor, hoe je je schriften behan­delde, orde en netheid. Als een ander dit leest zeggen ze, ‘gooi toch weg die rot­zooi’. Hij is er hele­maal voor als dit ergens goed bewaard en ten­toon gesteld kan worden.

Ler­aar den Breemer, die heette Piet en die had ook een bij­naam ‘Pjetje’ en dan met 15 man in de klas mom­pelde iedereen ‘Pjetje’. Dan werd ie razend. We had­den ook Lun­shof, was zo’n kerel, geweldig. En je had ‘Snor’, was een grote kerel en die gaf algebra-​meetkunde.

Met de dis­ci­pline op school had hij geen moeite, je went eraan. Je wist wat je wel en wat je niet mocht. Thuis was ik ook redelijk streng opgevoed, moeder was een gelovig mens. Zijn vader was altijd maar aan het werk. Hij werkte bij Nieuwen­huizen, de dranken­han­del in de West­z­i­jde. Toen hij daar ontsla­gen werd, kwam hij in de werkver­schaffing terecht.

Ik was nog geen dag van school af en ik had al een baas. M’n vader was werk­loos en samen gin­gen we naar Jan­so­nius op de Heren­gracht en ik kon maandag begin­nen. De eerste dag vroeg hij wat ik kon en ik zei dat ik alleen een bei­tel kon vasthouden. Dan heb ik een mooi klusje voor je, zei hij. Hij werkte voor Pop­pert, de hoe­den­fab­riek in de Boten­mak­ersstraat. Ik moest mod­ellen van lin­de­hout maken, zo zacht als boter en dan schuren. Jaap de Graaf, z’n eerste knecht en Piet Klein, de met­se­laar werk­ten daar ook. Ik deed een klusje met Jaap bij Tempo in de kelder en daar lag alle­maal ouwel. Jaap zei, meen­e­men, je moet eten. Ik ben daar tot sep­tem­ber 1944 gebleven en toen dwong de honger me om te stoppen.

Ik ben 1 keer aange­houden door de Landwacht en 1 keer opgepakt door de marine. Ik woonde op het Dampad 120, tegen het Rusten­burg aan. Ik ging de deur uit naar m’n werk en kom de hoek om en daar staat de Kriegs­ma­rine, twee man. De Kriegs­ma­rine zat op het Hem­brugter­rein en de Landwacht zat in het huis van Frits Perk aan de Gracht en die had­den het zeker te druk daarom stond die Kriegs­ma­rine daar bij het huis van Slager Bes.

CorReek3

Foto: Het Rusten­burg hoek Dampad met de winkel van slager Bes.

Ik werd afgevo­erd naar de Chris­telijke school op de Gedempte Gracht en in een stam­pvolle klas gedonderd. Daar heb ik tot 1 uur gezeten, toen werd ik vri­jge­laten. Mijn broer werkte bij de Meufa in de West­z­i­jde en daar werd hij opgepakt en naar Duit­s­land afgevo­erd en m’n vader, die in IJmuiden werkte, was ook al afgevo­erd; dus twee uit het gezin. Omdat die twee al in Duit­s­land zaten werd ik vri­jge­laten. Je vraagt je af wat ze nou met een knaap van zestien aan moeten. Gelukkig kwam m’n broer na een half jaar weer terug, hij had het aan z’n rikketik, zogenaamd.

Mijn vader heeft het laat­ste half jaar in Duit­s­land onderge­do­ken gezeten. De plek waar hij zat was plat gebom­bardeerd door de Engelsen en Amerika­nen. Alles was plat, heel veel doden. Bij de mensen waar hij onderge­do­ken zat ben ik na de oor­log geweest, nog con­tact mee gehad. Hij is op de fiets terug gekomen. Hij heeft na de oor­log nog 9 maan­den geleefd, hij had een tumor in z’n hoofd, 53 jaar oud.

In novem­ber 1944 is hij met een kam­er­aad met een hand­kar voor voed­sel naar de Wieringer­meer gelopen. Twee keer bij boeren ges­lapen, ’s mor­gens kre­gen we een bak koffie, wat erop leek, en een boter­ham, had­den ze zelf gebakken. Toen zijn we naar Wieringer­w­erf gegaan en daar ver­wezen ze ons naar de gaarkeuken en daar kre­gen we ons pan­netje vol eten. Toen zijn we in Oude Zeug terecht gekomen en daar kre­gen we met z’n tweeën een half mud aar­dap­pe­len. En op de terug­weg von­den we nog rooie en witte kool. Niks geen last van Duit­sers gehad, maar we kwa­men doo­dziek terug.

