Bleekneusjes uit Oostenrijk
Van onze redactie, Ruud Meijns
Toen aan het eind van de Eerste Wereldoorlog de berichten van hongerende kinderen in Oostenrijk in Nederland binnen kwamen voelden velen zich geroepen iets te doen. Groepen organiseerden dat kinderen uit Oostenrijk naar hier kwamen en bij pleegouders werden ondergebracht. Zo zijn er tussen 1919 en 1924 honderden kinderen in de Zaanstreek opgevangen.
Foto: Kinderen bij de voedseluitdeling
Gedurende de Eerste Wereldoorlog stelde de Britse overheid een blokkade in, waardoor voor kinderen in steden zoals Berlijn en Wenen een hongersnood ontstond. Tuberculose en verzwakking waren aan de orde van de dag. ‘De botten van kinderen waren als rubber en kinderen waren vrijwel naakt. In de ziekenhuizen was er niets anders dan papieren verband’, vertelde een arts in 1919.
Aansterken in Nederland
Het verbaast dan ook niet dat talloze Weners wanhopig zijn. Er is geen eten, geen werk, geen woonruimte. De kindersterfte is zo alarmerend, dat actie wordt ondernomen. Maar de verliezers van de Eerste Wereldoorlog moeten enorme bedragen betalen aan de overwinnaars, dus het geld voor de bevolking vloeit voor een groot deel weg uit het land.
Nederland, dat tijdens de oorlog neutraal is gebleven en dus geen oorlogsschade of nagenoeg geen armoede kent, wil iets doen voor de zogenoemde Weense ´Hungerkinder´. Zo ontstaat het idee om te helpen in samenwerking met het Rode Kruis dat een Niederländisches Hilfskomitee für die Wiener Kinder opricht. Het Comité regelt het vervoer van kinderen in speciale ´Kinderzüge´ naar Nederland.
Het doel is dat bij aankomst de jongens en meisjes liefderijk in tal van gezinnen worden opgevangen.
Foto: Oostenrijkse kinderen bij aankomst in Zevenaar, 1919
Zaandam
De Katholieke actie was in 1917 gestart door pater Van der Bom die in Wenen als pastoor werkzaam was en de ellende voor zijn ogen zag afspelen.
In december 1919 komen de eerste Weense kinderen in Zaandam aan; 41 in totaal in de leeftijd van 10 tot 17 jaar. Ze zijn onderdeel van een grotere groep die door een katholieke organisatie hier naartoe zijn gehaald. Ze worden in de Volksbond opgevangen en krijgen daar een eerste verzorging.
Het kan natuurlijk niet uitblijven dat elke stroming haar eigen hulpactie gaat opzetten, maar met kerst is iedereen nog samen. Burgemeester Ter Laan was 2e kerstdag in de Volksbond aanwezig. Hij sprak de kinderen in het Duits toe en spoorde hen aan om hun ouders te schrijven.
Al in december 1919 werden door de hele Zaanstreek bijeenkomsten georganiseerd met het doel gelden bijeen te brengen voor ondersteuning van de opvang van de Weense kinderen. Ook worden door het “Zaansch Comité ter leeniging van den Hongersnood in Oostenrijk” met diverse evenementen gelden en goederen ingezameld om centraal vanuit Nederland treinen met voedsel naar Oostenrijk te sturen.
In 1924 vertrok de laatste kindertrein terug naar Oostenrijk. De drie comités hadden er samen voor gezorgd dat ruim 65.000 kinderen een verblijf in Nederland werd geboden, waarvan er 28.523 door het NRKHC werden geplaatst in Nederlandse pleeggezinnen. Van hen keerden er uiteindelijk 329 niet terug naar hun ouders in Oostenrijk en groeiden op onder betere omstandigheden bij pleegouders in Nederland.
Zaanse hulp
We spreken over deze bleekneusjes met Gré Luttik, kleinkind van Cornelis Berghouwer en Margit Szalai, zij is een nicht van het Oostenrijkse pleegkind Gretl Szalai.
Binnen de familie Berghouwer (van gereformeerde huize) had Oma Berghouwer aan de organisatie laten weten dat ze het liefst een meisje kreeg en toen de kinderen in Zaandam per trein arriveerden moesten de toekomstige pleegouders maar een kind uitzoeken. Twee kinderen uit Graz arriveren in Zaandam. Ze komen uit een gezin waarvan de vader in de oorlog gesneuveld was en de moeder er dus alleen voor stond.
Dit verhaal gaat over Gretl (Margaretha) Szalai (1912) een meisje dat samen met haar broertje Alphonse (1910) in 1922 naar Zaandam komt en waar het meisje wordt opgenomen in het gezin van Cornelis Berghouwer van de Bleekerstraat. Broer Alphonse krijgt een pleegoudergezin (bij een slager) op de Hogendijk.
Gretl het meisje links op de foto tijdens een uitje naar Zandvoort. Dhr. Berghouwer kijkt om een hoekje mee en naast haar de dochters van Berghouwer, Marie en Geertje.
Elders in Zaandam op de Hogendijk neemt de (katholieke) familie Kaaijk ook een jongen uit Oostenrijk op in hun gezin t.w. Alouis Maier rechts op de foto met dhr. Jo Kaaijk.
Ook bij caféhouder Post, eveneens op de Hogendijk wordt een jongen uit Oostenrijk onder gebracht. Dat is de jongen links: Luke.
Op Blz. 16 van het boek Nooit op de Knieën, Marcus Bakker (1923−2009) staat: ‘Ook het Weense jongetje Franz Karas werd een tijdje bijgevoed’. Niet bij wie of waar is vermeld.
