Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Kabelt­jeskrant 2009

Anek­dotes uit Zaandam-​Zuid opgetek­end door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glim­lach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenis­sen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-​Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt vee­lal herken­ning vin­den in mijn stukjes.

kabeltjeskrant 2012 1

Anek­dotes uit een zeil­er­sleven, opgetek­end door Chris Kabel

kabeltjeskrant 2012 2

Cri­sis
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 11 maart 2009

Ik denk dat iedereen in zijn leven, in ieder geval, met drie din­gen te maken kri­jgt: economis­che cri­sis, zeer strenge win­ter en als je pech hebt: oor­log. Als je maar lang genoeg leeft ben je aan de beurt. Je weet alleen nooit wan­neer zoi­ets komt, hoe lang het duurt en of het jou treft.
Als ik die bew­er­ing op mijn leven toepas dan klopt die redener­ing als een bus. Ik heb vier strenge win­ters meege­maakt (een strenge win­ter is een win­ter die min­stens drie maan­den aan­houdt). Ik noem ze maar even: 1928/​29, 1941, 1943 en 196263. Oor­log maakte ik ook mee. Dat was de tweede werel­door­log en onze oor­log in Indië. Van de economis­che cri­sis heb ik ook mijn deel gehad.
Dat was de cri­sis van 1930 en lat­ere jaren, de Kore­acri­sis in 1954, de oliecri­sis in 1973 en die van 1980 en lat­ere jaren.
Zoals U weet wor­den wij nu langza­mer­hand wakker in een vol­gende cri­sis. Deze cri­sis pakt vrij snel uit en wordt wel vergeleken met die van 1930 en lat­ere jaren. Deze laat­ste was ook wel de erg­ste en pakte voor mijn oud­ers en mij slecht uit. In 1930 ver­huis­den wij daar­door van een mooie won­ing in de Rus­sis­che buurt naar een goed­kopere won­ing op de Een­dracht­straat (f.3,50 per week). In 1932 was dat alweer te duur en ver­huis­den wij naar een huis in de Prin­sen­straat­bu­urt met een huur van f. 3.10. Mijn vader ver­di­ende toen f. 22,- per week en veer­tig cent was een hoop geld. Het was maar goed dat ze dat gedaan hebben want in 1933 kreeg iedereen te maken met een ver­plichte loonsver­lag­ing van 10% waar­door zijn week­loon onder de twintig gulden kwam.

De cri­sis werd steeds erger.
In 1936 werd mijn vader uitein­delijk werk­loos. Ik weet nog, dat hij op een zater­dag ver­sla­gen thuis kwam en het mijn moeder vertelde. Bei­den zaten ze te huilen. Zijn ontslag had hij onder meer ook te danken aan het feit, dat hij een verve­lende ziekte had waar­door hij niet altijd goed func­tion­eerde. Als je in die tijd ziek, zwak of mis­selijk was, werd je zon­der meer ontsla­gen. Ziekte was een prachtige reden voor ontslag. Vader moest zich melden bij de Gemeente, afdel­ing Sociale Zaken. In mijn herin­ner­ing was dat een kan­toortje aan het begin van de Zuid­dijk bij de Oost­z­i­jderk­erk. Er kwam een ambte­naar bij ons thuis die alles noteerde en vooral ook con­troleerde wat zoal in huis was. Zelfs mijn spaar­bankboekje van de Nutss­paar­bank met een tegoed van drie gulden ontk­wam niet aan zijn noteerzucht.
Daarna moest vader weer naar Sociale zaken om over zijn steun (uitk­er­ing) te praten. De besliss­ing daarover hing van indi­vidu­ele ambtenaren af. Je had geen enkel recht ergens op. Hoog­stens besliste de Gemeente in de per­soon van een dergelijk ambte­naar of je wat steun kreeg. De namen van die beslisambtenaren kende iedereen. In ons geval was dat Mijn­heer Spuiman. Mijn vader ging hele­maal staan als hij die naam uit­sprak. Je moest namelijk voorzichtig zijn want zijn besliss­ing betek­ende: wel of geen steun of met andere woor­den: wel of geen eten.

Bei mir bist die scheun…
Als kind had­den wij die zor­gen niet. Wij zon­gen onbekom­merd het liedje:Bei mir bist die scheun, wij leven van de steun, en van het cri­sis­comité, enzovoort. Gelukkig maar zeg ik achteraf.


kabeltjeskrant 2012 2

Cri­sis (ver­volg 1)
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 8 april 2009

In mijn vorige aflev­er­ing vertelde ik U over de zware cri­sis van de jaren der­tig van de vorige eeuw. Alhoewel ik denk, dat die niet te vergelijken is met de huidige cri­sis, haalt dit toch veel herin­ner­in­gen uit die tijd bij mij naar boven.

