Spinnen
Gesprek met de Buurtbuschauffeur
“Weet u dat spinrag magnetische stoffen bezit wat de prooi aantrekt,” word ik gevraagd door een schrale jongen met grote ogen en dikke zwarte wimpers.
Ik kijk even naar zijn ernstig vragend gezichtje en zeg “Echt waar?” met een verrast gezicht, want dat ben ik wel. “Vertel eens hoe dat werkt,” vraag ik aan hem.
Opgetogen antwoord hij “Dat is pas ontdekt. Het schijnt dat als een vlieg of mug of zoiets dichtbij komt dan werkt er een magnetische kracht vanuit het spinnenweb dat het insect niet kunt weerstaan en dan is het de klos, oftewel, spinnen ontbijt,” en hij lacht erbij, terwijl hij de bus in huppelt en plaats neemt direct achter mij. Intussen heeft zijn oma voor allebei ingecheckt en haar plaats met een vermoeide zucht ingenomen.
“Het was net spinnen-tel-dag,” zegt hij enthousiast terwijl ik me voorbereid om van de halte te vertrekken. “Nationale spinnen-tel-dag, voor het negende jaar op rij,” informeert hij me verder. Zonder adem te halen vraagt hij door: “Heb jij spinnen gezien, buschauffeur?”
“Inderdaad,” lach ik terug, “ze komen nu overal te voorschijn. Laatst was er eentje die achter de achteruitkijkspiegel aan de rechterkant van deze bus was verstopt. Af en toe zag ik hem voorbij het raam vliegen, maar nog stevig vast aan zijn spinnenweb. Net een bungee jumper”
Zijn ogen worden groter. “Spinrag is erg sterk spul.” Hij hapt naar adem en zegt “Ik heb dertien spinnen in onze achtertuin geteld. Sommigen waren wel dik en groter dan de andere. Krijgen spinnen babies? Er waren veel spinnen in de heg van de buren, daar heb ik er nog twaalf geteld en in de hoek van de schuur hing nog een kleine. Er zat oude spinnenrag in de achterste hoek van de meterkast bij ons thuis, maar er waren helemaal geen spinnen daar. Mama heeft het laatst ook gestofzuigd. Jammer want spinnen vangen muggen en van muggen heb ik meer last dan van spinnen. Ik ben niet bang voor spinnen. Jij wel, buschauffeur?”
“Niet als ze op afstand blijven,” antwoord ik, “maar als ze wel dichtbij komen dan verplaats ik ze maar maak ze niet dood.”
“Goed zo!” zei de jongen ”waarom willen mensen spinnen altijd doodslaan? Die doen niemand kwaad. En vogels eten ze ook op. Vogel ontbijt.” en hij lacht over zijn eigen grap.
“Mijn poes vangt spinnen en eet ze op, net een snoepje of zo voor haar. Dat vind ik wel walgelijk!” zeg ik. Ik hoor oma slikken, zij luistert mee. Maar de pientere jongen is niet onder de indruk. Voor hij de kans krijgt verder te praten, zegt zijn oma opeens, “onze poes Mies jaagt op bijen.”
“Dat is niet vriendelijk, Oma,” zei kleinzoon, “bijen zijn bedreigd en we moeten met z´n allen goed voor ze zorgen, anders komen er geen bloemen meer in de wereld, Oma, dat hebben ze verteld op school. Op school hebben wij geen spinnen geteld al zijn er veel te zien in de heggen naast de pad. Maar bijen hebben wij niet op school. Dan zegt de juf dat bijen in een korf moeten wonen en verzorgd worden door mensen in grote witte pakken als bescherming zodat ze niet worden gestoken door boze bijen. Sommige mensen vinden bijen eng en zijn er bang voor, maar ik niet, hey Oma?”
Oma stemt in. “Jij ben nergens bang voor mij jongen,” zegt ze.
“Ik ben niet bang voor spinnen. En ik ben niet bang voor bijen, en wat nog meer, Oma? Ik ben niet bang voor dinosaurussen, ik ben wel een beetje bang in het donker, maar dan zet ik mijn nachtlampje aan en daar staat een dinosaurus op,” zegt hij opgetogen.
“En jij bent straks zeker niet bang bij de tandarts,” zegt Oma met een hoopvolle stem terwijl ze kleinzoon dichtritst en opstaat om weer verder te gaan.
“Krijg ik dan een honingsnoepje van de tandarts? Weet jij dat een bij in zijn hele leven alleen maar een halve theelepel honing maakt. Honing is goed voor me, Oma, daarom wil ik dat snoepje van de tandarts wel.”
Na hun vertrek zit mijn hoofd nog vol van zijn duizelingwekkend gesprek en ik moet nog lachen als ik verder rij. Ik krijg ook ineens trek in een honingsnoep. Dankjewel bijen!