Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

De jeugdherin­ner­in­gen van D.W. Bakker
(geboren 15 april 1935, opgetek­end in 1970)

Van onze redac­tie, Ruud Meijns

Deel 2

De Schoon­maak
DickBakker7In het vroege voor­jaar kre­gen de vrouwen het op hun heupen. De schoon­maak, in buur­praat­jes hoorde je niet anders dan van: “Ik ben boven klaar” enz. Het begon met het ver­wi­jderen van de kachel. Moeder hulde zich in de oud­ste lor­ren, haar hele­maal ingepakt in een doek en dan wer­den eerst de lange zwarte pijpen die de verbind­ing vor­m­den van kachel naar rookkanaal voorzichtig los­ge­maakt en naar buiten gedra­gen om ze te ont­doen van het roet aan de bin­nenkant. Dan werd de kachel zelf naar buiten getild en geheel schoonge­maakt en aan de bin­nenkant opnieuw gekit. Daarna werd alles met een soort kachelpo­ets glim­mend zwart gewreven en gin­gen kachel en pijpen naar de zolder in afwacht­ing van de winter.

Dan begon moeder pas goed. Vanaf de zolder werd stelsel­matig het gehele huis gesopt en geboend. Niets bleef op zijn plaats. Alle kas­ten moesten leeg en de planken na een sop­beurt voorzien van nieuw kast­pa­pier.
Wij ver­maak­ten ons maar zoveel mogelijk op straat, want het huis was onleef­baar en moeder prikkelbaar.

De huis­baas
Ons huis, een twee onder een punt­dak won­ing, was eigen­dom van de fam­i­lie Giskes die aan onder­houd niet al te veel deed. Moeder moest de diverse fam­i­liele­den tij­den lang bela­gen om iets gedaan te kri­j­gen. Het schu­urtje stond al lang op instorten en ten lange leste kwam de toezeg­ging, dat er voor ons en de buren een nieuwe schuur zou komen. De zwa­ger in de fam­i­lie Giskes was tim­mer­man en zou het uitvo­eren. Het moest zo goed­koop mogelijk en het hout was voor­namelijk hout van de z.g. “Ford­kisten” van de auto– assem­blage­fab­riek aan het Noordzeekanaal. Voor de kinderen was het een hele beleve­nis, de sloop en bouw en het knapte er toch wel van op. Vader tikte ook een Ford­kist op de kop en daar­van werd een nieuw kolen­hok getim­merd. Toen ook nog de verveloze houten achtergevel geschilderd werd, voelden we ons als villabewoners.

Het uit­breken van de Oorlog.

DickBakker8

Plot­sel­ing was er die span­ning bij de vol­wasse­nen. Men groepte bij elkaar en keek zorgelijk. Bij de Gruyter, het kruide­niers­fil­i­aal vooraan in de West­z­i­jde, waar ik met moeder mee naar toe was om bood­schap­pen te doen, gaf aan de kinderen een kar­ton­nen auto­bus gevuld met choco­laat­jes, waarop afge­beeld achter de bus raam­p­jes vrolijk lachende sol­daten alsof de mobil­isatie een uitje was.Teruglopend over de Wil­helmi­nasluis, zag ik in de richt­ing Ams­ter­dam grote zwarte rook­wolken hangen. Moeder zei dat de voor­raden van de Petroleum-​haven in brand waren gesto­ken, want dan had­den de mof­fen er niets aan. Dat zag er voor een kind toch al iets min­der vrolijk uit dan de Gruyter’s auto­bus. Verder merk­ten we als kind nog niet veel van de oor­log. Vader en moeder spraken smal­end over de Koningin die gevlucht was naar Enge­land en in een school wer­den Duitse sol­daten gelegerd.

Oude ver­moeide man­nen, die geheel niet onvrien­delijk deden. Het leven ging nog ongesto­ord door. Bij mooi weer Zondags voor op vaders fiets in een bakje achter een schermpje naar het strand in Wijk aan Zee. Heel Zaan­dam leek zich op de fiets in die richt­ing over de bochtige West­zan­erdijk te ver­plaat­sen. Bij zeer harde wind werd de grindweg onder aan de dijk gevolgd, maar dat reed lang niet zo lekker als het asfalt. Nee, de oor­log maakte toen nog niet veel indruk. Van veel groter gewicht was het feit dat ik na de zomer­vakantie naar de grote school moest.

