Kabeltjeskrant 2012
Anekdotes uit Zaandam-Zuid opgetekend door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glimlach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenissen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt veelal herkenning vinden in mijn stukjes.
Anekdotes uit een zeilersleven, opgetekend door Chris Kabel
Jan Hop
In mei van dit jaar gleed ik uit bij het afmeren van onze tjalk op de Remming. Ik viel met mijn volle gewicht op mijn arm. Gelukkig had ik geen botbreuk maar ik hield er wel een zwaar gekneusde pols van over. Eerst drie weken gips en daarna, gedurende de gehele zomer, tweemaal per week naar de fysiotherapie. Het gevolg was dat wij alle vaarprogramma´s konden schrappen.
Gelukkig lag ons schip, zoals gezegd, veilig afgemeerd bij de Remming. De eerst vier weken liep ik met mijn ziel onder mijn arm en in gips ongedurig over de haven. Dit laatste was op zich zelf niet ongezellig maar als je een boot hebt dan wil je varen. Na een paar weken begon het te kriebelen. Wij besloten toch weg te gaan, maar wij waren wel gedwongen ons vertier vlak bij de deur te zoeken. De oplossing is dan het Alkmaardermeer gebied. Op de Meer zijn wij als watersporter begonnen maar het was toch al meer dan vijfendertig jaar geleden, dat wij een vol seizoen daar doorbrachten. Een van onze eerste ligplaatsen was op het fantastisch mooi bijgehouden terrein van de Onderlinge aan de Buiten Crommenije. De terreinen van de Onderlinge zijn circa zeven hectare groot en maken deel uit van een groot stuk buitendijks land van veertien hectare. Het is grotendeels ongerept natuurgebied en functioneert al sinds de zestiende eeuw als overloop gebied van Noord-Holland bij hoog water in tijden van overvloedige regenval. In de winter staat dit stuk dan ook grotendeels blank. Maar ´s zomers is het een oase van rust. Voor liefhebbers van puur natuur is dit een aanrader.
Daarna meerden wij enige dagen af op het Pannenkoekeneiland. Dit is een eilandje in het Limmergat waar je gratis mag afmeren. Volgens mijn informatie zou een idealistische mevrouw bij testament hebben bepaald, dat er op dit eiland tot in lengte van jaren gratis mag worden afgemeerd. Het eilandje wordt door het Recreatieschap prima onderhouden. Er zit veel vis en je ligt echt in ‚the middle of nowhere‚. Aan alle kanten water en buiten de vaarroutes. Alleen die rot vliegtuigen van Schiphol boven je kop. Elke veertig seconden zo ´n kreng boven je hoofd. Helaas geldt dat voor het hele gebied daar.
Vervolgens gingen wij verder varen. Ons doel was Spijkerboor. Via het Noordhollandskanaal voeren wij langs Westgrafdijk. In mijn jonge jaren voetbalde ik daar wel. Westgrafdijkerboys of zoiets speelde in de Zaanse competitie. Het was er altijd een armoedige beweging zowel bij de club als in het dorp. Verkleden in een stal, wassen met slootwater en een rot trap tegen je enkel van een voetballende boer. Maar nu is het heel anders!
Westgraftdijk is omgetoverd tot een driesterren juppendorp. Je kijkt je ogen uit. Prachtige huizen, mooie tuinen en zelfs een soort luxe jachthaventje.
Daarna kwamen wij langs Oostgraftdijk. Ook dat dorp is aangeraakt door de welvaartstroom.
Gelukkig bleek Spijkerboor nog steeds Spijkerboor van vroeger. Wij meerden af bij het Heerenhuis, anno 1790 of zoiets. Daar kan je heerlijk eten op een leuk terras met attente bediening. Zeker doen als U in de buurt bent. Soms heeft de tijd stilgestaan.
Maar er is nog meer in Spijkerboor. Dat is het overzetpontje met de naam Jan Hop. Kom je met de fiets van Oostknollendam dan kun je met het pontje over het Noordhollandskanaal richting De Rijp. Het bijzondere van dit pontje is echter de manier van afmeren.
Aan het pontje steekt, bijna haaks, aan stuurboord een flexibele ijzeren stang buitenboord. Op de wal staat een ronde ijzeren paal. Het pontje vaart, bij het afmeren, met zijn stang tegen de ijzeren paal en laat de schroef in zijn werk staan. Het pontje meert zich zelf af. Er komt geen touw aan te pas. Misschien is dit idee voor een aantal leden van de Remming die problemen hebben met het afmeren in hun box. Ga kijken in Spijkerboor en je probleem is opgelost.
