Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Kabelt­jeskrant 2007

Anek­dotes uit Zaandam-​Zuid opgetek­end door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glim­lach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenis­sen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-​Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt vee­lal herken­ning vin­den in mijn stukjes.

kabeltjeskrant 2012 1

Anek­dotes uit een zeil­er­sleven, opgetek­end door Chris Kabel

kabeltjeskrant 2012 2

Kratje
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 17 jan­u­ari 2007

In vroegere jaren dronken gewone mensen weinig sterke drank. Je kon je geld maar één keer uit­geven. Je moest kiezen: òf drank òf huishuur òf eten en kled­ing.
Dege­nen die toch voor drank kozen waren er op een of andere manier aan ver­slaafd ger­aakt. Ellende en armoede thuis waren het gevolg. Iedereen in de buurt kende die mensen want het leven speelde zich op straat af. In de Prin­sen­straat­bu­urt waren er ook een paar. Zij dronken zich een stuk in hun kraag in een kroeg op de Zuid­dijk of Dam en moesten daarna naar huis. Een taxi was te duur dus liepen ze naar huis. Voor ons kinderen was dat een feest. Kijken wat er gebeurde. We had­den zelfs een liedje op een bek­ende buurt­be­woner. Dat ging zo:

K….l poep is dronken,
dat gebeurde wel eens meer,
hij schijt dan in zijn klom­pen,
het lijkt wel schoenensmeer.

In die tijd werd er vooral jen­ever gedronken onder andere van Mijn­heer Bols. Om zijn omzet te ver­groten had hij een reclame­plaat gemaakt waarop stond: Elken dag een glaasje.
In eerste instantie lukte dat niet erg, maar toen de wel­vaart na de oor­log toe­nam, kreeg hij toch zijn zin. Wij begonnen met zijn allen ‚Elken dag een glaasje’ te drinken. Een zekere Mijn­heer Heineken zag dat met lede ogen aan. Hij verkocht bier en dacht: ‚Elken dag een glaasje, dat schiet niet op’.
Hij dacht bij zich zelf: ‚Elken dag een kratje is veel beter.’
Toen verkoop via super­mark­ten was toeges­taan kwam dat in een stroomver­snelling. Eerst kostte een krat 10,99, toen 9,99 en al gauw 8,99. Via een WK actie werd het 7,99 en 6,99. Con­cur­renten verkochten zij zelfs nog goed­koper. Ook vertelden zij, via de reclame, dat drank gezel­lig was. Om dat aan te duiden kwa­men de verklein­wo­ord­jes in beeld:

flesje, glaasje, biertje, wijn­tje, kratje.

Als je tegen­wo­ordig om je heen kijkt dan kun je zeggen, dat de actie ges­laagd is. Velen drinken een biertje of het limon­ade is. De krat­ten zijn niet aan te slepen. Een deel van de jeugd begint al op zijn twaalfde jaar te drinken. Wel is het jam­mer dat je af en toe ziek kan wor­den van al die drank. Som­mige mensen noe­men dat de ‚ziekte van Heineken’. Het is echter niet erg, want het is de vol­gende dag al over. Om deze ziekte te bestri­j­den is er weer een nieuwe reclame­ac­tie bedacht. ‚Drink met mate.’ Of dat aanslaat weten wij nog niet.

Het boven­staande doet mij denken aan de jaren na de oor­log toen wij eigen­lijk met zijn allen gin­gen roken. Wij paften er op los want het kon geen kwaad, dachten wij. Een nietro­ker was ongezel­lig en stak dan voor de gezel­ligheid maar een sigaret op. Ook toen de bek­ende verkleinwoordjes:

sigaretje, pakje, vloeitje, peukje en shaggie.

