Druipnat stappen ze moeizaam de bus in. Het plenst alweer. Een van die dagen waarbij alle weertjes voorbij komen, van hagel tot miezerig, en dan weer velle zonneschijn. Alles schittert alsof het net gewassen is. Een zachte winter is het geweest en vandaag is het lenteachtig. De krokussen en narcissen zijn al geprikkeld en het zou niet lang meer duren voordat ze hun volle glorie langs de wegen laten zien. Kort maar prachtig. Het oude stel zit op hun gemak en ik rij verder. „Wat een gedoe met die boeren van laatst, hé,” zegt mevrouw. Meneer schudt met zijn hoofd en zegt: „Al die tractoren die rondrijden op de snelwegen.” „Dat heeft zeker voor overlast gezorgd,” vraagt mevrouw aan mij. „Nou toevallig had ik die ene ochtend wel de vroege dienst en ja, het verkeer was zeker daardoor ontregeld, ” knik ik mee en zeg: „Ik deed er een uur over om langs dat korte stuk weg van de route, richting snelweg. Alles zat vast. Mensen waren niet blij. Niet echt een sympathieke actie. Een man had zelfs een sollicitatiegesprek daardoor moeten missen. Hij was erg ontevreden.„ Mijn felle reactie heeft blijkbaar de aandacht van een man achterin de bus gewekt, want ineens zegt hij, „Ontbijt aan de premier brengen was ook zo’n raar idee. Vooral als u beseft dat het grootste deel van onze eetwaren vanuit het buitenland komt, tenminste van binnen de EU. Daar hebben ze meer ruimte en zon voor landbouw zonder te veel schade aan de omgeving. Nederland is te klein geworden.„ De meneer van het echtpaar voegt daarbij, „Al de overvolle stallen die regelmatig in vlammen opgaan is schandalig. Al dat onnodige dierenleed. „Alleen omdat we dagelijks de mogelijkheid moeten hebben om spek en eieren op ons bord te hebben,” zegt zijn vrouw. „Of weggooien of verspillen,” zegt een vrouw van middelbare leeftijd. „Vlees is te goedkoop geworden, een overvloed, door alle supermarkten met hun kilo knallers.” Ik zie passagiers met haar meeknikken. „Toen ik jong was,” begint de oude vrouw van het echtpaar, „was vlees gewoon ontzettend duur. Een klapstuk op zondag en de kliekjes nog voor in de week. Er moest altijd wat over blijven. Porties waren meer bescheiden.” Haar trouwe partner doet mee, „Bij ons moest een rookworst in achten gedeeld worden. Met de kleinste stukjes naar de jongsten en het grootste naar vader, want die moest werken.” „Nederland is klein,” beweert de jongeman van achterin, „Het is net zo groot als de stad Moskou. Dat is wel groot voor een stad maar klein voor een heel land. Met ongeveer hetzelfde aantal bewoners. Die moeten ook allemaal hun dagelijkse maaltijd hebben en dat wordt in de open vlaktes geproduceerd.” „Als er iets aan het klimaat moet veranderen dan moet iemand moedig genoeg zijn om de stappen daadwerkelijk te zetten,” zegt de middelbare vrouw. „De supermarkten zouden ons kunnen leiden naar veranderingen in ons eetpatroon,” zegt de oudere mevrouw, „en dat gebeurt langzaam wel, met al de keurmerken en verrassende vegetarische producten van tegenwoordig.” De middelbare vrouw zegt: „Wat zou het mooi zijn als alle boeren hun akkers volledig aan de natuur over zouden laten. Vol onkruid en wilde bebossingen waar bijen en insecten dol op zijn. Een ander soort oogst. Honing en natuurproducten, zalfjes van inheemse planten gemaakt. Een soort groot park van heel Nederland maken met de steden en dorpen er tussenin.” En ze zucht vol verlangen. „Maar wat met al onze bloementeelt, en onze kazen?” vraagt de oude heer verontwaardigd. „Dat zou nog kunnen, maar in meer bescheiden mate misschien. Exclusief maken. Daarbij zouden we onze plantenkassen kunnen uitbreiden en beter op vervuiling controleren, ” zegt meneer achterin. „Ja” lacht het oude paar,„dan hebben de boeren nog meer tijd om rond te rijden in hun tractoren.„ We zijn bij de halte van het winkelcentrum aangekomen en iedereen stapt vrolijk uit met boodschappentassen onder de arm. De eeuwige vraag blijft hangen, „Wat eten we vanavond?”