Snelle motorboten
Een te snel varende motorboot wekt bij de meeste mensen veel ergernis op. De commentaren op de wal zijn daarom meestal afkeurend en liegen er niet om. Jij hoort dan bijvoorbeeld:
Waarom zo snel? Is dat nodig? Wat een uitslover! Hij moet zo nodig zijn vriendin imponeren!
Het zijn namelijk bijna altijd mannen die te hard varen. Hard varen is een vorm van machogedrag. Als dan ook nog de golfslag hinderlijk is voor afgemeerde boten dan is de afkeuring nog sterker. Meestal is de kritiek terecht maar ik denk toch ook, dat jaloezie bij mannen wel een rol speel. Waarom hij wel en ik niet, denken veel mannen onbewust. Een ander verhaal is of de golfslag van snelle motorboten naast hinder en schade aan afgemeerde boten ook schadelijk is voor de oevers van kanalen en vaarten. In het algemeen is het antwoord hierop: Nee!
Dat komt omdat (recreatie) motorboten weinig waterverplaatsing hebben. De waterverplaatsing van een gemiddelde motorboot van 10x3x1,30 meter is ongeveer 39 kubieke meter water. Hierdoor ontstaat er weinig zuiging ( beweging) in het water. Alleen de oppervlakte en iets daaronder wordt beroerd. Te weinig om echte schade te veroorzaken.
Oeverschade komt echter wel om de hoek kijken bij snel varende beroepsvaart. Wat dacht U van de waterverplaatsing van een binnenvaartschip (CEMT-klasseVa) met de maten: 110x11,4x4 meter. Die is ruim 5000 kubieke meter water! Vergeleken met die van de gemiddelde motorboot betekent het, dat de waterverplaatsing van alle gestalde boten bij de Remming lager is dan van een binnenvaartschip. Namelijk 110 stuks x 39 is 4300 kubieke meter.
Minstens een tiental van dit soort binnenvaartschepen tussen de maten 65 en 110 meter varen dagelijks heen en weer tussen Zaandam en Alkmaar. De waterverplaatsing van deze schepen zorgt voor een enorme zuiging in het water. Als zo’n schip voorbij komt, meestal met een snelheid van minstens 20km per uur, dan zakt het water 40 of 50 centimeter en stijgt daarna tot dezelfde hoogte. Dat herhaalt zich daarna nog vele keren. Deze zuiging spoelt de grond langs de oever weg. Na een jaar of twintig wordt het kanaal ondiep van de bagger. Lees: weggespoelde grond, want waar komt die bagger anders vandaan? De schippers klagen dan bij de Overheid, dat alles zo ondiep is geworden. Uiteraard reageert de Overheid en wordt alles uitgebaggerd. Dat is een paar jaar geleden nog gebeurd op de Markervaart en de Enge Stierop. Momenteel is de Zaan weer aan de beurt. Elke twintig jaar is er een herhaling van zetten.
Als voorbeeld hiervan het volgende: De Markervaart tussen West– Knollendam en de Enge Stierop was ruim twintig/vijfentwintig jaar geleden de helft smaller dan nu door buitendijks land. In die tijd is dat land kapot gevaren en weggespoeld. Een paar jaar terug is gebaggerd en de oever voor veel geld gerepareerd. Het buitendijkse land is nagenoeg verdwenen. Als U wilt zien hoe het vroeger was dan moet U het stuk van de Markervaart tussen Enge Stierop en het dorp de Woude bekijken. Daar is het buitendijks land nagenoeg nog in tact. Dat komt omdat op dat stuk bijna geen beroepsvaart langs komt. Op de Enge Stierop van hetzelfde laken een pak. Wij bezitten langs de Enge Stierop een stuk land met een oeverlengte van zestig meter. De laatste vijftien jaar zijn wij ongeveer 200m2 door wegspoeling kwijtgeraakt. Een paar jaar terug werd de Enge Stierop uitgebaggerd en werd “onze grond” door een zandschip naar elders afgevoerd. Een bedankje van de schippers, die elke dag langskomen, hebben wij nog niet gehad.
