Dhr. C. Camfferman
Van onze redactie: Ruud Meijns
Dhr. C. Camfferman heeft in zijn jaren bij De Sperwerorganisatie de opkomst van de supermarkten meegemaakt. Toen hij in de detailhandel zat, had iedere straat nog een kruidenier en op het moment dat hij met pensioen ging waren die zo goed als verdwenen.
Cornelis Camfferman, geboren 22 september 1926 in Zaandam in het allerlaatste huis vóór de sluis te Westzaan. Westzanerdijk 321 is gesloopt, er staat nu een watergemaal. De Westzanerdijk zag er ook nog anders uit; minder bebouwing en veel smaller. Als jongen heeft hij nog gezien hoe de dijk verbreed werd. Cornelis was de oudste van drie kinderen.
Het geboortehuis stond naast de kaashandel van de firma Schipper waar zijn vader vanaf 1921 vertegenwoordiger voor was. Schipper was een kaashandel, ze kochten kaas bij boeren in Utrecht, Zuid-Holland en bij kaasfabriekjes in Noord-Holland. Ze leverden dat weer aan de detailhandel zoals kruideniers en melkboeren in steden als Amsterdam, Haarlem, Beverwijk. Hij ging als jongen wel eens met z’n vader op een zaterdag mee door Noord-Holland om kaas te kopen. Als kind speelde hij op het terrein van Schipper, samen met de jongens van Schipper, Machiel en Anton.
Op dit prentje kijken we van de Zaandamse kant. Links de kruidenierswinkel van Trijntje Breeuwer, met twee nichten Ma en Jans. Daarachter was de kaashandel van Schipper met de woningen van de broers Schippers. Rechts was café Schilperoord en beneden aan de dijk was boer Beets. En in het huisje bij de sluis woonde Henk Kalf, de sluiswachter en tevens visserman van de binnenwateren. Zijn vrouw bediende de sluis en daar had ze het druk mee.
In het zijkanaal werd hout gelost voor Rote, toen nog Rot, en dat moest allemaal door de sluis geschut worden, inclusief de balken. Als het ’s winters gevroren had gingen we over het ijs langs al de houtwerven. En elke woensdag zag je de grote passagiersschepen, die op Indië voeren door het kanaal komen, de Marnix van Sint Aldegonde, de Van Oldenbarnevelt. En één keer heb ik een botsing meegemaakt. Van de IJmuidense kant kwam een Engels vrachtscheepje en die ramde het passagiersschip precies opzij, scheurde helemaal open, je zag de mensen zo binnen staan. Ik stond in de huiskamer en zag het zo gebeuren en toen hardrennend naar het kanaal. Vroeger gingen we op bezoek bij mijn grootouders in Halfweg. We gingen dan met het overzetveer, een roeiboot, naar de overkant. Het had een soort fietsenrek aan de zijkant en zo ging je naar de overkant. Dan nog een half uurtje fietsen naar Halfweg. Het kanaal was toen nog veel smaller dan nu.
De lagere school bezocht hij in Westzaan, een Christelijke school in de J.J. Allanstraat. Samen met kinderen van de Veldweg en het Zuideinde liep hij elke dag in groepjes naar school. Hij heeft daar 5 leerjaren gedaan. Met het oog op een vervolgstudie vond vader het verstandig om zijn zoon naar Zaandam, naar de school in de Ooievaarstraat te sturen omdat daar ook een MULO aan verbonden was. Hij had inmiddels de leeftijd om daar zelfstandig naartoe te fietsen. Na de zesde klas ging hij over naar de MULO en hij deed in 1942 eindexamen.
Vader Camfferman had het idee dat zijn zoon wel voor de handel geschikt was en stelde voor naar de Handels HBS in Amsterdam te gaan voor vervolgstudie. Maar de oorlogssituatie, met razzia’s en mannen die opgepakt werden voor dienst in Duitsland waren niet gunstig om als jonge man dagelijks naar Amsterdam te reizen. Besloten werd dat hij voorlopig bij Schipper kwam werken, in een vertrouwde omgeving. Als er onraad zou komen kon hij zo weg. Hij kreeg nog wel een oproep voor het Arbeidsbureau, maar hij had al een pasje dat hij werkzaam was in de voedselvoorziening.