Na circa der­tig jaar kwa­men wij er achter, dat roken eigen­lijk ver­domd onge­zond was. Wij schrokken ons rot. Het roken is daarom tegen­wo­ordig voor­be­houden aan een veel kleinere groep mensen, die wij meestal ook wel per­soon­lijk ken­nen. Dat komt vooral ook omdat zij dat meestal niet bin­nen mogen roken maar buiten op straat. Als ik die rokers zie staan, dan denk ik weer aan vroegere jaren.


kabeltjeskrant 2012 2

Zaanse Schans
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 14 feb­ru­ari 2007

Mijn vrouw en ik “deden” afgelopen week­end weer eens een rondje Zaanse Schans. Het is altijd weer leuk, vooral ook omdat wij een groot deel van de huizen nog ken­nen vanuit hun oor­spronke­lijke plaats. Een deel van de huizen ( en ook molens) komt uit onze eigen wijk. U zult begri­jpen, dat er dan vooral herin­ner­in­gen aan onze jeugd naar boven komen.

Zo herin­ner ik mij de boerderij van Kuiper die op het St.Cathrijnepad (nu:St.Cathrijnestraat) stond. Die kan je nu terug vin­den op het Zeile­mak­erspad op de Schans. Als kind kwa­men wij veel op het Cathri­jnepad. Er was een hout­be­w­erk­ings bedrijf geves­tigd. Wij haalden daar wel zaagsel voor onze mar­mot­ten en witte muizen.

Een ander prachtig huis is dat van de groen­tezaak van Ser­vaas. Dat stond op de Noorderk­erk­straat ongeveer op de plaats naast de huidige bioscoop het Zaan­tje. Ik heb er wel aan de hand van mijn moeder nog groen­ten en fruit gekocht. Het huis staat vooraan op de Zaanse schans (het derde huis) naast het zoge­naamde oor­spronke­lijke winkeltje van Albert Heijn.

Over Albert Heijn gespro­ken! Mijn vader heeft vele jaren op de fab­rieken van Albert Heijn in de Oost­z­i­jde gew­erkt. Op die plaats staan nu grote flat­ge­bouwen met namen als Helling, Kiel en Dok. Vader was nog van de zeer oude stem­pel. Hij ging naar een baas toen hij twaalf jaar oud was. Zo heette dat vroeger. In die tij­den zon­der uitk­er­ing was je afhanke­lijk van zo´n baas. De rijke bazen woon­den in de West­z­i­jde. Die werd dan ook wel de fluwe­len West­z­i­jde genoemd. Een van de directeuren van Albert Heijn woonde daar ook. Dat was Ger­rit Heijn of te wel ‚Mijn­heer Ger­rit’.
Als Vader door de West­z­i­jde liep of fiet­ste was hij altijd voorzichtig. Miss­chien zag je Mijn­heer Ger­rit en dan moest je niet ver­geten te groeten. Als het nieuw­jaar was werd er een kaartje in de bus gestopt. Dat was bijna der­tig jaar terug nog zo. Vader was bijna tachtig jaar en kon nog amper op zijn fiets komen maar het nieuw­jaarskaartje voor Mijn­heer Ger­rit werd nog wegge­bracht. Het doet mij altijd nog wel wat als ik daar aan terug denk.

Verder de Schans op kom je bij de pal­trok houtza­ag­molen de Gekroonde Poe­len­burg. Deze molen stond ook in onze wijk. Dat was aan de Gouw ter hoogte van de Taxusstraat. Wel moet je bedenken, dat de Gouw bij de toen­ma­lige nieuw­bouw iets ver­legd is. Kort gele­den is de molen licht­groen geschilderd. De kleur is veel lichter dan Zaans groen. Deze lichte kleur zou meer his­torisch ver­ant­wo­ord zijn. Ik vind Zaans groen of zwart veel mooier (statiger) voor zo’n molen, maar ja: je moet er maar aan wennen.

