Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

De Hare­mak­ers

Van onze redac­tie, Ruud Meijns

Haremaker0

De redac­tie van De Zuid­kan­ter had een ont­moet­ing met Kees Hare­maker. Kees is een nazaat van Jan Adri­aan­szn. Leegh­wa­ter, de beroemde geleerde uit de Rijp in de zestiende eeuw. De fam­i­lien­aam Hare­maker komt van een vak dat in de Zaanstreek werd uit­geoe­fend ten beho­eve van de oliemolens. En één van zijn vooroud­ers was sol­daat in het leger van Napoleon. Deze Pieter Hare­maker ging mee met het leger richt­ing Rus­land, werd gevan­gen genomen in Polen en kwam ongeschon­den weer thuis en heeft zijn belevenis­sen te boek gesteld. Er valt dus veel te vertellen.

Hare­mak­ers
Voor het persen van olie uit ver­schil­lende zaden wer­den pers­mat­ten (haren) gebruikt. Deze mat­ten zijn omsla­gen waar­van de bin­nenkant werd gemaakt van gevlochten koeien– of paar­den­haar. De buitenkant was van leer.

Haremaker1Oliemolens begonnen heel sim­pel, zoals alles sim­pel begint. Door tech­nis­che ver­be­terin­gen kon er meer olie uit de zaden gehaald wor­den. Eerst wer­den de zaden gemalen door de grote molen­ste­nen. De zaden werd daarna in een buul gedaan, een fil­terzak. Daarna kwam deze buul in een pers­blok waar­bij de molen er met sla­gen voor zorgde dat de druk op de zaden zo hoog werd dat de olie eruit droop. Nadat het pro­ces was voltooid wer­den de buulen uit het pers­blok gehaald en geleegd. Het overbli­jf­sel werd als lijnkoek verkocht. Voor de 1e pers­ing, de voorslag en de 2e pers­ing, de naslag waren ver­schil­lende haren nodig.

Het bij­zon­dere van het maken van deze zakken (buul) was dat het pro­ces van het maken een goed bewaard geheim was dat van vader op zoon werd doorgegeven. Als vrouwen bijv. door over­li­j­den van de man, in het bezit kwa­men van aan­de­len in het bedrijf, dan moesten die overge­dra­gen wor­den aan het naaste man­nelijke fam­i­lielid. Boven­dien had elke molen een eigen maat die paste in het pers­blok. De fam­i­lie Hare­maker kende deze spec­i­fieke maten en kon zodoende elke molen van een op maat gemaakte buul voorzien.

Haremaker2De fam­i­lien­aam komt voort uit het beroep van hare­maker. Een bek­ende hare­mak­erij, ook wel stinkerij genoemd, was die van Klaas Hare­maker en Z’n. uit Koog aan de Zaan. De Stinkerij was de plek van opslag en bew­erk­ing van de koeien– en paar­den­staarten waar­van de haren wer­den gebruikt.

Het oudst bek­ende fam­i­lielid is de in 1660 geboren Claes Jan­szn. de Heere­maeker. De laat­ste Hare­maker die als directeur optrad was Dirk Hare­maker, overleden in 1904. (Uit: Zaanse Ver­halen 2012. Spe­cial Haren­mak­erij & Oliemolens – Ron Couwen­hoven.) Het huis aan de Hoogstraat, gebouwd in de 17e eeuw, waar al die jaren haren gemaakt wer­den is bewaard gebleven en staat nu op de Zaanse Schans. Ook in Zaan­dam waren Hare­mak­ers aktief getu­ige de straten als de Hare­mak­er­straat waar de buurt naar het daar uit­geoe­fende beroep werd vernoemd.

Foto: Het pand van de fam­i­lie Hare­maker in Koog aan de Zaan

Pieter Hare­maker ‚Mijne lot­gevallen in Fran­sche dienst gedurende de jaren 181314 door P. Hare­maker Jsz.’ Dit is de titel van het boek dat de 21-​jarige Pieter Hare­maker Jan­szn. uit Koog a/​d Zaan schreef over zijn lot­gevallen in het leger van Napoleon tij­dens de tocht naar Rus­land. Deze Pieter Hare­maker huwde na zijn tocht met Tri­jn­tje Leegh­wa­ter, een nazaat van de beroemde Jan Adri­aan­szn. Leegh­wa­ter uit de Rijp.