Cor is ook in dienst geweest. Hij zat bij de wederop­bouw van de Bailly­bruggen, pon­te­nier noe­men ze dat. Goedgekeurd voor Ned­er­land­sch Indië, maar mijn vader was gestor­ven dus was ik kost­win­ner. Die van 1928 hebben er wel gezeten.

Na de oor­log was er geen werk in de bouw, er waren geen mate­ri­alen. Ze hebben het wel over de wederop­bouw, maar die is van veel later. Toen ston­den ze bij mijn moeder op de stoep om te vra­gen of ik bij ze kwam werken, zoveel werk was er. Direct na de oor­log werkte ik bij iemand op de Zuid­dijk, in de kelder, en maakte schaak­stukken. Diezelfde man maakte ook broches en speld­jes met bloe­men en mijn moeder beschilderde die.

Reek heeft 48 jaar in de Jacob Goris­straat gewoond. Daar­voor woonde hij op de Hogendijk en bij het Kalf. Maar door de ziekte van zijn vrouw, ze had Parkin­son, moest hij ver­huizen naar West­er­wa­ter­ing. Sinds het over­li­j­den van zijn vrouw woont hij daar nu alleen. Gelukkig heeft hij de steun van twee dochters.

Hij heeft twee jaar op de Hogendijk gewoond, bij Kees Huis­man, van die dekschuiten­ver­huur. Tegen­over het huis van Monet, Dolf Muns woonde daar en ik woonde er boven. Ik ging wel eens met hem naar voet­bal in Rot­ter­dam. Maar ja, je hebt een jong gezin, was ingeschreven bij Goed Wonen, maar kon zelf geen huis kri­j­gen. Ik werkte in de bouw op de Wibautstraat.

CorReek5Ik heb toen een gesprek met burge­meester Thomassen aangevraagd en hem de sit­u­atie uit­gelegd. Hij zei, ‘dat gaan we rege­len’. Kreeg ik bericht van de won­ing­bouwv­erenig­ing, ging ik kijken, stond er een groot bord ‘Onbe­woon­baar verk­laard’. Ik weer naar ze toe en gezegd dat ik daar niet in ging. Weer een tijd gewacht, niks geho­ord en ik weer naar ze toe. Ik heb gedreigd, ‘als ik niet snel iets hoor ga ik weer naar Thomassen toe’. Na lange tijd kreeg ik een won­ing aan de Hon­de­manstraat, bij het Kalf. De vorige bewoner had daar duiven in gehouden die had­den alles onder gescheten, ik heb het alle­maal opgeknapt.

Na vijf jaar kreeg ik van de won­ing­bouw een won­ing in de Brinkmanstraat aange­bo­den. Mijn vrouw en ik er heen, alles opgeme­ten, kre­gen we een tele­foon­tje dat het niet door ging, een ander kreeg de won­ing, hogere pri­or­iteit. Die man van het won­ing­buro zag ik op de tri­bune bij ZFC zit­ten, ben ik naar hem toe gegaan en hem de waarheid verteld waar iedereen bij was. En ik zei ook nog dat Thomassen achter me stond. Twee dagen later kreeg ik een won­ing op de Jacob Goris­straat. Het was vechten, altijd maar vechten.

CorReek4Reek is 25 jaar lid geweest van ZFC, hij organ­iseerde clubavon­den met klaver­jassen en bil­jarten. Hij heeft maar twee jaar gevoet­bald, dat was genoeg. Het was wel een ouwe troep daar. Van ’t Kaar en Floor Wezel, fam­i­lie van me, hebben me nog eens gevraagd of ik wilde mee­helpen het dak van de tri­bune te her­stellen. Ze had­den geen steiger, maar de lood­gi­eter Theo Tem­pel­man zou me helpen. Maar dat dak ging ik niet op, stel je voor dat je er aflaz­ert, dus ik heb het van bin­nenuit gerepareerd.

Hij was 40 en werkte in Hoorn en toen zei de uitvo­erder Jan Luiten dat hij wel van alle mark­ten thuis was. ‘Natu­urlijk’ antwo­ordde ik hem, ‘ik ben toch gediplomeerd!’. Vanaf de vol­gende week werd ik de voor­man omdat de uitvo­erder ziek was.

Ik vertelde hem dat ik voor een neef de fun­der­ing van een garage moest maken, maar dat de teken­ing nog ont­brak. Gaf hij toestem­ming dat ik in de pauze op hun teken­bord die teken­ing kon maken. Toen ik de teken­ing bij de gemeente Koog a/​d Zaan inleverde was ik de wind­wi­jzer ver­geten, maar hij werd goedgekeurd toen ik het er alsnog intek­ende. Maar voor m’n werk vroe­gen ze of ik de cur­sus voor uitvo­erder wilde gaan doen. Die moest ik in Ams­ter­dam doen, maar dat werd teveel met al dat gereis van Hoorn, naar huis en dan weer naar school. Maar door rugk­lachten kwam er een eind aan werk in de bouw. Hij heeft zes weken in het zieken­huis gele­gen maar met 55 jaar werd Reek afgekeurd voor de bouw; een hernia.