In de jaren voor de oor­log zat de maatschap­pij heel sim­pel in elkaar. Gewone mensen telden niet mee. Je moest werken voor de kost en voor de rest kop dicht. Zo niet dan had je geen werk en dus geen eten. Als je werk­loos werd dan had je pech. Was je lang­durig ziek dan werd je ontsla­gen en was je ook werk­loos. Je was dan echter wel een werk­loze die niet kon werken. Dat was dubbele pech. Dat laat­ste overk­wam mijn vader zoals ik U al vertelde. Dat was in 1936.

Als het hon­derd jaar eerder was geweest dan was ons gezin waarschi­jn­lijk van de honger dood gegaan maar in dat jaar hielden ze je net in leven. Je kon dan steun halen bij het Armbestuur van de Gemeente. Dat was de afdel­ing ziekte en zeuren van Sociale Zaken. Mijn oud­ers kre­gen voor hun gezin met drie kinderen twaalf gulden steun per week. Aan vaste las­ten zoals huur, ver­warm­ing, gas, verzek­erin­gen etc. waren wij ongeveer zes gulden kwijt. Van de overige zes gulden moesten wij de hele week in leven bli­jven. Dat was circa vijfen­tachtig cent per dag. Twee bro­den kost­ten ongeveer vieren­der­tig cent dus hield mijn moeder ruim vijftig cent per dag over voor de rest van het eten. Naast de steun in geld waren er ook aller­lei vere­delde voed­seluit­del ingen. Voor tien cent kon­den wij tweemaal per week een tas groen­ten ophalen. Dat was doorge­draaide groente van de veil­ing. Er viel weinig te kiezen. Als er veel andi­jvie was doorge­draaid dan at je enige dagen achtereen hetzelfde.

Wij kon­den ook voor een paar cen­ten vlees halen bij het slachthuis. Dat was zoge­naamd Vri­jbankvlees. Je stond dan in de Slachthuis­straat uren­lang in de rij. Voor zover ik mij herin­ner hoor­den wij altijd hard­nekkige geruchten, dat er ook vlees van nood­slachtin­gen bij was. Dat heet kren­gen­vlees. Dat vlees werd dan, indien nodig, gestoomd om ziek­tekiemen te doden. Het was bru­inig van kleur. Ik droom er nog wel eens van. Bij de slager kocht mijn moeder schapen­vlees. Dat was het aller­goed­koop­ste. Dat moest uren­lang op een peteroli­estel­letje staan om gaar te wor­den. Ook kochten wij wel schapen­reuzel. Dat kostte erg weinig en je had toch vet. Schapen­vlees ver­spreidt een onaan­ge­name, sterke lucht. Dat rook je door het hele huis. Ik droom er gelukkig niet van maar als ik het nu ruik dan denk ik wel aan vroeger. U weet wel: die goeie ouwe tijd. Voor brood­be­leg kre­gen wij mar­garinebon­nen. Je kon dan een pakje mar­garine kopen voor twee en een halve cent. Wij noem­den het van­de­BergJur­gens pastei. Zo heette namelijk de fab­rikant. Wij had­den twee soorten brood­be­leg. Als je zoetigheid wilde dan was er suiker: gewone, bru­ine of bas­terd. Ook stroop was favoriet. Als je een har­tige hap wilde dan was een beetje zout op de mar­garine best lekker. Het zijn gelukkig maar herin­ner­in­gen uit lang vervlo­gen tijden.


kabeltjeskrant 2012 2

Cri­sis (ver­volg 2)
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 6 mei 2009

In voor­gaande Kabelt­jeskran­ten ging ik met U naar mijn herin­ner­in­gen aan de economis­che cri­sis in de jaren der­tig van de vorige eeuw. Door lang­durige ziekte van mijn vader waren wij aan de beurt en trokken wij jaren­lang van de ‘steun’. Zo heette dat toen. De cri­sis was hevig en duurde ein­de­loos waar­door de armoede van de mensen steeds groter werd. Er kwam ook let­ter­lijk geen einde aan. Na tien jaar ging die cri­sis over in de Tweede Werel­door­log en werd het eigen­lijk nog erger.
Om arme mensen in die cri­sis­tijd te helpen waren er aller­lei instanties actief die soci­aal werk gin­gen doen. Er kwam een cri­sis­comité naast een maatschap­pij van alge­meen nut. Tevens waren er ook diverse ‘clubs’ die zich met dat werk gin­gen bezig houden. Zo kon het gebeuren, dat wij thuis bezoek kre­gen van dames van het cri­sis­comité. Nu waren dat uit­er­aard dames uit de ‘betere’ (betaalde) krin­gen want voor gewone mensen was in zo’n comité geen plaats. De dames kwa­men de mensen vertellen hoe zij hun sit­u­atie kon­den ver­beteren. Zij namen geen geld of goed­eren mee maar goede raad. De grondgedachte was ken­nelijk: als je arm bent dan komt dat ook omdat je niet met geld om kan gaan. Anders was je niet zo arm.

