Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Van het Vis­ser­shop naar de Vinkenstraat

Jelte Roode volgt dagelijks een avon­tu­urlijke route naar school

vanhetvissershopnaar1Mijn ver­haal gaat over het stukje Zaan vanaf de Bleek­ersstraat tot de Ach­ter­dam. In die tijd was ik een gere­formeerd knaapje dat opgroeide in een buurt waar ze niks van gere­formeer­den moesten hebben. Wij had­den ons daarom een ‚Rode­ri­aanse’ houd­ing aangeme­ten, die miss­chien ook mijn lev­en­shoud­ing is gewor­den. Te veel opvallen was niet goed,dan werd je gepakt, maar als je over je heen liet lopen, dan had je geen leven meer. Hoe los je dat op? Wij moesten wel opvallen omdat wij met de Goede Tijd­ing en met de kalen­ders langs de deuren liepen. En pa was koster van het ‚kerkie’. Daarom was het altijd schip­peren maar we hebben het gered. We wer­den geac­cepteerd en gere­specteerd, maar echt erbij horen? Nee!

Na drie jaar kleuter­school (jawel ik was zelfs in staat daar te bli­jven zit­ten) werd er een nieuwe chris­telijke school gebouwd, de Ds. Lin­de­boom­school, naast het Johan­neszieken­huis. Tij­dens de bouw was er een depen­dance in de Kat­te­gatschool, maar na twee gelukkige jaren daar moesten wij voor een jaar naar de Vinken­straatschool. Daar kreeg ik geen juf­fen meer, maar een meester, meester Dorgelo. Het bleef modderen.

Nu komt het stukje Zaan in mijn ver­haal. Ik moest ‚s mor­gens vroeg van huis want de Vinken­straat was nog een heel stuk om te lopen en er was heel wat te zien en te beleven. Eerst de Bleek­ersstraat af, soms met een ommetje achter de dijk langs bij het vis­ro­ker­i­jtje van Klein, de pal­ing­boer. Daar het trap­petje omhoog wat al een uit­bran­der kon oplev­eren van de dikke Klein en zijn heel magere zoon Dirk. Dirk was de tegen­pool van zijn vader: lang, mager en een grote hoor­nen bril en een ver­schrikke­lijke stot­ter­aar. Het was altijd prachtig als je hem kwaad kon kri­j­gen, want dan stot­terde hij zo leuk en sproeide hij over zijn vis heen.

Even verderop had je weer zo’n bij­zon­der­heid: bakker Luc van Noord. Later is tegen­over zijn bakkerij een patatza­akje gekomen. Vol­gens mij heeft Luc jr. dat gespon­sord om zijn vreet­zucht te bevredi­gen. Dan kreeg je het sluisje waar toen­ter­tijd druk gebruik van werd gemaakt. Veel kleine houtschepen en boeren­strontschepen wer­den daar geschut. Dan snelde de manke sluis­meester van de ene kant naar de andere en als het schut­ten was gedaan trok hij zich tevre­den terug in zijn kleine schuttershuisje.

De verdere tocht ging langs de gebroed­ers Kee, kruide­niers, die moest je altijd groeten want wij waren klant en zij waren broed­ers. De weg ver­vol­gend langs de sombere muur van Van der Molen tot naast lam­p­en­zaak Rede­laar kwam je bij een heel klein snoep­winkeltje, gedreven door een, vol­gens zeggen, alleen­staande vrouw, in een groen pandje. Achter een nor­maal huiskamer­raam had zij haar ner­ing uit­gestald: drop, kauwgum­ballen, zure­ballen, bakkesvol en nog veel meer lekkere din­gen. Kwi­jlend moest ik mij daar van losrukken.

Nog naslikkend naderde ik de hoek Skager Rak,waar ik altijd wat angstig omhoog keek en negen van de tien keer zag ik dan dat gehate glim­mende kale hoofd van kap­per de Boer, die scham­per op mij neer­keek naar mijn coupe. Ik was niet zijn klant maar droeg het bloem­pot­ten­model van Hig­gler. Op deze plek kon een keuze wor­den gemaakt, recht­door de dijk over of het Skager Rak en dan langs de Zaan. Beide kan­ten had­den hun charme maar ook hun nare kan­ten. Ging je recht­door dan moest je langs Nijn­t­jes (kleine kruide­nier), waar ik eens een winkeldeur­ruit had laten sneu­ve­len dus die had een ‚kijkie’ op me.
De andere kant, dan moest je langs het Kat­te­gat en de Kat­te­gatschoolpe­ri­ode had uit­er­aard ook de nodige con­flicten opgeleverd. Maar meestal was het de Zaan die won.

