Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Ciska Koene
Van onze redac­tie, Ruud Meijns

CisKoene1Mevrouw Cis Koene is 10 okto­ber 1943 in de Stei­jn­straat num­mer 4 geboren, mid­den in de oor­log. Mijn vader moest nog naar Van der Lee­den om te kun­nen tele­foneren voor een vroed­vrouw. Hij moest oppassen want toen hij zich moest melden is hij onderge­do­ken. Ik heb het maar van horen vertellen natu­urlijk.
Mijn vader was bin­nen­schip­per, mijn oud­ers zijn heel erg snel geschei­den. Ik was nog een klein kind. Ze had­den elkaar bij het door­gaan in de Zaan ont­moet. Hij legde aan in de Zaan en mijn moeder stond op de kade. Hij kwam oor­spronke­lijk uit Ams­ter­dam, van de Palm­gracht. Mijn broer is nog in Ams­ter­dam geboren en toen zijn ze naar Zaan­dam, naar de Stei­jn­straat gegaan. Er werk­ten toch veel Ams­ter­dammers hier bij Albert Heijn en Verkade.


We waren met z’n vijven thuis, moeder en vier kinderen. Ze moest gaan werken, schoon­maken, in de huishoud­ing, zwart. Werd ze nog ver­raden door de buurt. Gelukkig kreeg ze het later beter.
Cis ging naar de Klaas Kater­straatschool. Ze kent alle juf­fen en meesters nog. Juf­frouw Spoor, juf­frouw Kuiper, meneer Last, meneer V.d Hoede, meneer Win­kler. Cis vraagt of ik meneer Win­kler kende? Nee? Freek de Jonge heeft het er in een voorstelling nog over gehad; vre­selijke kerel. Het was een sacher­ijn met een scheve nek en gaf les in de vijfde klas. Freek zat bij mij in de klas.

Step
CisKoene2Oh wat waren we arm, mijn moeder had echt geen rooiecent te veel. Geschei­den met 4 kinderen, man/​vader ervan­door
Ciska Bru­ins was mijn vriendinnetje/​nog/​en die had­den het finan­cieel veel beter dan ons, die had een mooie step. Een mooie rode step, wat wilde ik graag step­pen, kon mijn ogen er niet vanaf houden.
Zullen we vader en moed­ertje? ver­zon ik en ja hoor op het plaat­sje van opoe Bru­ins, kle­den neer gelegd, emmers als meu­bi­lair, het huis was klaar.
Ciska Bru­ins jij bent moeder en ik vader en Willy mijn zusje was kind. Moeder ging een boekje voor­lezen aan kind. Vader gaat naar zijn werk opperde ik. Ik pakte de step, want ik moet geld ver­di­enen.
Uren heb ik door Zaan­dam gestept…alle straten en ste­gen. Als een kon­ing reed ik, buurtkinderen keken jalo­ers, ook even bij mijn oma op de Burge­meester van Orden­straat op vis­ite.
Toen ik na een paar uur terug was knorde opa Bru­ins, ‘ze zijn allang al weg hoor, ‘k heb ze van mijn erf ges­tu­urd’. Ciska Bru­ins was een paar dagen bozig op me, maar het was het waard.

Ik kwam met vijf jaar al in de eerste klas en met elf jaar op de huishoud­school. Ik wilde naar de ULO maar dat wilde mijn moeder niet. Cis schreef er zelf het vol­gende over:
Waarde­loos idee was het van mijn moeder, ik wil naar de Ulo, maar nee zei ze, want ik krijg niet eens een lep­eltje bij de thee als jij groot bent en daar leer je het huishouden dus ik met tegen­zin naar de Czari­naschool, die het vol­gende jaar al naar de Juliana van Stol­berg in de Nico­laas Maesstraat overging.