Foto: Kaashandel Schipper aan de Westzanerdijk
Bij de bevrijding in 1945 lag hij drie jaar op achter met z’n studie en dacht nu alles op alles te zetten om dat in te halen. Maar nu gooide de dienstplicht roet in het eten. Hij werd goed gekeurd en toen kwam Nederlandsch Indië. In 1946 liep hij onder de wapenen en werd naar Indië uitgezonden. Japan was verslagen en de strijd voor onafhankelijkheid was begonnen. Na een paar weken had hij al de nodige twijfels of Nederland dit wel ging redden. Hij zag in dat de drang naar zelfstandigheid van de bevolking groot was. Toen hij er aankwam was er nog maar een klein bezet gebied, rond de steden. Later kon het leger dankzij meer manschappen en meer materieel verder het land intrekken. Hij heeft daar tot 1950 gediend en het is een periode geweest die hij niet had willen missen.
Terug in het vaderland, een beetje ontheemd omdat hij in die periode in Indië veel had meegemaakt. Dan zit je weer op een kantoorstoel. Om z’n achterstand in te halen begon hij aan de avondstudie voor het P.D.B. en M.B.A. . Een baantje vond hij bij de Artillerie Inrichting in Zaandam, op de salarisadministratie. Toen hij in 1955⁄56 de diploma’s had ging hij solliciteren en vond werk bij de levensmiddelengroothandel van de Sperwerorganisatie. Nu heet dat Plus. (Praktijk Diploma Boekhouden en Moderne Bedrijfs Administratie)
Ik heb bij de Sperwerorganisatie eerst 14 jaar in Amsterdam gewerkt. Na een fusie, waarin hij meeging, bleek Amsterdam voor aan– en afvoer van producten problematisch te worden en werd er een nieuw gebouw neergezet in Middenbeemster.
Dat ging in 1971 van start. Camfferman reisde dagelijks met de trein naar Purmerend en werd dan op het station met andere werknemers opgehaald. Hij heeft 34 jaar voor de firma gewerkt tot z’n pensioen. Hoewel het mogelijk was om met 60 jaar met pensioen te gaan, de VUT, heeft hij tot z’n 64e gewerkt.
Ten tijde van zijn uitzending naar Indië had hij, in tegenstelling tot vele jongens, nog geen meisje. Bij terugkomst leerde hij een meisje uit Overijssel kennen. Ze hebben zich in 1955 verloofd en zijn in 1957 getrouwd. Men was toen lang verloofd, gewoon omdat er woningnood was. Militairen kregen wel voorrang, maar veel hielp dat ook niet. We kregen een woning aan de Lijsterbesstraat. Eerst kregen we alleen het beneden gedeelte, de woningen waren gesplitst. Toen de bovenburen een kindje kregen, verhuisden die naar een andere woning en kregen wij het hele huis toegewezen en hebben we het meteen gekocht. Daar hebben we met veel plezier gewoond tot 2013.
Plus is de reclame naam, maar De Sperwerorganisatie staat nog als zodanig bij de Kamer van Koophandel ingeschreven. Hij volgt het nieuws over de detailhandel met interesse. De strijd tussen de grote supermarkten om het marktaandeel. Dhr. Camfferman haalt uit zijn bibliotheek een boek over 50 jaar zelfbediening in Nederland.
We hebben nu een crisis achter de rug en zodoende komt hij nog even terug op de tijd van voor de oorlog. Camfferman herinnert zich nog dat hij een spoorbaan met treintjes van metaal had gekregen, maar na de crisis van 1929⁄30 kreeg hij ze alleen nog van hout. Dat kon er toen niet meer vanaf.