De grote school.
Op straat werd de laat­ste week voor de school zou begin­nen over niets anders meer gespro­ken. Het bleek dat we als groep uit elkaar zouden vallen tij­dens de schooluren. Aris ging naar de open­bare Kat­te­gatschool, Jan Kuit naar de chris­telijke school aan de Klaas Kater­straat, Ger­ard Jansen naar de Katholieke School, Jan Wie­man zat al op school en Mar­tin Faber en ik gin­gen naar de open­bare Bakker­school in de Oost­z­i­jde. Dat bleek achteraf niet zo’n gelukkige keus, want de school werd gevorderd als Duits arbei­ds­bu­reau en later in brand gesto­ken door de onder­grondse. Het leverde echter geen vrije tijd op want de 3e t/​m de 6e klas wer­den ingek­wartierd op het Kat­te­gat en de le en 2e klas von­den onder­dak in de katholieke jon­genss­chool in de Jan Sijbrand­steeg, vlak tegen­over de katholieke kerk in de Oostzijde.

DickBakker9Dat was wat. We waren zwaar in de min­der­heid vergeleken met de room­sen en hulp van de hoog­ste klassen kon­den we ook al niet inroepen. Ieder verblijf op het school­plein was een strijd op leven en dood. Ook al was het speelk­wartier geschei­den i.v.m. de meis­jes. Bij aan­vang en uit­gaan had je toch maar met ze te maken. Op een gegeven moment hoor­den wij het knapenkoor zin­gen met zulke hoge stem­men, dat we eerst dachten dat ze toch stiekem mei­den op school hadden.

De eerste schooldag staat me nog goed bij. Wegge­bracht door moeder, aange­gaapt door de room­sen en opgevan­gen door juf­frouw Mars, een schat van een mens, al leek ze wat streng met haar bril op. Ik vond een plaats naast Jaap Korver alias “Koffie” van het Prin­sen­pad. Even later werd een schree­uwend speen­varken, genaamd Siem­pie Stevens, in de klas gezet. Jon­gen wat kon die janken. Als de juf maar naar hem keek begon hij al te blèren. De meeste klasgenoten kwa­men uit de omgev­ing Frans­es­traat, Kalver­straat en de “nieuwe buurt” zoals de straten rond de P.L. Takstraat/​Klaas Kater­straat genoemd werden.

Zo kwa­men voor zes jaar in mijn leven: Louis Soe­mers, Klaas van de Weide, Kees Offen­berg van de Kalver­straat, Arie Steen­man van de Frans­es­traat, Nico Romeijn of te wel Kino van het Klam­perspad, Ada Hoog­land, Duifje Mooij ‚Tine Blomberg, Rietje Loon­stra (mijn eerste meisje — de verk­er­ing bestond voor­namelijk uit het ruilen van kralen voor koek­jes), Rika Prins, Annie Dekker, Kees van Leeuwen, Fran­cien van Pop­pen, Geertje de Vries, Gri­etje Plomp, Ali Stru­iker, Nico Holkamp en Nel­lie Broeksma. Nel­lie ging nog eens met 2 vriendin­nen door het ijs op de sloot van Kraaij en ze wer­den door mijn vader alle drie gered. Verder was er Wim Ver­maat, ergens uit de Oost­z­i­jde en Jan van Vliet van het Boom­gaardspad. Tine Blomberg moet de lagere schooltijd als een hel hebben ervaren. Zij droeg een bril, had een apens­moeltje en een wat hoge rug. Het werd dus apie Blomberg, die iedereen in het voor­bij gaan even een zet moest geven. Afschuwelijk hard die kinder­w­ereld. Ik deed er niet aan mee en daar had ik twee goede reden voor, ik vond het zielig en vader was een goede bek­ende van brug­wachter Blomberg.

DickBakker10Het eerste school­jaar was voor mij van korte duur. Ik werd ziek, zwaar ziek, over­leefde maar net een lon­gontstek­ing en had op mijn rap­port 110 dagen verzuim staan. Een ander gevolg van mijn ziekte was dat de ver­houd­ing tussen mijn oud­ers en boer Kraay water en vuur werd. Vader vroeg aan boer Kraaij wat volle melk voor zijn ziek kind, want het spul waarmee de melk­boer langs de deur kwam, de z.g. taptemelk, was meer water dan melk. Maar nee, chris­telijke boer Kraaij was geen barmhar­tige Samar­i­taan, maar een onver­val­ste boerekniert en gaf niet thuis. Vader razend, jaren­lang schillen in de emmer aan het hek gestort voor gratis vreten voor die koeien en nu dit. Kraaij kreeg de emmer naar zijn hoofd ges­lingerd en had daarmee zijn laat­ste schillen van de fam­i­lie Bakker gehad.