Toe­val­lig hebben wij laatst gegeten bij het Japanse restau­rant in West­er­wa­ter­ing bij die andere pal­trok molen De Held Jozua. Ook deze molen ziet er pico bello uit maar het is toch wel erg jam­mer, dat hij daar tussen woon­huizen staat. De vroegere eigenaren, de gebroed­ers de Boer, hebben lang aan die plek vast gehouden. Op zich zelf wel begri­jpelijk en ook als een goede herin­ner­ing aan die vele molens die in het vroegere West­z­i­jderveld ston­den, maar een molen tussen huizen “wil niet erg” .


kabeltjeskrant 2012 2

Zaanse Schans (2)
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 14 maart 2007

In mijn vorige aflev­er­ing ging ik met U mee naar de Zaanse Schans. Wij gin­gen langs huizen, die in onze wijk had­den ges­taan en weer waren opge­bouwd in de Schans.
Hier­bij hoorde ook de houtza­ag­molen de Gekroonde Poe­len­burg.
Onwillekeurig kijk je dan ook even naar de in aan­bouw zijnde houtza­ag­molen, het Jonge Schaap. De molen is bijna klaar. Vooral de “verse” nieuwe rietbe­dekking staat als een plaatje. De molen met bijbe­horende bebouwing is een pracht.
U moet zeker een dezer dagen even gaan kijken.
Wat opvalt is, dat de bouw van deze molen ein­delijk weer eens voor een stukje uit­brei­d­ing van de Schans zorgt. Naar mijn idee staat uit­brei­d­ing al jaren stil.

Ik heb mij laten vertellen, dat er zeker vijf ges­loopte pan­den zijn opges­la­gen, zon­der dat het tot her­bouw komt.
Ik heb begrepen, dat men vindt dat van de meeste soorten Zaanse huizen een goed exem­plaar al aan­wezig is en uit­brei­d­ing daar­door niet nodig.… Het gevolg hier­van is, dat de Schans, hoe mooi ook, voor­namelijk bestaat uit mooie riante huizen van vroegere “molen-​bazen” etc.
Van de duizen­den houten arbei­der­swoninkjes staan er hoog­stens een paar op de Schans. Eigen­lijk lijkt de Schans op de Gorter­shoek maar dan aan de andere kant van de Zaan. Het geheel doet daar­door eli­tair aan en lijkt meer op een museum dan dat een beeld gegeven wordt hoe Zaankan­ters vroeger woon­den.
Je mist een straatje waar vroeger de mensen in en op elkaar woon­den zoals het Pan­tepad, de Braak­steeg, het Krimp of de Peperd­warsstraat.
Neem bijvoor­beeld Marken. Als je daar bent en je loopt door het dorp en de Kerk­bu­urt dan weet je pas echt hoe Mark­ers vroeger leef­den en woon­den.
Als ik dit dan op mij in laat inwerken dan denk ik weer aan de begin­jaren van de Schans.

Een archi­tect, met liefde voor de Zaanse hout­bouw, kwam met het idee, om huizen die bij stadsuit­brei­d­ing in de weg ston­den, te her­bouwen op een aparte plek. Het was in de tijd, dat we de eerste uit­brei­d­ing in het cen­trum van de stad had­den.
Het oude stad­shart werd ges­loopt. In onze wijken betek­ende dat de sloop van de eeuwe­noude Peper­bu­urt, de Kalver­straat en het Fransepad.
Ook moest de Boom­gaard­bu­urt wor­den gesa­neerd. Het Pan­tepad, Sint Catri­jnepad, Tuinierspad, Boom­gaardspad, Braak­steeg en delen van het Prin­sen­pad, weg ermee. Het idee van vorenge­noemde archi­tect kwam voor de gemeente als geroepen. Met het motto: …”wij slopen wel maar wij her­bouwen in de Zaanse Schans…”, wer­den wij in slaap gesust.
In werke­lijkheid ging het om enige tien­tallen huizen en dan ook nog de “mooie”. Het beroerde echter is, dat de sloop van houten huizen door heel Zaanstad nog onveran­derd doorgaat.