Camfferman heeft een prettige jeugd gehad in Westzaan. Als kind gingen we Sinter Maarten zingen in Westzaan, want die Westzanerdijk was niet te doen. Op de Veldweg stonden nog niet zoveel huizen als nu, maar daar woonden neefjes en nichtjes, ik kwam er vaak. We speelden in de Zaandammer polder, bij de Ringweg. Je had daar een boer Kamper en als die aan het dorsen was waren we daar ook. En in het Noordzeekanaal zwommen we en in de oorlog was er geen grote vaart meer.
Het was voor Zaandammers een soort recreatiegebied in de zomer. ’s Avonds en in het weekeinde zag het er zwart van de mensen want aan de kust mocht je niet meer komen, dat was spergebied. Als opgeschoten jongen zag hij, staande op de dijk, Schiphol bombarderen. Hij denkt nog aan de Engelse en Amerikaanse vliegtuigen die elke avond over kwamen vliegen. Dat maakte wel onrustig. Alleen als er een dichte mist hing kwamen ze niet, had je een rustige nacht.
De Ondergang van de Kruidenier
Toen ik bij De Sperwer solliciteerde zat het hele bestuur achter de tafel. Daaronder zaten een aantal winkeliers die ik meegemaakt had via Schipper Kaashandel. Dat was wel prettig binnen komen. Ik ben in 1957 bij De Sperwer begonnen en we hadden verschillende groothandels in Nederland. De Sperwergroep bestaat al sinds 1928. Het hoofdkantoor zat in De Bilt en wij zaten in Amsterdam met twee Sperwer magazijnen. In en rondom Amsterdam bestonden nog zo´n 400 kruideniers, allemaal mannen met een wit jasje aan en een mand op de fiets. Als ze dan tekort hadden aan suiker dan kwamen ze dat even halen, zo ging dat toen nog. Ook de melk-, boter– en kaasboeren die nog langs de deur gingen met hun karretje.
Maar je kunt wel spreken van een slachting onder de kruideniers toen de zelfbediening begon in Nederland. In de vakbladen las je toen dat de grote jongens zoals Albert Heijn en Simon de Wit naar Amerika gingen om te kijken hoe dat werkte.
De eerste die daar in Nederland mee begon was een specialiteitenwinkel van ons, de Gebrs. Van Woerkom in Nijmegen. Hij zag wel dat zijn klanten toch altijd in die wijnflessen liepen te grutten en die liet z’n klanten maar begaan in de hoop dat er zo meer verkocht kon worden. Daarna begonnen de grote jongens met het openen van zelfbedieningszaken. Dirk Kat uit Velsen is er toen ook mee begonnen. Hij heeft nog een zaak op de Zuiddijk in Zaandam gehad. Dirk Kat was een gewone jongen, net als Dirk van de Broek en Jac. Hermans waren het kleine winkeliers die meer expansie wilden, zelf een groot bedrijf opzetten. Het waren echte ondernemers die hier groot mee werden. Ze keken om zich heen, keken bij anderen hoe dat ging. Ze wilden groeien. Dirk Kat heb ik altijd een interessante man gevonden. Die had een idee en heeft dat neergezet, vooral in Noord-Holland natuurlijk.
Het waren vooruitziende mensen, die over een paar centen beschikten, die stapten in op het moment dat de uitbreiding in Amsterdam begon met Slotermeer en Slotervaart. Daar zagen ze hun kans om een grotere zaak te beginnen. In de binnenstad was geen ruimte voor uitbreiding. Het waren vaak boerenjongens uit Vinkeveen, Breukelen die wel een paar centen achter de hand hadden. De banken stapten er ook in natuurlijk. De Sperwerorganisatie financierde niet, maar gaf natuurlijk wel medewerking door middel van adviseurs.
Bij de uitbreiding van de Bijlmermeer probeerde De Sperwer een winkel van die grote bouwers in handen te krijgen, in huur. De bedoeling was dat de ondernemer de huur over zou nemen. En dat lukte ook want het ene blok huizen na het andere werd gebouwd en daar was genoeg belangstelling voor. En als zo’n ondernemer een zaak had en er kwam een plek in een uitbreiding vrij dan probeerden ze bijvoorbeeld een zoon op die plek te zetten. Je kreeg dan families die drie of vier supermarkten hadden.