Ik weet nog goed de open­ing door Koningin Juliana…wij, meis­jes, alle­maal met witte schorten en kook­mut­sen op in een ere­haag voor Juul ..zin­gen:
CisKoene3Vooraan in de NIco­laas Maesstraat
staat een prachtig groot gebouw..
het is de glo­rie van de Zaanstreek
voor de vorm­ing van de vrouw
je leert er wassen koken strijken
hoe een gas­for­nuis moet zijn
kom gerust naar ons kijken
want bij ons daar is het fijn.


Ik ging naar de huishoud­school in de Czari­nas­traat, dat was nog voor een half jaar en toen wer­den we overge­plaatst naar de Juliana van Stol­bergschool bij de Frans Halsstraat, maar ik had geen fiets. In dat half jaar van de Czari­nas­traat moest ik ook naar de school op de Hogendijk, naar het Kat­te­gat, dat waren alle­maal nood­lokalen en ik deed alles lopend. Een uurtje naaien op de Zee­manstraat en AVO op de Hogendijk. In okto­ber werd ik twaalf.

Ik wou hele­maal niet naar de huishoud­school – ik vond het vre­selijk. Maar ik heb het later inge­haald. Toen ik drie kinderen had ben ik naar de Moe­d­er­mavo gegaan, 6 vakken. Ned­er­lands, Engels, Frans, biolo­gie, geschiede­nis en aardrijk­skunde. Afwassen, kinderen naar bed en boeken op tafel; prachtig. Daar heb ik veel geleerd. Later heb ik nog Spaans gedaan, alleen niet afge­maakt. Aardrijk­skunde vond ik het leuk­ste, dat is echt algemene ontwik­kel­ing.

Dat ik zo vroeg naar school ging, met vijf naar de lagere school en met elf naar de huishoud­school, had mijn moeder geregeld want die wilde werken. En ze had met meneer Hen­driks van de school afge­spro­ken dat ik er op mocht, maar als de schooltan­darts kwam mocht ik naar huis. Ik heb het toch alle­maal gered. Lopend naar de Juliana van Stol­berg; een jurk maken, nou ik kon er niks van. Ik was er niet rijp voor.
Ik wilde altijd kinderver­zorg­ster wor­den, nou en dat ben ik gewor­den. Die ULO mocht niet maar ik had liever naar de katholieke Sancta Maria in de Oost­z­i­jde gewild, dichter­bij hè. Mijn vader was katholiek, dus waarom niet. Maar mijn moeder wilde het niet.
En bij ons in de buurt was iedereen com­mu­nist; Bru­ins, Brand­jes, Hen­ning, echt een verzets­bu­urt, heel goed. En nu woon ik weer in een verzets­bu­urt; de Willem Brinkmanstraat. Ik heb in de Stei­jn­straat een hele leuke jeugd gehad. Mijn vader was van huis uit katholiek en mijn moeder gere­formeerd en we woon­den in een com­mu­nis­tis­che buurt. Mijn oud­ers deden niks met dat geloof, het is ook maar een stempel.

Han­nie Schaft
CisKoene4Van­daag zou het de 100ste ver­jaardag van Hanny Schaft, de verzetstri­jd­ster die vee­lal in de Zaanstreek werkte en mijn moeder die aan de overkant van het huis van Bru­ins woonde, vertelde dat ze haar vaker zag lopen en dat ze dan naar bin­nen glipte ..schuw en streng kijk­end, De bewon­ers van de Transvaalsbuurt-​Steynstraat/​Krugerstraat/​de Wet­straat wis­ten niet dat ze voed­sel­bon­nen, valse passen, onder­duikadressen kwam regelen…zeer gewaagd …voor mij een heldin.…ze werd jaren verzwe­gen als heldin maar het meisje met het rode haar wordt gelukkig de laat­ste jaren geëerd .…Respect voor zoveel durf ..voor onze vri­jheid. Het huis dat toen vol met onder­duik­ers zat staat er nog steeds en ik moet altijd aan Hanny denken als ik er voor­bij loop, Han­nie was mijn heldin.