Gretl
Gretl Szalai ging samen met de dochters Berghouwer naar de Christelijke school in de Ooievaarstraat. Alphonse heeft hoogst waarschijnlijk de ULO-school op de Hogendijk bezocht. Hij was een paar jaar ouder dan zijn zusje. Ze blijven twee jaar in Zaandam en gaan dan weer terug naar Graz. Dat zal dus zomer 1924 zijn geweest. Margit vertelt: Gretl en Alphonse gingen weer terug naar hun moeder Josephine, die mijn grootmoeder is.
Foto links: Grootmoeder Josephine
Er is nadien zoveel onderling contact geweest dat er nog foto’s uit het plakboek komen van juli 1927 waar Gretl met de meisjes van Berghouwer op de foto staat in de duinen. De foto is wat moeilijk te zien.
Foto dames achter elkaar:
Voorste is Gretl,
daarachter moeder Gré, Marie,
daarachter tante Neelie,
dan rechts tante Geertje en
links achter is Trijntje de Ridder,
zij huwde ome Cor Berghouwer, oom van Gré en broer van haar moeder.
Opa en oma Berghouwer waren godsdienstige mensen en hebben waarschijnlijk vanuit het geloof besloten dat ze iets moesten doen voor de kindertjes in Oostenrijk. En het was wel duidelijk dat de familie Berghouwer erg gelukkig was met het meisje uit Graz.
Margit vertelt dat haar vader haar heeft verteld dat hij, dat is Alphonse, twee jaar hier in Zaandam op school heeft gezeten. Volgens de familie Berghouwer was Alphonse bij een slager op de Hogendijk in huis. Op de Hogendijk waren twee slagers t.w. Jongejans, die op de hoek bij de Sophiastraat zat en Husslage, die op de hoek t.o. de Czarinastraat een slagerij had.
Omdat de uitnodiging aan de kinderen in Oostenrijk uitging van een christelijke organisatie denken we dat de slager ook christelijk moet zijn geweest. Alphonse zou ook op de Ooievaarstraatschool hebben gezeten, maar dan in de 7e of 8e klas. Voor zover Margit weet hebben broer en zus Szalai niet bij elkaar op school gezeten. Ze zochten elkaar wel regelmatig op. Maar omdat er op de Hogendijk vlakbij een ULO school stond zou je denken dat hij daar op school heeft gezeten.
Er volgt nog wel een tegenbezoek van de familie Berghouwer aan Gretl en haar ouders in 1928.
Dat tegenbezoek wordt georganiseerd door het protestantse comité dat ook de kinderen eerder naar Nederland haalde.
Foto: De man met de hoed in de hand is Cornelis Berghouwer.
De banden blijven bestaan en in 1931 komt Gretl nog een keer langs in de Bleekerstraat om haar voormalige pleegouders te bezoeken.

Op de foto rechts staat ze achter het huis op de Bleekerstraat. Dat witte hokje op de werf is de kleine schuur en daarin is ooit nog gekerkt. Een kleine groep die het zeer nauw namen met hun geloofsovertuiging. Waarschijnlijk is Gretl hier een jaar of twintig.
En op de foto links staat ze met de moeder van Gré – Marie Berghouwer.
De band tussen de moeder van Gré en Gretl was zo goed dat Gré naar haar is vernoemd.
Gré kan zich nog herinneren dat ze een briefwisseling heeft gezien tussen haar moeder Marie en Gretl. Gretl schreef dan terug op het briefpapier dat Marie had gestuurd, want zelfs briefpapier was niet voorradig. Die correspondentie was nadat ze de eerste keer hier in Zaandam was geweest.
Als Gretl terugkomt in Oostenrijk gaat ze in een dienstbetrekking in Hongarije bij een arts. De zoon van de arts vergrijpt zich aan haar en ‘neef Karl’ wordt geboren. Kort daarop overlijdt Gretl in Hongarije; de oorzaak van het overlijden is onbekend. Er zijn twee versies over het overlijden van Gretl. De eerste is dat ze „rode hond” heeft opgelopen en daaraan is overleden en de tweede is dat ze het water is ingelopen en is verdronken; zelf een eind gekozen. Karl wordt in een pleeggezin opgenomen. Deze Karl is waarschijnlijk door de ouders van de ‘boef’ geadopteerd en Karl is wetenschapper geworden, dus dat hebben ze wel goed gedaan.
De broer van Gretl, Alphonse is inmiddels getrouwd en heeft een dochter; Margit. Zij leest het boekje ‘De krekel en de mier’ in het Nederlands. Het behoorde tot de schoolboeken die haar vader nog bewaard heeft als aandenken aan zijn Nederlandse schooltijd. Door die schoolboekjes is ze aardig in staat om Nederlands te lezen.
Margit is 14 december 1960 geboren. “Ik had een oude vader, hij was van 1910. Mijn moeder was in 1930 geboren”. Margit is in Nederland gebleven en is door haar huwelijk Nederlandse geworden.
Foto: Vader Alphonse Szalai
Als we alle krantenberichten nalezen denken we dat er in de periode 1919 – 1924 een paar honderd kinderen in de Zaanstreek zijn ondergebracht bij pleeggezinnen. Wie kent de families die kinderen in huis namen? En wie is een nazaat van Oostenrijkse kinderen die hier zijn gebleven of zijn terug gekomen.
Foto’s: uit de collecties van Gré Luttik, Margit Szalai, Margreet Hut, Vijfeeuwenmigratie.nl en Savethechildren.nl