Toen ging het razend snel, iedereen wilde meedoen. Bij de De Sperwer kregen we toen twee groepen; de gewone kruideniers en de zelfbedieningszaken. En je zag dat de omzet ook groeide. Maar voor de kleine zelfstandige was het een ramp. Hun omzet liep terug en langzamerhand verdwenen ze. Toen ik in 1990 wegging bij De Sperwer waren er geen kleintjes meer. In plaats van 400 kleine bedieningszaken hadden we 100 supermarkten met een veel hogere omzet. Onze zelfbedieningszaken gingen eerst onder de naam 4=6. Dan kocht je zegeltjes voor 4 cent die je later kon inwisselen voor 6 cent. Pas later is de naam PLUS gekomen en daar zijn ze nu nog sterk in.
De Sperwerorganisatie kocht groot in en probeerde een zo groot mogelijke korting te krijgen bij de fabrikant. Als je in een jaar zeg 400.000 stuks van iets afnam kreeg je een bonus van 1% en daar leefde de organisatie van De Sperwer op als inkomsten. We hadden ook een verzekeringstak die alle winkels collectief verzekerde, met korting uiteraard, bij grote verzekeraars.
In de jaren ’50 en ’60 ging het inkomen van de Nederlander ook omhoog, de bevolking nam toe dus die omzetten zaten echt in de lift.
Voor onze organisatie bleek Amsterdam een probleem te worden wat betreft het aanleveren van producten. De expediteur stond in de file en kwam soms de stad niet meer uit. Daarom werd besloten nieuw te bouwen, buiten de stad en aan de snelweg. Dat werd Middenbeemster en die gemeente heeft volop haar medewerking gegeven met het industrieterrein en een aansluiting op de snelweg. Later hebben ze nog een extra rondweg aangelegd om het verkeer uit het dorp zelf te houden. In 1971 zijn we daar naartoe verhuisd en dat gaf nog weer een extra expansie aan het bedrijf.
Foto: Middenbeemster
Al die verschillende groothandels waren eigenlijk verenigingen van kruideniers in een bepaald gebied. Vóór die tijd had je de leverancier, dan de grossier en dan de kruidenier. Maar die grossier nam natuurlijk een percentage. Dus hebben de winkeliers zich verenigd en kregen hun eigen groothandel. Zo begon het.
Tal van onafhankelijke groothandels van De Sperwerorganisaties sloten zich bij ons, Amsterdam, aan bijv. Apeldoorn, Amersfoort en Haarlem maar later ook van andere organisaties zoals van het EnKaBe in Assendelft en de groothandel uit Haarlem. Door al die fusies werden wij steeds groter en konden zo grotere kortingen bedingen.
Dhr. Camfferman volgt de ontwikkelingen nog steeds en ziet dat leveranciers ook nu door de supermarkten onder druk worden gezet. Ze gaan soms tot de bodemprijs. Maar als een leverancier nee verkoopt is hij z’n marktaandeel kwijt. Ben je een klant kwijt van 1 miljoen of van 10 miljoen, dat scheelt wel wat.
De Sperwerorganisatie maakte winst, na aftrek van de bedrijfskosten. Die winst werd dan uitgekeerd aan de deelnemende kruideniers naar gelang hun afname. Een kleine kruidenier kreeg bijv. 1%, maar een hele grote kreeg dan 9%. Dat was een glijdende schaal. En als ze ergens betere voorwaarden konden krijgen konden ze uittreden.
Er zijn tal van grote organisatie zoals De Spar, de ViVo, omgevallen. Die hadden ook een massa kleine kruideniers in hun organisatie en zijn toch ten onder gegaan. Opgeslokt door anderen.
Bronnen: Gerard Rutte & Josee Koning: Zelfbediening in Nederland.
Geschiedenis van de supermarkttoekomst [1948 – 1998].
Foto’s: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam,
Geheugen van West,
Gemeente Archief Zaanstad.