Mijn moeder zei altijd: “…omdat je arm bent denken zij dat je achter­lijk bent…”. De dames spraken altijd keurig Ned­er­lands en dat von­den wij deftig. Iedereen in onze buurten sprak min of meer Zaans. Als kind luis­ter­den en keken wij met open mond. Een van de dames kwam met een idee om zelf goed­kope jam te maken van sinaas­ap­pelschillen. Met haar deftige stem legde zij uit, dat zoi­ets heer­lijk was. Wij grilden al van de gedachte. Mijn moeder maakte gauw een eind aan het idee met de nuchtere opmerk­ing: “…wij hebben geen geld om sinaas­ap­pe­len te kopen, dus hebben wij ook geen schillen..”. Dat behoedde ons voor een potje ‘heer­lijke’ sinaas­ap­pelschil­len­jam.
De regering probeerde ook op háár manier aan opvoed­ing (betut­tel­ing) van arme mensen te doen. Arme mensen moesten leren sparen.

Zo kwam de Min­is­ter van Sociale Zaken op een lumineus idee. Zijn naam was Romme en hij kwam uit een echte regen­ten­fam­i­lie. Hij bedacht het vol­gende: als een ste­un­trekker een kwartje per week spaart dan legt de regering er een kwartje bij. Ja, U leest het goed: een kwartje per week. Prompt kreeg het de naam: het kwartje van Romme. Wat werd die man gehaat. Hij ging iets geven wat onbereik­baar was. Je moest namelijk eerst sparen van een uitk­er­ing die hoog­stens dertig/​veertig pro­cent van een laag inkomen was. Het doet een beetje denken aan het kwartje van Kok. Dat is nog niet zo lang gele­den. Die ver­hoogde de diesel­prijs met een kwartje met de belofte dat dit na een paar jaar zou wor­den terugge­draaid. Uit­er­aard gebeurde dat niet. Het kreeg toen die naam: het kwartje van Kok.
Zo zie je maar dat er nooit iets nieuws onder de zon is.


kabeltjeskrant 2012 2

Cri­sis (ver­volg 3)
Bron Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 3 juni 2009

In de der­tiger jaren van de vorige eeuw was er een nooit eindi­gende economis­che cri­sis. Ik schreef er ook al over in vorige aflev­erin­gen.
Door­dat het aan­tal werk­lozen ontzettend hoog was wer­den overal ini­ti­atieven ont­plooid om hen te helpen en bezig te houden.
Zo was er werk­lozen­voet­bal op het Zil­ver­meeuwen­veld. Dat veld lag aan het einde van de Kruger­straat en Wet­straat, ongeveer op de plaats van het huidige Men­nis­ten­erf. Op doorde­weekse dagen wer­den dan onder­linge wed­stri­j­den gespeeld. Op het­zelfde veld werd ook veel voor de jeugd gedaan.
De meeste kinderen had­den echter geen voet­balschoe­nen om aan wed­stri­jd­jes mee te doen. Er was thuis domweg geen geld voor. Als er toch werd gespeeld dan kwam er een jeugdlei­der van Zil­ver­meeuwen met een jutezak vol gebruikte kinder­voet­balschoe­nen. De zak werd leeg gekieperd en de kinderen zochten een paar passende schoe­nen uit. De voet­bal­club Zaan­lan­dia ver­huisde in die jaren van de Ros­molen­straat naar een veld in het ver­lengde van de Veer­ingstraat. Veel werk­lozen­le­den waren in die jaren behulpzaam bij het inrichten van het veld en de accommodatie.

In die tijd speelde ZFC (tegen­wo­ordig Hel­las) in de hoog­ste klasse van de voet­bal­bond. Regel­matig kwa­men Ajax en Fei­jeno­ord en dat soort clubs op bezoek.
Ik wilde er altijd graag heen maar de entree-​prijs was voor mij te hoog. Het kostte een dubbeltje.
Ik probeerde het dan met twee cen­ten.
Ik zei dat mijn vader was werk­loos en legde de cen­ten neer.
“….Van wie ben jij er dan een?…” was dan de eerste vraag. Vol trots vertelde ik dan, dat mijn vader ook nog bij ZFC had gespeeld. Meestal mocht ik door­lopen. Uit­er­aard moest ik wel twee cen­ten betalen.
Er was ook werk­lozen­bioscoop.
Voor heel weinig geld kon je dan de hoofd­film bek­ijken. Dat gebeurde op aparte tij­den en de voorstelling heette dan deftig mati­nee.