Pontje van SchaapIk klom dan vaak op de grote beton­nen pis­bak die daar in het plantsoen aan de Zaanz­i­jde stond. Daar had ik een prachtig uitzicht over de gehele Voorzaan. Links van mij het pon­tje van Schaap waarmee je van het Vis­ser­shop naar de Prins Hen­drikkade, het Eiland en de Haven kon varen voor maar drie cen­ten. Het pon­tje had de wei­dse naam Visa-​Versa. Deze over­tocht heb ik vaak gemaakt want op het eiland was ook het zwem­bad, een open bad dat op palen stond en in open verbind­ing stond met de Zaan. Later werd het bad ges­loten i.v.m de vervuil­ing van de Zaan.

Rechts van je afk­ijk­end zag je het sluizen­com­plex en het was druk met het scheepsver­keer: grote schepen en dekschuiten, die vaak getrokken wer­den door kleine sleep­boot­jes met echte werk­na­men als Time is money en Always ready maar ook de Alk­maar pakket en de salon­boot, waar ik als het erg slecht weer was wel eens mee naar de Dam mocht varen. Deze boot legde namelijk ook op het Hop aan.
 Prins Hendrikkade met groenteveiling
De loswal met de groen­ten­veil­ing. (Foto uit: ‚Zaan­dam’ door Henk Poppen)

Nu de lon­gen nog maar eens flink vol zuigen met de uri­negeur en maar weer verder. De tijd begint te drin­gen. In loop­pas (of sukkel­draf zoals wij dat noem­den) naar school, maar er moest nog heel wat gepasseerd wor­den: het gemeen­tepon­tje naast de Poli­tie te Water (stomme naam; ‚k heb ze nog nooit te water zien gaan). Dat pon­tje was gratis maar voor ons wel een heel stuk omlopen. Voor de Burcht op de loswal was de groen­teveil­ing. Daar kwa­men de meeste groen­te­boeren en –winke­liers hun waren halen, dus loven en bieden.
Voor mij en mijn konijn viel er altijd wel wat te halen; voor mij een stekkie, voor Kobus wat groenteafval.

Op de klok kijk­end, want die kun je van hieruit net zien, kon ik nog even een praatje maken met Aris Prins, de vis­boer, op de hoek van de Wil­helminabrug en de Burcht en ter­loops even vra­gen of hij nog een gar­naal heeft. Negen van de tien keer zegt Aris: kom mor­gen maar, maar dat zegt hij elke mor­gen. Door dat gevraag sta ik nu voor de dichte bomen van de brug en de sluis is boorde­vol, dus moet er een omweg wor­den gekozen. Aan de andere kant van de sluis boven op de sluis­deuren is er voor de sluiswachters een loop­pad gemaakt en dus ga ik via de sluis over de Ach­ter­dam naar de Westzijde.

Die Ach­ter­dam was vroeger heel druk. Je had daar Klif­fen, een aar­dap­pel­g­roothandel, het bode­cen­trum van Keezer, diverse kroe­gen en op de hoek de beroemde ijs­sa­lon van­Tempo. Bij dat bode­cen­trum viel overi­gens wel eens wat te rit­se­len. Bij de kapotte zakken kon je wel eens iets eet­baars tegenkomen, bijvoor­beeld pinda’s die later onge­brand bleken te zijn.

Ged.Gracht met markt in vroeger jarenNog één hin­der­nis: ‚t is don­derdag, mark­tdag. Toen was de markt nog op de Gedempte Gracht. Ik had natu­urlijk meteen de Vinken­straat kun­nen nemen maar de gezel­ligheid en miss­chien nog meer de honger deden mij kiezen voor de markt, waar toen nog wat meer standw­erk­ers waren dan nu.

En dan was ik te laat, moest dan de con­ciërge meneer IJben helpen met het boe­nen van de vlo­eren. Hij hield veel van lysol en chloor. Wij waren zeker erg vies. Als ik nu nog in een oud school­ge­bouw kom, denk ik deze geur nog te ruiken.

Jelte Roode

N.B. Dhr. Jelte Roode is overleden. Dit ver­haal is met toestem­ming van de erven geplaatst. Voor meer infor­matie ver­wi­jzen we naar de web­site Rozema stam­boom
Voor meer ver­halen zoek verder onder ‚vroeger’.

Joomla tem­plates by a4joomla