(wordt vervolgd)
Bananenjager (1)
Ik ben vanaf mijn kinderjaren bezeten van een boot. Een boot betekent voor mij vrijheid. Vrijheid in die zin, dat je even ontsnapt aan de dagelijkse beslommeringen en aan de verplichtingen die een mens heeft. Gelukkig heb ik een vrouw die dezelfde passie heeft. Door die bezetenheid varen wij al jaren met een voormalig vrachtscheepje van twintig meter, dat eigenhandig is omgebouwd, maar wij blijven toch maar amateurschippers. Amateur zijn betekent echter niet, dat je hoeft onder te doen voor beroepsmensen maar dan moet je wel blijven leren. Het mooiste is dan om voor een iets langere tijd mee te varen met de beroepsvaart. Dat was dan ook altijd mijn wens.
Zo’n tiental jaren geleden deed die kans zich voor. Via mijn werk in Hamburg (Duitsland) kwam ik in contact met een rederij, die een relatie van ons was. Het betrof een scheepvaartonderneming die vrachtschepen exploiteerde in de bananenvaart van Costa Rica naar Europa. Elke week vertrok er een schip van die rederij om 10.000 ton bananen op te halen. Omdat er bij dit transport met hoge snelheden gewerkt wordt, heten dit soort schepen bananenjagers.
De kruissnelheid van die schepen is ongeveer 18 zeemijlen per uur. Er was op dit soort schepen een beperkte mogelijkheid om als passagier mee te varen. Mijn vrouw en ik besloten mee te gaan met een reis van vijf weken, heen en terug.
Zo vertrokken wij op een bepaald moment vanuit Hamburg met een leeg schip richting Zuid-Amerika. Onze eerste haven was Le Havre in Frankrijk. Via de zeesluizen meerden wij af bij een gigantisch groot parkeerterrein van Franse personenauto’s. De bedoeling was, dat “ons” schip twaalfhonderd auto’s zou meenemen. Dat laden was fascinerend. Havenarbeiders reden elke auto vlak voor het schip. De auto werd door de scheepslieren “aangepikt” en met nog draaiende motor in het ruim geplaatst. Daar stond iemand klaar om de auto in het schip naar zijn plaats te rijden (de motor draaide nog). Vervolgens werd elke auto met een touw via zijn sleephaak vastgesjord aan ringen op de vloer. De werksfeer was hard, gehaast en onpersoonlijk. Er ontstond nogal wat schade aan auto’s. Soms “vergat” men de motor uit te zetten. Niemand lette ergens op. Toen wij de volgende dag op volle zee waren heb ik zelf draaiende motoren stilgezet. Op het dek werden grotere auto’s en landbouwtractoren geplaatst, zoals autobussen en vrachtauto’s. Deze werden met kettingen aan het dek vastgeklonken. Ook bij deze grotere eenheden kwam veel schade voor en werden motoren niet uitgezet. Ik denk, dat de verzekering kennelijk de schade vergoedde.
Na een dag verlieten wij Le Havre en kozen het ruime sop. Op hoge snelheid koersten wij naar de Azoren. De “stoompijp” ging open. Wij voeren (bijna) op ruwe olie. Lekker goedkoop en op zee zie en reuk je niks. Het deed mij denken aan mijn tijd toen ik met onze tjalk nog met een oude gloeikopmotor uit 1932 voer. Mijn motor liep zelfs op verlopen olie of carboleum, maar je moest toen niet achter ons varen.
Toen wij dichterbij de Azoren kwamen werd het klimaat langzamer-hand subtropisch. Dat deed weldadig aan. Mijn vrouw is een liefhebber van zon en zwemmen. Zij zat dan ook al gauw in een bikini op het kleine passagiersdek. Als zwembad stond op het achterdek een omgekeerde zeecontainer gevuld met zeewater. Omdat wij met weinig tevreden zijn was mijn vrouw meteen in haar sas.
Na een paar dagen meerden wij af in de Azoren. Via een gehuurde taxi hadden wij een dag de tijd om het eiland te verkennen. Het is een Portugees eiland en de prijzen waren bijzonder laag. Ik herinner mij nog, dat er op straat veel grote kakkerlakken bij de vrachthaven waren. Zij knetterden zo lekker onder je schoenen.
Bananenjager (2)
In mijn vorige aflevering vertelde ik U, dat mijn vrouw en ik als passagier hebben meegevaren met een vrachtschip vanuit Hamburg naar Costa Rica. Het schip was een zogenaamde bananenjager. Op de heenreis geladen met twaalfhonderd Franse personenauto’s; op de terugreis stampvol groene bananen voor Antwerpen.