Juf Mars nam zich voor dat nie­mand zou bli­jven zit­ten en de zwakke broed­ers en zusters, waar ik natu­urlijk bij hoorde, wer­den nadrukke­lijk op Woens­dag­mid­dag bij juf thuis aan de Langes­traat verwacht voor bijles. En dat lukte. We gin­gen over en begonnen wel­ge­moed aan onze eerste echte grote vakantie. Het tweede oor­logs­jaar was inmid­dels ingegaan.

De E.L.M. en de K.L.M.
Tussen de jeugd omgev­ing Frans­es­traat en die van het Boom­gaardspad was een vete ontstaan. De oorzaak wist nie­mand meer. De Frans­es­traat richtte een club op, de “Engelse Lucht­macht” of wel de “ E.L.M”. Bin­nen het ter­ri­to­rium stond het overal vol gekrijt met die let­ters. Dat kon het Boom­gaardspad niet op zich laten zit­ten en als tegen­hanger werd de club “Konin­klijke Lucht­macht”, in de wan­del­ing “K.L.M”. genoemd, opgericht. Wij van de Lijn­baanstraat waren niet geheel neu­traal, maar wat op de hand van de E.L.M. Dat voor mij wel goed uitk­wam, want zij had­den de over­hand op school en de weg naar school ging langs hun grondge­bied. Jan van Vliet van het Boom­gaardss­lop was slechter af. Sloot hij zich aan bij de KLM dan had hij op school geen leven en ander­som was het leven op straat een kwelling. Jan veran­derde voort­durend van club en in zijn hoedanigheid van lid van de KLM werd hij door de ELM gevan­gen genomen. Dat had heel wat plan­ning gekost want Jan had een tac­tiek ontwikkeld van voor in de rij lopen als de school uit­ging en dan als een pijl uit de boog weg via wat smalle straat­jes van de Klauw­er­shoek naar de Zuiddijk.

DickBakker11

Via het steegje tussen slager Schoen en de dro­gis­terij Het Zuiden kwam hij op veilig ter­rein. De ELM zette zijn snel­ste lop­ers in en die slaag­den er in eerder op de Zuid­dijk te zijn dan Jan. In tri­omf werd een brul­lende Jan meegevo­erd naar de Franse demp. Daar werd hij zon­der vorm van pro­ces aange­merkt als “ver­rader” en de straf stond al bij voor­baat vast. Broek naar bene­den en met blote billen in de brand­ne­tels ges­lingerd die op de dem­pen welig tier­den. De KLM liet dit niet op zich zit­ten en zon op wraak en dat lukte na de kerst.

Feest,
Voor ons waren uit­gaan en feestjes in deze oor­logs­jaren onbek­ende begrip­pen. De eni­gen, die nog een feestje had­den bij ons in de straat, waren de chris­telijken. Maar dan moest je wel de zondagss­chool bezoeken. In arremoede togen wij zo vanaf begin novem­ber zondags om 12 uur met een paar losse cen­ten naar het zondagss­chooltje naast kolen­boer De Car­pen­tier aan de Prin­sen­straat. Geduldig luis­ter­den wij naar de bij­belse geschiede­nis en leer­den zelfs ver­sjes en spreuken uit ons hoofd, want dan kreeg je een plaatje en voor 10 plaat­jes kreeg je een grote plaat. De Car­pen­tier zat zelf achter het orgeltje tij­dens het gezang, maar zag onder­tussen alles. Wie gein­t­jes probeerde uit te halen door onder de banken door te kruipen en de mei­den te kni­jpen, werd zon­der meer als een kolen­zak buiten de deur gede­poneerd. Aris werd eens afgevo­erd net na de col­lecte en waagde het toen nog zijn cent terug te vra­gen, wat hem nog een schop na opleverde. Even later zat een hoogrode Car­pen­tier weer achter het orgel en beukte er zo hard op, dat wij geen vin meer dorsten te verroeren.

DickBakker12Wie het tot de kerst uithield mocht op het feest komen in het chris­telijke verenig­ings­ge­bouw aan de Boten­mak­ersstraat en dan kreeg je wel 2 glazen limon­ade en een koek. Neven activiteiten van de Zondagss­chool waren de lichtbeelden-​avonden en het figu­urza­gen. De licht­beelden­ver­tonin­gen waren geweldig. Zeer drama­tis­che ver­halen over kinderen die gezondigd had­den, maar net op tijd tot inkeer kwa­men, wer­den door een juf­frouw zo droe­vig en meeslepend verteld, dat we tra­nen in de ogen kre­gen. Figu­urza­gen lag me min­der. De opdracht tot het maken van sneeuwwitje en de 7 dwer­gen heb ik niet vol­bracht. Na 2 gedrochten, want zo zagen mijn dwer­gen er toch wel uit, gaf de instruc­teur te ken­nen, dat het weinige mate­ri­aal, dat nog voorhan­den was beter door meer begaaf­den gebruikt kon worden.