Ons land was een Franse provin­cie gewor­den en Napoleon had man­nen nodig voor zijn leg­ers. Die haalde hij uit alle bezette lan­den dus ook uit de Zaanstreek. In 1810 maakte Cor­nelis Hare­maker, een oom van Pieter Hare­maker, zich ern­stig zor­gen over de mogelijkheid dat ook zijn zoon opgeroepen zou wor­den. Hij schreef aan een relatie: “Ik wou dat ik geen kind had, want onse Klaas gaat in zijn acht­tiende jaar. Als ze hem requir­eren (oproepen)… dan hebben wij geen plaatsver­vangers aan ons fab­ricq. Want om anderen bij ons werk te nemen daar wij zelf opvol­gers hebben daar zal ons hoofd niet naar staan”. Ze voelden er niets voor om buiten­staan­ders in het vak, en in de geheimen van het vak, op te leiden.

In de tijd van Napoleon was het gebruike­lijk dat per­so­nen die waren opgeroepen voor de mil­i­tie zich kon­den laten ver­van­gen, als ze genoeg geld had­den, door een ‘rem­pla­cent’ Pieter had er vijf, maar ze wer­den alle vijf afgekeurd en zo kon hijzelf de wapen­rok aantrekken. Op 2 april 1813 vertrok hij uit Ams­ter­dam via Brus­sel richt­ing Oost-​Europa; lopend. Tij­dens de mars kwam hij oog in oog te staan met de ver­schrikkin­gen van de oor­log, met de ont­berin­gen die de sol­daten moesten doorstaan.

Haremaker3Aan de Poolse grens schreef hij in z’n dag­boek; “In ern­stige gedachten verdiept zat ik, met het geweer in den arm, op mij­nen ransel. Ik over­woog mij zel­ven wat wel den afloop van den aanstaan­den dag zou kun­nen zijn, en wat hij te weeg kon bren­gen. Onwillekeurig ver­drong de eene sombere gedachte de andere. Wie zou mij zeggen of niet het tijd­stip daar was, dat een mus­ketko­gel mij het lev­enslicht zou uit­blazen, of dat een mijner lede­maten als een offer op het slagveld zou moeten bli­jven.’’ In augus­tus moest het leger van Napoleon zich terugtrekken en Pieter besluit, met nog vijf man, te deserteren.

Via aller­lei omzw­ervin­gen, hij werkt bij een boer, werkt in een leg­erhos­pi­taal, gaat hij er weer van­door en wordt in Bres­lau gevan­gen genomen en belandt in de gevan­ge­nis. Hij komt na tien dagen weer vrij en probeert met mede­vluchters naar huis te komen. In maart van 1814 zet hij weer voet op Zaan­landse bodem.

In 1815, toen Napoleon opnieuw een greep naar de macht deed, wordt Pieter nog­maals opgeroepen voor de dienst. Weer heeft hij rem­pla­cen­ten (ver­vangers) en weer wor­den ze afgewezen. Hij schri­jft: “Er ging mij opnieuw eene huiv­er­ing door de leden, toen ik den mil­i­tier­aad mijn rem­pla­cant voorstelde en deze afgekeurd werd; drie anderen, op den­zelf­den dag voorgesteld, ondergin­gen het­zelfde lot; de vijfde, onmid­del­lijk daarop voorgesteld, werd goedgekeurd.”

Hij voelde zich meer thuis in het stille kan­toor dan in het mil­i­taire gewoel waar hij genoeg van had gezien. Pieter Hare­maker trouwt en zet z’n leven voort. Het ver­haal zet hij wel op papier, maar het wordt niet direct uit­gegeven. Pas na aan­drin­gen van zijn kinderen wordt het in 1832 bij J. Hei­j­nis Tsz. in Zaandijk uit­gegeven. Er zijn nog ver­schil­lende exem­plaren in archieven bek­end. Het geschreven man­u­script ligt in het Water­land archief in Purmerend.

Cor­nelis (Kees) Hare­maker
Haremaker4De man waarmee wij spraken is Cor­nelis (Kees) Hare­maker. Samen met zijn broer doet hij onder­zoek naar de fam­i­li­es­tam­boom en naar exem­plaren van het boek van hun voor­vader Pieter Hare­maker Jan­szn. uit Koog a/​d Zaan. Kees is in 1939 in Oost­huizen geboren. Ging hier naar school en deed de Ambachtschool in Amsterdam-​Noord. Hij deed autotech­niek en had z’n eerste baan in Purmerend. Na zijn dien­st­tijd begon hij aan een studie om zijn onder­wi­js­bevoegdheid te halen om les te kun­nen geven in de autotech­niek. In Leeuwar­den vond hij een baan en een goede oplei­d­ing die hij ’s avonds deed. Het mooie was dat hij ook nog een flat kreeg aange­bo­den. Tot de dag van van­daag is hij Fries­land trouw gebleven.

Foto’s:
Gemeen­tearchief Zaanstad,
Ruud Mei­jns
Illus­tratie Haar: Oliemolen Het Pink

Joomla tem­plates by a4joomla