Na de Azoren te hebben aangedaan koersten wij via de Atlantische Oceaan richting Midden-Amerika. Het klimaat was langzamerhand subtropisch en wij genoten volop. Omdat wij per etmaal ruim zevenhonderd kilometer aflegden moest bijna elke dag de klok een uur vooruit gezet worden. Dat was op zich zelf al een grappige ervaring. Na een dag of wat meerden wij af in de haven van het Franse eiland Guadeloupe. Dit is een van de bovenwindse eilanden en is grotendeels bevolkt met afstammelingen van vroegere Afrikaanse slaven. De havenplaats heeft een echt Frans Caribische sfeer. De smalle straatjes doen denken aan New Orléans, zoals dat verbeeld wordt in die leuke jazzfims over die stad.
Wij gingen passagieren en raakten al snel verzeilt in zo’n leuk lokaal café. Toen wij goed en wel lekker zaten te nippen aan een rum cocktail hoorden wij buiten veel lawaai. Nieuwsgierig als wij waren renden wij gauw naar buiten. Er kwam een optocht aan van alleen zwarte mensen. De optocht was niet, zoals in New Orléans, vrolijk van sfeer met muzikanten maar had een grimmig en strijdbaar karakter. Het was een demonstratieve tocht voor een onafhankelijk Guadeloupe, los van het Franse “moederland”. Ik pakte gauw mijn filmcamera om een en ander vast te leggen maar de cafébaas trok mij snel naar binnen. Ik was op dat moment de enige blanke man op straat en het had niet best met mij kunnen aflopen. Nog altijd dank ik die kroegbaas voor zijn ingrijpen.
Terugkomend bleek, dat de havenarbeiders die betrokken waren bij het lossen van de auto’s van ons schip, in staking waren gegaan. Uiteraard ging het om een loonconflict. Om hun eisen kracht bij te zetten losten zij één auto in tien minuten. Zij moesten er zeshonderd lossen dus U begrijpt dat de kapitein wanhopig was want hij zat aan een krap reisschema vast. Weer pakte ik mijn camera om een en ander te filmen. Woedende en sarrende stakers aan boord was toch wel een mooi onderwerp om vast te leggen. Net als de cafébaas eerder die dag greep de kapitein in. Hij verbood mij om het dek op te gaan. Hij voegde mij toe: “je loopt de kans, dat ze jou met camera en al het ruim in lazeren”. Voor de tweede maal die dag zat er dus een engeltje op mijn schouder. Ik ben dus kennelijk niet voor journalist in de wieg gelegd.
Nadat er uiteindelijk toch een akkoord was gesloten met de stakers werd er snel gelost en gingen wij de volgende dag weer varen, richting het volgende Franse eiland Martinique. Dat is een chiquere bedoening dan Guadeloupe. Het is vooral ook een bestemming voor cruiseschepen. Toen wij aankwamen lager er wel negen van die “krengen” op de rede voor anker. Duizenden passagiers werden met kleinere schepen (tenders) aan wal gebracht om te passagieren. Omdat op Martinique ook gelost moest worden hadden wij een hele dag de tijd om de wal op te gaan. Dat kwam goed uit want wij hadden het plan opgevat om een zeilboot te huren voor later in dat jaar. Want wat is het geval daar?
Bij de bovenwindse eilanden waait het altijd als de pest. Er is daar sprake van passaatwinden die altijd met windkracht zes uit het noordoosten waaien. Je kunt alle bovenwindse eilanden afzeilen vanaf Guadeloupe tot aan de kust van Venezuela toe en terug. Heen scherp aan de wind, terug min of meer halve wind. Onze interesse was gewekt en wij besloten een verhuurbedrijf op te zoeken. Wij kwamen terecht bij een franse firma die een hele vloot scherpe jachten had liggen. Ik kan goed met de franse taal overweg en al gauw zaten wij te onderhandelen. Onze ogen waren gevallen op een Jeanneau Sunshine van krap elf meter met achterkajuit. Bij de huur was ook een dinghy (volgboot) begrepen met buitenboordmotor. De prijs viel alleszins mee en het was zeker niet duurder dan in Nederland. Wij sloten een contract af om in januari van het jaar daarop vanuit Martinique vier weken te gaan zeilen. Uiteraard is dat een apart verhaal.
Chris Kabel – 28 maart 1928 — 31 juli 2013