Een heel ander punt was het belast­ing­plaatje voor werk­lozen.
In die jaren was er een fiets­be­last­ing ingevo­erd. Dat kostte per fiets f. 2,50 per jaar. Je kreeg dan een soort kop­eren plaatje dat je goed zicht­baar moest dra­gen. Het liefst op je jas. Werk­lozen kon­den zo’n plaatje voor half geld kopen. Wij had­den thuis drie fiet­sen maar eigen­lijk alleen geld voor één werk­lozen­plaatje. Mijn vader of moeder kon­den dus nooit samen gaan fiet­sen. Er werd in zo’n werk­lozen­plaatje een gaatje geponst.
Als je dan op straat reed kon iedereen zien dat er een werk­loze of een fam­i­lielid van hem langs kwam. Als je afstapte stopte je gauw je plaatje weg. Je schaamde je rot. U moet zich voorstellen, dat je nu zoi­ets zou invo­eren.
Als mensen met een uitk­er­ing ver­plicht zouden zijn een insigne te dra­gen. De hoog­waardighei­ds­bek­led­ers van toen zaten daar niet zo mee. Arme mensen moesten hun plaats ken­nen in de maatschap­pij.
Ik heb mij aangewend om altijd met een glim­lach naar het verleden te kijken en er over te schri­jven. Als ik echter aan het belast­ing­plaatje denk, dan wordt mijn glim­lach: een grimlach!


kabeltjeskrant 2012 2

Klaas
P. Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 11 feb­ru­ari 2009

In vorige aflev­erin­gen ging ik met U naar de Peper­straat.
Ik vertelde U, dat de eige­naar van de meeste pan­den op die straat een zekere Robert G. is, wonende in Spanje. Deze miljon­air wordt ervan ver­dacht, dat hij de financier­ing van genoemde pan­den met “gestolen” geld uit de ontvo­er­ingszaak Heineken heeft geregeld. Hoe die man werke­lijk heet, waar hij echt woont en of hij wel eens in Zaan­dam komt, dat mogen wij als gewone burg­ers niet weten. Althans, de pers noemt hem
Mijn­heer G. Het argu­ment hier­voor is, dat de pri­vacy van Mijn­heer G. en van diens fam­i­lie beschermd moet wor­den. Het niet voluit namen en adressen noe­men van dieven, moor­de­naars en dat soort mensen is een afspraak van pers­mensen.
Als U wie dan ook ver­mo­ord heeft, dan hoeft U niet bang te zijn. Uw naam komt niet voluit in de krant.

Zo wordt de moor­de­naar van Ger­rit Heijn nog altijd Ferry E. genoemd. Mijn­heer E. ging wan­de­len met de Heer Heijn, schoot hem neer en sneed van hem een vinger af. Hij deed die in een enveloppe en ver­stu­urde deze naar de fam­i­lie Heijn en vroeg om los­geld. Hij heet voor altijd Ferry E. Later werd Pim For­tuyn neergeschoten door G., en Theo van Gogh werd afges­lacht door Mohammed B. Stel dat er nu een lid van de konin­klijke fam­i­lie zou wor­den ver­mo­ord door een zekere Klaas dan horen wij eeuwen­lang dat het Klaas P. was.

Vroeger was dat wel anders.
Toen was het heel gewoon, dat mis­dadi­gers met naam en toe­naam bek­end waren Meer dan vier­hon­derd jaar gele­den werd Willem van Oranje ver­mo­ord door Bal­tasar Ger­arts en niet door Bal­tasar G. In mijn jeugd was dat ook nog zo. Je wist pre­cies wie een dief was en de fam­i­lies die “diefachtig” waren. Op school zei­den wij gewoon tegen een jongetje: ..”Jouw vader is een dief..” De jon­gen beves­tigde dat en wij speelden gewoon verder. Daders van een mis­drijf maken deel uit van onze maatschap­pij en waarom moet voor hen een uit­zon­der­ing wor­den gemaakt?