DickBakker13In de eerste oor­logs­jaren had­den we nog een ker­st­boom. Vader zorgde altijd voor een flinke boom en daarin kwa­men naast de vele ballen en andere glit­ters de elek­trische ver­licht­ing te hangen, bestaande uit glazen huis­jes in prachtige kleuren met besneeuwde daken. Dat had nie­mand in de straat en wan­neer de ver­licht­ing tegen donker aan ging ver­dron­gen de kinderen zich voor onze ramen om een glimp van dat moois op te van­gen. Ook had­den we een inge­bouwde “pathe­foon” waarop ker­st­muziek werd afge­draaid. Prachtig! Na Nieuw­jaars­dag wer­den de bomen afge­tu­igd en liepen wij de huizen af om bomen te verza­me­len voor de grote ker­st­bomen fik op de laat­ste vrije dag van de ker­st­vakantie. Iedere straat had zijn verza­mel­ing, zwaar bewaakt klaar liggen. Zo ook de ELM, die een grote berg ker­st­groen had­den liggen op de werf van heibaas Goezinne. ‚s Avonds om 8 uur, toen er geen jon­gen meer op straat was, nam de KLM wraak door een groot deel van de bomen­voor­raad van de ELM te kapen. Oh, wat waren de ELM-​ers de vol­gende mor­gen, toen de ramp ont­dekt werd, kwaad. Er vond een algemene mobil­isatie plaats.

Alle beschik­bare grote broers wer­den erbij gehaald en er vond een stor­maan­val plaats op de gedempte plas “de Braak”, waar de enorme brand­stapel van de KLM klaar lag. Maar daar was door de KLM op gerek­end. Zowel de toe­gang via de demp achter het Boom­gaardspad als via de Prin­sen­pad­demp waren gebar­ri­cadeerd en bemand met KLM-​ers als Leen Bührs, Henk Rijlaars­dam en de gebroed­ers Jaap en Wim Prins, die met stokken en ste­nen bewapend elke aan­val wis­ten af te slaan. De ELM ging met lege han­den gebuild en geschramd huiswaarts. Met nog min­der vreugde dan anders gin­gen ze vol­gende dag weer naar school. Op straat en op de muren stond tre­it­erend “KLM overwint”.

Luilak.

DickBakker14

Foto: Wim Krijt

De eerste herin­ner­in­gen aan Luilak zijn het bezw­eren van moeder om me vooral om 5 uur te wekken, om daarna met de buur­jon­gens te gaan ‘slepen”. Een sleep was met touw en ijz­er­draad aaneenge­bon­den mate­ri­aal, dat bij over straat slepen lawaai maakte, zo als oude pot­ten, pan­nen en blikken. Hier­mede sleepten we dan hard ren­nend door de straten. Het oorver­dovende lawaai wekte de hele buurt en wie zijn bel in de deur had laten zit­ten, werd ook nog eens wakker gebeld. Om 6 uur gin­gen we ver­moeid en hon­gerig naar bakker Voogd aan de Prin­sen­straat om een warme bol te kopen.

Inmid­dels waren alle vrouwen druk bezig met ramen lap­pen en straat schrobben, want het moest net­jes zijn voor Pinksteren. Bij kap­per Otter was het extra druk met de knip– en scheerk­lanten. Kinderen wer­den op Zater­dag niet geholpen, die had­den door de week tijd genoeg. In de loop der jaren veran­derde luilak van karak­ter. We gin­gen steeds vroeger op en de sleep raakte in onbruik.

Alles draaide nu om de luilak fik. Weken­lang werd alle brand­bare rom­mel verza­meld en ver­stopt tot luilak­nacht. Fikkie steken mocht niet en moest buiten zicht van de poli­tie gebeuren. Span­nend was het wel wan­neer een “juut” werd ges­ig­naleerd. We hebben eens een half uur ver­bor­gen in de bosjes gele­gen, omdat Jan Kuit een poli­tieagent had zien staan. Uitein­delijk bleek de juut een struik te zijn met een paar witte bloe­sems, die in het donker op uni­form­knopen leken. Dat heeft Jan nog lang moeten horen.