Werken
Met veer­tien ben ik van school af gegaan en ging ik werken, het mocht eigen­lijk nog niet, maar mijn moeder zat op geld te wachten. Vier kinderen thuis. Toen heb ik gesol­lici­teerd bij mijn zus d’r werk; Apotheek Hul­part­sen, dat was toen nog Sano­farm. Onder Piet van Leeuwen, de baas van de inpakkerij. Ik ben in de oude fab­riek begonnen en toen kwam er een nieuwe fab­riek. Daar heb ik twee jaar gew­erkt en ik was zestien en heb toen bij het Sint Janzieken­huis voor het lab­o­ra­to­rium gesol­lici­teerd. Maar toen wilde ik zater­dags vrij, ik werkte tot half drie en iedereen was toen op zater­dag vrij en dat ging niet dus ben ik bij die non­nen wegge­gaan.

Ik sol­lici­teerde toen bij de Artillerie Inricht­ing want die was zater­dags vrij. Nou slechter kun je niet werken, vre­selijk. De enige keer dat ik ontsla­gen ben. Ik heb mijn proeftijd niet gehaald. Na vier weken mocht ik weg en ben hup­pe­lend gegaan. Ik moest hulzen door mijn han­den laten rollen om te kijken naar beschadigin­gen. Duizen­den mensen en dan een jong meisje van zeven­tien en werd ik er juist uit­gepikt. Moest je in zo’n hokje komen en gin­gen ze in je mandje kijken of je geen goeie exem­plaren had wegge­gooid.
Later kwam ik achter zo’n hele grote groene machine en dan gooiden ze een mand vol hulzen erin en dan moest ik, met spiegelt­jes en lam­p­jes kijken of er foute tussen zaten. Die gooide je in het mandje en dan kwa­men ze weer kijken of je het wel goed had gedaan.

Mijn moeder was op vakantie en het was vri­jdag­mid­dag en toen had ik geen baan meer, ik vond het zo erg. Gauw in de krant gekeken en toen zag ik firma de Waal op de Zuid­dijk, Kolo­niale waren. S. de Waal was de baas, leuke tijd gehad. Later zijn ze ver­huisd, toen werd het VéGé, een groothandel. (VéGé: Veel Ellende Geen Eten) Ze had­den op de Zuid­dijk een woon­huis en het bedrijf zat naast van der Lee­den op de Zuid­dijk. 3 etages en een kelder.

CisKoene5Ik werd aangenomen voor op kan­toor. Ik had hele­maal geen ervar­ing maar werd aangenomen. Toen ben ik gaan leren. Heb ik eerst gevraagd of ik op typles mocht en ze betaalden het. Bij Insti­tuut van Haren op de Sta­tion­sstraat. En toen vroeg ik of miss­chien steno mocht leren, had ik niet echt nodig, maar het mocht ook. Ik heb ook nog Engelse les gedaan.
De Waal op de Zuid­dijk nr. 74. Nu een café.

Toen ik er werkte waren er geen kolo­niale waren meer; het was een groothandel voor kruide­nier­swaren. Zaanstreek– Water­land, Ams­ter­dam, Haar­lem, Bev­er­wijk was hun gebied. De heren Kor­te­naar en De Waal waren de direc­tie. Als die vracht­wa­gens gin­gen rij­den moesten wij voor de papieren en de zegel­blok­jes zor­gen. Die wagens gin­gen dan naar de klanten bestellin­gen weg­bren­gen. Die bestellin­gen wer­den doorge­beld; meneer Flens uit Oost­zaan, Van Lan­ge­laar uit Zaan­dam.

We kre­gen in die tijd de eerste Bull machines, com­put­ers die werk­ten met pon­skaart­jes die bij de klant hoorde. Ik heb toen nog een sys­teem bedacht voor die kaart­jes en heb daar nog een beloning voor gekre­gen. Een licht­bak zodat je er goed de kaart­jes kon uithalen. De chauf­feur haalde de bestelling uit het pakhuis en met een bijri­jder deden ze hun ronde.