In Zaan­dam heeft hij ook nog gebouwd, voor de firma Ker­sten uit Waal­wijk. Schep­ers, de uitvo­erder, zei toen: ’Cor de fun­der­ing legt er, de opbouw is voor jou. De wonin­gen achter de Galjoen­straat staan er nog steeds.

Ondanks alles heeft hij een pret­tige jeugd gehad op het Dampad en de Rus­sis­che buurt.

Het Dampad
CorReek7Het Dampad begon bij de Dam en liep tot het Rusten­burg met een onder­brek­ing bij de Czari­nas­traat. Je had het korte en het lange Dampad en ik woonde vlak­bij Land­saat de bakker. Als kind speelde hij met Piet de zoon van de bakker op zondag in de bakkerij. Ze namen hem in de cri­sis­tijd voor de oor­log wel mee naar zee. Later, ik was een jaar of elf, hielp ik mee met spec­u­laas draaien en op de plaat leggen en dan de oven in. En wat stuk was kreeg ik mee voor m’n moeder.

CorReek9Foto: Ter­wey

Ik stond harin­gen te spoe­len voor Ter­wey. Ik bracht de har­ingkar met ouwe Ter­wey de kluft op bij de Czaar Peter­straat en zetten hem neer bij het oude gemeen­te­huis. Dan kreeg ik een zure bom en een dubbeltje voor m’n spaarpot.

CorReek8Er zaten heel wat bedri­jf­jes op het Dampad; Som­broek, de kachelsmid, Zalm — tim­merbedrijf, Yff — meubel­mak­erij. Daar­naast was de opslag van de mark­t­stallen van de Burger en daar tegen­over had je Frans Bakker de rijwiel­her­steller, motoren. Die is later naar de Burcht gegaan. Ik heb Frans nog in z’n sol­daten­pakkie zien gaan toen hij werd opgeroepen in mei 1940. Hij kwam gelukkig heel­huids terug.

Foto: Meubel­maker Yff

Zijn moeder heeft als meisje bij de Joodse dom­i­nee De Haan gew­erkt, die ook op het pad woonde. Nadat ze de tafel had gedekt kon ze mee-​eten. Veel con­tact had je niet met die mensen. Moeder kwam zelf uit een gelovig gezin, de fam­i­lie Dekker van het Dampad, met 8 kinderen. Fam­i­lie van de Berg had er 10. Vader van de Berg werkte bij de Hem­brug en hij vroeg wel eens aan mij of ik voor hem een pakje Vir­ginia van een dubbeltje wilde halen bij Noé, die had­den een fiet­sen­stalling en een tabak­swinkeltje. Je had Roe­mer de melk­boer, Zon­der­land de slager, je had er de kouwe bakker Bes, Dekker– de zeilen­maker, Boes de schilder, die had een prachtige woning.

Wat er door het Dampad kwam wil je niet geloven; veel sche­p­elin­gen die bij Tante Bep en Ome Ko Brand op het Rusten­burg naar het loge­ment gin­gen. Daar sliepen zwervers, dak­lozen, Jan de Waspik, die was meestal bezopen. Mijn moeder zag ‘m door het spi­onnetje al aankomen, je kon de klok erop gelijk zetten. Je had Zwenne, Ger­rit was een goeie jon­gen die was met Lies getrouwd. Maar die ouwe Zwenne, die zat altijd in de kroeg op de Zil­ver­pad­steeg hoek Gedempte Gracht. De hele fam­i­lie ging dan die ouwe halen, maar Ger­rit kwam dan ook teut terug.

Achter de Gedempte Gracht liep een demp en je had een poort, op de Czari­nas­traat en op het Rusten­burg. Tante Bep kreeg ruzie met Ome Ko en zij zat hem met een groot mes achterna op die demp. Hij kon gelukkig sneller lopen dan zij want ze was nogal gezet.

CorReek13

Foto: Markt op de Ged.Gracht.

En ’s zater­dags was er tot tien uur ’s avonds markt en die kooplieden moesten van hun troep af. Trossen bana­nen gin­gen dan voor twee kwart­jes weg, maar wie had er nou twee kwart­jes? Maar het was er wel gezel­lig op de Gedempte Gracht met de markt.


Met z’n 89 jaar rijdt hij nog steeds auto, niet meer ’s avonds, dat gaat niet meer.

Joomla tem­plates by a4joomla