Ballonnen
Gesprek met de Buurtbuschauffeur
„Oh nee, hé, moet je kijken!” roept een opgewekte dame die achter mij zit, „zoveel! Er moeten honderden van zijn! Wat een rommel, allemaal”.
„Huh?” zei ik, opgeschrikt uit mijn eigen gedachten, gevolgd onbeleefd met „Wat? Waar? Huh?”.
„Die ballonnen daar!„roept ze alsnog opgewekt.
„Is dat rommel dan?„zei ik vragend, want ik zie zo’n bos blauwe en witte ballonnen vastgebonden aan een lantaarnpaal.
„Moet je kijken”, roept ze verder, „Daar is nog zo’n tros ballonnen en daar ook nog.„
En dan zie ik het. Er zijn vele lantaarnpalen waar zo’n vrolijke versiering is opgehangen.
„Het moet een groot feest zijn,” merk ik op.
„Hoe dan ook, het is onnodige vervuiling” zei ze onvermurwbaar.
„Het doet geen kwaad, of wel?” zei ik voorzichtig.
„Zou je denken, hé, maar nee, het zijn vreselijke vervuilers, ballonnen. Als de mensen die deze hebben opgehangen, met hetzelfde enthousiasme na het feest ze allemaal zouden opruimen, had ik minder bezwaar. Maar die lelijke dingen hangen daar wekenlang daarna nog en eindigen als zwerfvuil van het ergste soort.” Nu is ze opgewekt dus ik zeg maar niks terwijl zij onverminderd door gaat met: „En dan eten de vogels en andere dieren ervan en stikken erin en sterven. Walgelijk gewoon!” ze hapt adem en zegt, „dat komt door de kleuren. Dieren denken dat het planten zijn of fruit. Bloemetjes of zo. Een dodelijke vergissing want dat blijft steken in hun strot en dan gaan ze langzaam een pijnlijke dood tegemoet.„
Ik luister en huiver. „Ja, eigenlijk heb ik daarover gehoord. U heeft gelijk, mevrouw” antwoord ik beleefd, maar dan vraag ik mezelf hardop af, „Waarom vinden mensen die dingen zo aantrekkelijk?”
„Weet ik veel,” zei ze geïrriteerd door mijn opmerking, „Waar het om gaat is dat die dingen gewoon verbannen moeten worden. Helemaal!”
„Nou dat is streng! Hoe zou u dat kunnen bereiken? Mensen gebruiken ballonnen als versiering bij allerlei gebeurtenissen, van herdenkingen en optochten tot vrolijke verjaardagsfeesten. Winkels zijn er dol op omdat kinderen ballonnen niet kunnen weerstaan. Het is een uiting van gevoelens, letterlijk en figuurlijk want ze houden ook uw adem even vast,” zei ik dromerig.
„En tot welke prijs voor de vogels dan?”, zei ze droevig, „het is niet alsof ze altijd hebben bestaan, ze waren eerst alleen in gebruik door weerstations, maar sinds de mens heeft besloten ze als pretartikel te gebruiken is het helemaal misgegaan. Er zijn andere manieren om een feest te bouwen. Bellen blazen bijvoorbeeld.”
„Ik hou van bellen blazen,„zei ik meteen vrolijk, „ik was laatst bij een feest in een park, en daar waren mensen die met twee stokjes en een beetje touw ongelooflijk grote bellen konden maken. Echt prachtig hoe ze een vorm aannemen, al is het maar voor even.”
„Juist, dat bedoel ik nou,” en ze glimlacht, „bloemen of vlaggetjes van oude stof of herbruikbaar materiaal, zijn ook erg mooi. Met een beetje creatief handwerk, frutselen, papier-maché, kunnen er ook nieuwe dingen ontstaan. Ballonnen moeten uit de smaak vallen. Om die te verbieden vraagt moed van de politiek. Maar het kan wel, want het is al gebeurd bij een aantal gemeenten in Nederland waar bij grote evenementen en zo, ballonnen niet meer gebruikt of losgelaten mogen worden.”
„Echt? Dat wist ik niet. Wat goed. En de mensen houden er zich aan?” zei ik benieuwd.
„Tot nu toe kunnen ze dat alleen in openbare gebieden beperken. Het is aan de mens zijn gedrag te veranderen,” zei ze serieus.
„Denkt u dat zo’n verbod ook in Zaanstad ingevoerd zou kunnen worden? Of heel Noord-Holland? Ik zou er zeker voor zijn, enig idee hoe men dat voor elkaar kan krijgen? Denkt u dat er meerdere mensen zijn die het daar mee eens zijn?” Nu ben ik opgewekt en overtuigd, maar ze schudt haar hoofd en zegt langzaam, „Geen idee. Ik heb ooit de gemeente erover proberen te bellen maar kwam niet verder dan een klacht erover te mogen indienen.” Kort daarna roept ze, „Zet mij er alstublieft hier voorbij de halte maar uit, want ik ga er eerst een aantal weghalen voordat ik naar huis ga.”