Ik ging wel eens met een hamer naar het mag­a­z­ijn en tikte op een blik soep en dan had­den we soep tussen de mid­dag. Als een blik gekneusd was werd het niet verkocht, snap je?

CisKoene6Ook ging ik wel eens met De Waal mee naar Zwa­nen­burg, de hoofd­ves­tig­ing, en dan moesten we bij zijn huis even wachten en dan liet hij ons bin­nen waar het gezin nog zat te eten. Hij nam de krant en nog een broodje eten en dan zaten er drie mensen van kan­toor te wachten. We moesten met de pont, Hemweg of Buiten­huizen. Daar ston­den dan lange rijen auto’s te wachten en kocht hij wel eens een krant. Hij had een Chevro­let Bel Air, een mooie grote wagen (foto). Hij had ook nog een VW-​kever met een bril­letje aan de achterkant. De Waal was een hele grote lange man en in die VW zat hij bijna opgevouwen.

Na drie jaar bij De Waal ben ik naar Bruynzeel gegaan, op de fineer­afdel­ing. Dat was wel pret­tig want we woon­den bij de Balken­haven dus dicht­bij. Je moest daar fineer­platen tegen elkaar aan duwen. Toen kwam er zo’n chef die wilde dat ik bij die grote machines ging werken. Toen ik het gezien had bedankte ik voor de eer, het werk was te zwaar voor mij. Hij vond dat werk­weiger­ing. Ben mooi terug gegaan naar mijn afdel­ing. Toen ik zwanger werd ben ik daar vertrokken.

Mijn man Jur is begonnen als huiss­childer en heeft nog in de won­ing van De Waal op num­mer 113 geschilderd. Hij is zich later ook gaan ver­beteren door te gaan leren over verzek­erin­gen en dergelijke.

CisKoene10Jur zijn vader was overleden, hij woonde op het Blauwepad en moest daar weg. Mos­ter­d­molen de Huis­man stond op zijn won­ing. Zij kre­gen toen de sleu­tel voor Sta­tion­sstraat 56. Offi­cieel stond Jur nog op het Blauwepad ingeschreven en tegen hem werd gezegd zoek maar een kosthuis want je kan niet met die bejaarde vrouw, een pleeg­moeder, daar bli­jven wonen. Hij is toen bij mijn moeder ingetrokken tot ons trouwen en toen gin­gen we in de salon­wa­gen wonen. Won­ing­nood hè.

Jur en Cis getrouwd

Na het over­li­j­den van mijn schoonva­der had Jur wat geld gekre­gen en heeft hij er een salon­wa­gen van gekocht. Zo kon­den we wonen. Die wagen hebben we bij de Balken­haven, bij Bruynzeel neergezet, ille­gaal natu­urlijk.
Daar werd ik zwanger en toen we zijn we naar de Sta­tion­sstraat 56 ver­huisd, een mooi huis, tegen­over dr. Hoogenkamp. Het was een groot Heren­huis.

Vreemde ont­moetin­gen
Cis heeft, op z’n zachts gezegd, vreemde ont­moetin­gen gehad. Op een strand in Spanje treft ze een vrouw die ook Fran­ciska heette, en op dezelfde dag, in het­zelfde jaar geboren was. Zo heeft ze meer ont­moetin­gen gehad waar­van je achteraf zegt; hoe bestaat het? Wat dacht u van het vol­gende. Op een avond in Torre del Mar zit­ten Cis en haar man Jur op een plein­tje met Span­jaar­den. Komt er een blonde vrouw bij een winkeltje iets kopen. Cis spreekt haar aan en vraagt of ze ook uit Ned­er­land komt. Ja, zegt de vrouw, uit Almere en waar komt u van­daan? Uit Zaan­dam zegt Cis. Oh zegt de vrouw daar heb ik ook gewoond. Mijn vader had een naaima­chine­han­del op de Gedempte Gracht. Hé, zegt Cis, daar heb ik mijn Husq­varna gekocht. „En waar woont u?” vroeg de vrouw. In de Willem Brinkmanstraat in Zaan­dam, zegt Cis. Nou moe, zegt de vrouw, in die straat ben ik geboren.