Ik vind trouwens, dat je als inwoner van een wijk er recht op hebt om te weten wie er in je omgev­ing woont.
Ik wil als inwoner mijn pri­vacy bescher­men tegen inbrek­ers en niet ander­som.
De inbreker schendt namelijk mijn vertrouwen. Ik denk altijd nog met wal­ging aan de vele inbraken die wij zelf thuis hebben gehad. Dieven zijn zelfs – tij­dens onze afwezigheid wegens vakantie – ongesto­ord in ons huis bezig geweest en hebben alles doorges­nuffeld. Ik verzeker U: je gaat over je nek van ellende als je thuis komt.
Het kan dan gebeuren, dat jij als slachtof­fer met naam en straat­naam in de krant staat en dat de dader (als hij opgepakt wordt) recht op pri­vacy heeft. Dit is de wereld op zijn kop. U ziet, het Peper­straat gebeuren heeft heel wat bij mij los gemaakt. Ik heb echter niet de illusie dat het anders zal wor­den. U wel?


kabeltjeskrant 2012 2

Peper­straat (ver­volg)
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 14 jan­u­ari 2009

In mijn vorige aflev­er­ing ging ik met U naar de Peper­straat. U weet wel, die woon– en winkel­straat in onze wijk. Zoals U wellicht weet zou het eigen­dom van twee­hon­derd wonin­gen, winkels en kan­toren op die straat gefi­nancierd zijn met geld afkom­stig uit het los­geld van de zoge­naamde “Heinekenontvo­er­ing”.
De eige­naar zou een zekere Rob G. zijn, woonachtig in Spanje. De rechter­lijke macht heeft op alle pan­den beslag laten leggen en zal proberen te bewi­jzen, dat er een ver­band bestaat tussen het los­geld en de financier­ing op de Peper­straat.
Dit laat­ste kan een zaak van een hele lange adem wor­den en of dat bewijs ooit geleverd gaat wor­den moeten we maar afwachten.

Boven­staande gegevens lees je in de kran­ten en uit­er­aard op inter­net. Als je op Google ‘Peper­straat Zaan­dam’ intikt en wat verder zoekt dan krijg je een golf van infor­matie over je heen, dat wil je niet weten. Het is een aan­rader voor U om het te doen. Maar de naam van de eige­naar krijg je niet te weten. Je komt niet verder dan Rob.G, woonachtig in Spanje. Wel staat er, dat hij is gear­resteerd op ver­denk­ing van het wit­wassen van dat los­geld. Maar zoals altijd is hij op vrije voeten gesteld.
Zo heet dat. In ons land word je aan de voordeur gear­resteerd en meestal meteen aan de ach­ter­deur weer vrij gelaten.

Wij mogen dus niet weten wat de echte naam van de eige­naar van de Peper­straat is. Je praat wel over iemand die miljon­air is. Reken maar uit: twee­hon­derd wonin­gen, kan­toren en winkels tegen een gemid­delde prijs van zeg maar: driehon­derd­duizend euro per stuk. Dan kom je al gauw op een waarde van zes­tig miljoen euro uit!
Maar als deze eige­naar door zijn Peper­straat loopt dan kent nie­mand hem. Ik stel mij zo voor, dat hij dan een krant koopt in de sigaren­winkel.
Hij maakt een gezel­lig praatje (ze ken­nen hem toch niet) en loopt de winkel uit. Toe­val­lig fietst de make­laar, die de pan­den ver­hu­urt, net langs en schrikt zich rot.
Heel schuchter steekt hij zijn hand op en groet met de kreet: Rob­bie…. en fietst gauw weg. Stel je voor, dat de andere bewon­ers zijn naam te weten komen.

Ein­delijk hebben wij een uniek iemand in onze wijk, maar nie­mand kent hem. Rob­bie G. lacht zich rot. Hij is zak­en­man in de “boven­wereld” maar hij is anon­iem.
Een ide­ale sit­u­atie voor hem. Wat zou het toch heer­lijk zijn als wij zijn naam en adres wis­ten. Dan kon het Wijk­be­heer van Zaandam-​Zuid en Ros­molen­wijk bij hem te warskip gaan. Deze mensen sap­pe­len om de buurten bewoon­baar te houden en dan is zo’n miljon­air nooit weg.
Het is ook zijn zake­lijk belang, dat de wijken groeien en bloeien. Maar niets daar­van want de pri­vacy van Rob­bie G. gaat boven alles.

Ik over­weeg om voor­taan mijn Kabelt­jeskrant om te dopen tot K. krant, met anek­dotes opgetek­end door Chris. K. Dan kan ik ook ongezien en onbek­end door de Peper­straat wan­de­len. Schrijf ik dan iets ver­keerd dan is mijn naam: Chris H.
(Chris Haas).


kabeltjeskrant 2012 2

Chris Kabel – 28 maart 192831 juli 2013

Joomla tem­plates by a4joomla