„Huh?” zei ik, opgeschrikt uit mijn eigen gedachten, gevolgd onbeleefd met „Wat? Waar? Huh?”.
„Die ballonnen daar!„roept ze alsnog opgewekt.
„Is dat rommel dan?„zei ik vragend, want ik zie zo’n bos blauwe en witte ballonnen vastgebonden aan een lantaarnpaal.
„Moet je kijken”, roept ze verder, „Daar is nog zo’n tros ballonnen en daar ook nog.„
En dan zie ik het. Er zijn vele lantaarnpalen waar zo’n vrolijke versiering is opgehangen.
„Het moet een groot feest zijn,” merk ik op.
„Hoe dan ook, het is onnodige vervuiling” zei ze onvermurwbaar.
„Het doet geen kwaad, of wel?” zei ik voorzichtig.
„Zou je denken, hé, maar nee, het zijn vreselijke vervuilers, ballonnen. Als de mensen die deze hebben opgehangen, met hetzelfde enthousiasme na het feest ze allemaal zouden opruimen, had ik minder bezwaar. Maar die lelijke dingen hangen daar wekenlang daarna nog en eindigen als zwerfvuil van het ergste soort.” Nu is ze opgewekt dus ik zeg maar niks terwijl zij onverminderd door gaat met: „En dan eten de vogels en andere dieren ervan en stikken erin en sterven. Walgelijk gewoon!” ze hapt adem en zegt, „dat komt door de kleuren. Dieren denken dat het planten zijn of fruit. Bloemetjes of zo. Een dodelijke vergissing want dat blijft steken in hun strot en dan gaan ze langzaam een pijnlijke dood tegemoet.„
Ik luister en huiver. „Ja, eigenlijk heb ik daarover gehoord. U heeft gelijk, mevrouw” antwoord ik beleefd, maar dan vraag ik mezelf hardop af, „Waarom vinden mensen die dingen zo aantrekkelijk?”
„Weet ik veel,” zei ze geïrriteerd door mijn opmerking, „Waar het om gaat is dat die dingen gewoon verbannen moeten worden. Helemaal!”
„Nou dat is streng! Hoe zou u dat kunnen bereiken? Mensen gebruiken ballonnen als versiering bij allerlei gebeurtenissen, van herdenkingen en optochten tot vrolijke verjaardagsfeesten. Winkels zijn er dol op omdat kinderen ballonnen niet kunnen weerstaan. Het is een uiting van gevoelens, letterlijk en figuurlijk want ze houden ook uw adem even vast,” zei ik dromerig.
„En tot welke prijs voor de vogels dan?”, zei ze droevig, „het is niet alsof ze altijd hebben bestaan, ze waren eerst alleen in gebruik door weerstations, maar sinds de mens heeft besloten ze als pretartikel te gebruiken is het helemaal misgegaan. Er zijn andere manieren om een feest te bouwen. Bellen blazen bijvoorbeeld.”
„Ik hou van bellen blazen,„zei ik meteen vrolijk, „ik was laatst bij een feest in een park, en daar waren mensen die met twee stokjes en een beetje touw ongelooflijk grote bellen konden maken. Echt prachtig hoe ze een vorm aannemen, al is het maar voor even.”
„Juist, dat bedoel ik nou,” en ze glimlacht, „bloemen of vlaggetjes van oude stof of herbruikbaar materiaal, zijn ook erg mooi. Met een beetje creatief handwerk, frutselen, papier-maché, kunnen er ook nieuwe dingen ontstaan. Ballonnen moeten uit de smaak vallen. Om die te verbieden vraagt moed van de politiek. Maar het kan wel, want het is al gebeurd bij een aantal gemeenten in Nederland waar bij grote evenementen en zo, ballonnen niet meer gebruikt of losgelaten mogen worden.”
„Echt? Dat wist ik niet. Wat goed. En de mensen houden er zich aan?” zei ik benieuwd.
„Tot nu toe kunnen ze dat alleen in openbare gebieden beperken. Het is aan de mens zijn gedrag te veranderen,” zei ze serieus.
„Denkt u dat zo’n verbod ook in Zaanstad ingevoerd zou kunnen worden? Of heel Noord-Holland? Ik zou er zeker voor zijn, enig idee hoe men dat voor elkaar kan krijgen? Denkt u dat er meerdere mensen zijn die het daar mee eens zijn?” Nu ben ik opgewekt en overtuigd, maar ze schudt haar hoofd en zegt langzaam, „Geen idee. Ik heb ooit de gemeente erover proberen te bellen maar kwam niet verder dan een klacht erover te mogen indienen.” Kort daarna roept ze, „Zet mij er alstublieft hier voorbij de halte maar uit, want ik ga er eerst een aantal weghalen voordat ik naar huis ga.”