Kaarten
CisKoene7Ik heb ook nege­nen­twintig jaar een klaver­jas­club gerund. Je hebt geen idee hoe groot die club is geweest: De Drie Molens. Een sterke club met goeie spel­ers. Die naam komt van Jan Visser, de verf­fab­riek. Ik was ongeveer der­tig jaar toen ben ik, samen met mijn zus en onze man­nen, lid gewor­den van die club. Dan kwa­men er weer vier leden bij, want die club was op ster­ven na dood. Ze zaten op de Hogendijk in het gebouwtje van Het Westen. Ik was er een jaar bij toen ze stopten met de club. En als ik dan in Zaan­dam liep kwam ik oud-​leden tegen die vroe­gen waarom ik het niet ging doen. Toen ben ik ook dat zaaltje gaan huren, maar toen we meer leden kre­gen moesten we steeds groter huren en op het laatst zaten we bij de post­duiv­en­club “Bevri­jde Vleugels”, bij de Hare­mak­ersstraat in de buurt.
Thuis was het ook altijd kaarten, met vrien­den. De kinderen naar bed en dan kaarten. Het zag hier blauw van de rook. Jur had een pijp en z’n vriend ook. Ik rookte niet zoveel, maar wel met kaarten. Toen ik Jur leerde ken­nen rookte hij niet, maar dat vond ik zo ongezel­lig dat ik een pijp en tabak gekocht heb met een pijpen­rager. “Hij zei, breng maar terug”, nou ik zei “dat doe ik niet”. Toen vond hij het zonde van het geld en is hij gaan roken.

Je hebt geen idee wat ik alle­maal voor die club heb gedaan. We deden tombola’s en 1 x per jaar een uitwissel­ing. Dan kwa­men vijf en twintig clubs voor een toer­nooi opdraven en zat de hele Marshoek vol. Ik deed de inkoop van de drank, deed de boekhoud­ing (met kas­con­t­role). Als je van mijn club het hoog­ste aan­tal pun­ten had op een avond kreeg je 25 gulden en kon je vier pri­jzen kopen. De week erop won weer een ander. Ik heb ook vaak gewon­nen, gewoon omdat ik zo’n felle kaarter ben. Heb de wis­sel­beker gewonnen.

Dren­the
Ik organ­iseerde ook elk jaar een week naar West­er­berge met de club. Met twee en veer­tig mensen naar een recre­atiepark. Het is een groot park gewor­den, toen was het nog wat kleiner en wij kwa­men daar al, ook met mensen van de club. En we zagen een mooi groot gebouw en dat zijn we gaan huren. 40 man en je weet niet half wat we daar alle­maal deden.

We namen blokken hout mee voor de open­haard, ik deed de slaap­kamerindel­ing, want je had kamers van vier of acht per­so­nen. Je moet alles van te voren rege­len, dat deden we al eind feb­ru­ari. En de mensen moesten maar hon­derd gulden betalen, echt goed­koop. We maak­ten van tevoren ook pan­nen met snert, haalden twintig rook­worsten van de Hema.

En pri­jzen, want op vri­jda­gavond had­den we meteen kaar­tavond en op zater­da­gavond had­den we een feestavond met plaat­selijke arti­esten en een disco. En iedereen moest dan in ‘het net­jes’.

CisKoene8We gin­gen ook op excur­sie, werd ook geregeld. We gin­gen naar de glas­blaz­erij, naar het orgel­mu­seum, elk jaar iets anders. Alles zat in die hon­derd gulden en we regelden ook het ver­voer voor wie geen auto had.