DickBakker15Toen er een avond­klok was ingesteld door de Duit­sers ging het luilak toch door. Bij een fik van de Prins­es­traat kijk­end, kwam de “Grüne Polizei” op motoren met zijs­pan aang­ieren. Wij op de vlucht. Op de Kruger­straat zaten we met wat jon­gens ver­sc­holen op een erfje van een huis tot­dat de bewoon­ster ons bin­nen­haalde om het daglicht af te wachten. Door­dat het luilak steeds vroeger begon en de tijd tussen het uit­bran­den van het vuur en het mor­gen­licht steeds langer werd nam de verveling en daar­door de bal­dadigheid toe.

De eerste luilak na de bevri­jd­ing lei­dde tot het weg­pakken van de grote hand­kar van tuin­der Schoone en het pikken van alle houten tuin­hek­jes in de nieuwe buurt. De hek­jes, die door de eigenaren gedurende de oor­log op zolder bewaard waren, omdat ze anders voor brand­stof wegge­haald zouden wor­den, had­den deze net weer geplaatst. De kar met hek­jes ging in zijn geheel op het vuur. De vol­gende dagen ston­den als een mon­u­ment van van­dal­isme de ijz­eren wiel­ban­den met as en kruk omringd door hekschanieren mid­den op straat, tot na de Pinkster de reinig­ings­di­enst de rom­mel opruimde. De gemeente probeerde de bal­dadigheid tegen te gaan door het ver­to­nen van filmvoorstellin­gen in de nacht van 2 tot 5 uur op een groot scherm mid­den op de Burcht en het houden van zgn. korrie-​wedstrijden tussen scholen op de Sta­tion­sstraat. Voor deze zaken bestond grote belang­stelling. Het oor­spronke­lijke luilak is nooit meer teruggekomen.

De Speel­tuin.
Aan de ds. Baxs­traat, vlak achter de Lijn­baanstraat, lag de speel­tuin van speel­tu­in­v­erenig­ing “Het Zuiden”. Het was een groot ter­rein, geheel omgeven door een schut­ting. Je mocht er alleen in als je lid was. Tegen de tijd dat de tuin open ging, stond er al een hele rij kinderen zich voor de poort te ver­drin­gen. Op zich stelde de tuin niet zo veel voor, maar twee trekkers waren de enorme zand­bak en de hoge gli­jbaan. Niet zo maar een gli­jbaan­tje van “roets” en je bent bene­den, nee, een hoge, waar voor je twee trap­pen op moest en met een bocht er in. Wan­neer de baan droog was en we lang genoeg gezeurd had­den aan de oppasser, ging er eerst een kleedje met daaron­der een lap met wrijfwas naar bene­den en daarna begon de pret. Je moest wel een matje zien te bemachti­gen, want anders zag je broek er niet uit en zwaaide er wat bij thuiskomst. In de zand­bak werd van alles gespeeld en gebouwd. Henk Veld­hoven die toen nog redelijk ter been was, maar later geheel invalide zou wor­den, beschikte over de speel­go­e­duitrust­ing van een domp­teur en liet soms een cir­cus­piste graven. Daarin speelde hij de dier­entem­mer en wij voor de wilde dieren. Achter in de speel­tuin stond het speel­tuinge­bouw waarin ‘s avonds diverse activiteiten gehouden wer­den. Zo was er een mond­har­mon­ica club. Ik was er ook een blauwe maandag op, maar gek zijn op muziek wil nog niet zeggen, dat je het ook kan spe­len. Als het mooi weer was gin­gen de grote deuren open en ston­den oud­ers en kinderen te luis­teren naar de muziek. Hier ook mijn eerste ken­nis­mak­ing met Dick Borger. Toen beter bek­end als “Sum” en een beruchte bel­hamel. Tij­dens de muziek­les werd Sum er uit­ges­tu­urd. Dat heeft de diri­gent geweten want Sum klom boven in de klimpalen en ging daar zit­ten spe­len, dwars door alles heen. Zo kon­den we geni­eten van een onder de klimpalen staande schree­uwende en tierende diri­gent en een veilig boven zit­tende, straat­de­unen spe­lende leer­ling. Uitein­delijk wer­den we alle­maal naar huis ges­tu­urd. Voor de diri­gent was de avond verk­nald. Wij had­den ons prima vermaakt.

Illus­traties: Dick Bakker, gemeen­tearchief Zaanstad, erven W. Krijt, marktplaats


Joomla tem­plates by a4joomla