Een oom van mij, een hoge Piet in Mij­drecht hoorde van de klaver­jas­club en zei je moet sub­si­die aan­vra­gen, vraag maar of er bij de gemeente een potje is. We vroe­gen het aan en het werd afgewezen; op een paar pun­ten. Ik heb al die pun­ten weer­legd, maar kreeg niks. Maar ja, dat neem ik natu­urlijk niet. Het was rotweer, het sneeuwde en ik op de fiets naar Zaandijk. Ik kende Rens Berk­hout die deed vroeger de boekhoud­ing van mijn man. Ik kwam daar en ik vroeg Rens te spreken en dat kon niet, het was al afgewezen enz.

Liep er zo’n man met een postkar­retje en ik achter hem aan en ik vroeg hem of hij wist waar Rens Berk­hout zat. Drie hoog, hoe hoger hoe meer vlo­erbe­dekking. Ik kom bij zijn kamer, nog nat van de sneeuw, hij doet open, “Hé, mevrouw Koene, kom bin­nen”. Tegen de man die er al zat, “ik spreek je zo wel” en het was zo geregeld. Duizend gulden!

De klaver­jas­club
Als voorz­it­ster van een klaver­jas­club in Zaan­dam, gin­gen we jaren ook een week­end weg met de leden, met 40 kaarters naar Echten, in een groot verbli­jfhuis de Baan­der in Dren­the.

Er valt dan heel wat te rege­len, want alles moesten we zelf doen, eten halen/​koken. Dat was wel een dag alles rege­len, een excur­sie, de Chi­nees, de kruide­nier, een bandje voor de feestavond, hout voor de open haard enz enz. Mijn vriendin en ik gin­gen dan ook al in maart om alles per­soon­lijk te bestellen en af te spreken.

De laat­ste keer gin­gen we naar de plaat­selijk pot­ten­bakker, Freek Berend, voor een afspraak met hem. Het was het laat­ste dat we moesten doen en dan naar huis terug, wat toch wel een paar uur rij­den is.
We kwa­men via lan­delijke paad­jes bij zijn ate­lier, maar helaas hij was er niet. Nou zei mijn vriendin, dan plas ik hier even op ‘t erf want eer we thuis zijn. Toen we teru­gri­j­dend ongeveer bij Diemen gin­gen tanken en wilden betalen — waar is mijn tas? “Nee hè, ik heb waarschi­jn­lijk bij de pot­ten­bakker op zijn erf laten staan, tij­dens het plassen”, zei ze.

Wij hele­maal terug naar Dren­the. Land­paadje weer op en in de verte zag ik de tas, die stond gelukkig nog op de houten tafel.

Toen zei ik, “Nu moet ik ook even plassen hoor”. Ter­wijl ik door mijn knieën zak en plas, gaat er boven een raam open van een huisje ernaast. Ik kijk omhoog (al plassende). Een mevrouw roept in het Drents, wat is dat hier van­daag, van­mor­gen zat er ook al een vrouw te plassen.…en nu weer! Ik keek haar aan en zei “ja, klopt, dat waren wij!”
Ze smeet het raam dicht, kwaad, met: “Je moet een ander besodemieteren!”

Mijn man Jur zorgde voor de kaarten als er een jaar­lijks toer­nooi was. Vijf en twintig tafels is 100 man; in de Marshoek. Dan ging ik van tevoren winkels af, dat kon nog in die tijd. Bij de Kwan­tum een vlo­erkleed, BB-​hal een leukigheid, noem maar op. Van alles gaven ze voor de tombola, voor pri­jzen. Mijn autootje zat altijd vol. Ik deed niet alles alleen hoor, anderen had­den ook hun aan­deel erin.
Maar toen Jur vijf en zes­tig werd, gin­gen we graag op vakantie en als ik er dan een keertje niet voor de club was, dan ging er altijd wel iets mis. De lichten bleven bran­den, de deur was niet afges­loten. Toen ben ik ermee gestopt..

Joomla tem­plates by a4joomla