Kort gele­den werd Zuid­dijk 130132 ges­loopt.
Bin­nenkort staat een leuk pandje iets verderop op de Zuid­dijk ook op de nom­i­natie. Niets van dat alles zal je ooit terug vin­den in de Zaanse Schans.
Wij hopen, dat wij in Zaanstad meer gaan besef­fen, dat wij ons erf­goed veel beter moeten gaan bewaren en dat ook in daden omzetten. Het is uniek in de wereld. Wij staan niet alleen in onze bewon­der­ing.
Hon­derd­duizen­den bezoek­ers per jaar van de Zaanse Schans bewi­jzen dat.


kabeltjeskrant 2012 2

Was­bord
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 11 april 2007

Als het voor­jaar wordt (dat is het dit jaar al heel erg vroeg) gaan mijn gedachten altijd willekeurig naar vroegere jaren.
Er heer­ste dan overal een soort schoon­maak­woede. Het was net een soort voor­jaarsvirus dat zich razend­snel ver­menigvuldigde.
De boel moest en zou schoon gemaakt wor­den. Als kind had je daar zelfs mee te maken.
Begin maart begon mijn moeder zich anders te gedra­gen. Ze was hele­maal niet mal­tenterig maar in het voor­jaar moest alles net­jes. Vlo­erkleed naar buiten en uitk­lop­pen, tafelk­leed wassen met water, azijn en zout, matrassen en andere bed­spullen op de waslijn luchten. Voorts het hele huis uit­sop­pen vanaf de zolder en de vlo­eren en rem­pels schrobben.
Je kon het niet zo bedenken, alles ging op de schop.
Het hoogte punt van de schoon­maak was als je bed “schoon” was. Dan moest je trak­teren en ’s avonds vertellen hoe lekker alles rook.
De kolenkachel werd naar buiten gebracht, opgek­napt en in de schuur gezet.
Die had­den we van half april tot begin okto­ber niet meer nodig.
Lekker ruim in huis en goedkoop.

Het vroegere fanatisme van de schoon­maak is gelukkig stukken min­der maar toch nog wel aan­wezig. Mijn vrouw gaat er gelukkig beheerst mee om en hoef ik niet meer trak­teren als mijn bed schoon is maar toch….

Maandag = Wasdag

Het zelfde schouwspel speelde zich ook elke week in het klein af. Dan was het op maandag voor iedereen was­dag. Daar werd niet van afgeweken. Het begon al op zonda­gavond. Dan hielp mijn vader om was­goed in de was­ke­tel te stop­pen. Water, soda en groene zeep wer­den toegevoegd en de was­ke­tel werd al vast op het gas gezet. Omdat het zwaar tillen was moest mijn vader helpen.
Als hij de vol­gende mor­gen om zes uur naar zijn werk ging stak hij het gas aan en kon de was koken. Uren later haalde mijn moeder de was eruit, stopte het in een tobbe en ging met een boen­der en een was­bord aan de gang.
Als dat gebeurd was moest de was met schoon water wor­den afge­spoeld en wor­den gewron­gen. Eerst had­den wij zelfs geen wringer en moest alles met de hand wor­den gedaan. Ik word al moe van als ik dit opschrijf.

van Wringer tot Bico

De eerste vooruit­gang was een wringer. Ver­vol­gens kwam er een soort was­ma­chine waar­bij de was met hand­kracht, via een slinger, werd rond gedraaid.
Toen kwa­men de jon­gens van Mole­naar (de bek­enden van A.Z.) die de Bico-​wasmachine op de markt brachten.
Dat was een doo­d­sim­pel geval, waar­bij je zelf nog heet water moest inbren­gen en de was automa­tisch in de rondte draaide.
Een sen­satie van de boven­ste plank.
Bij de winkel in de West­z­i­jde, Wastora geheten, kon­den zij de machines niet aanslepen. In het begin huur­den wij zo’n machine. Die werd dan elke week gebracht en gehaald.

Jaren­lang hebben wij gewassen met een Bico. Later werd deze ver­van­gen door de huidige wasautomaat.
Tot voor een paar jaar terug had­den wij die Bico nog in de schuur staan. Hij is toen pas naar het oud ijzer gegaan.
Als ik iemand hoor praten over die goede oude tijd dan denk ik altijd: jij heb zeker vroeger de was niet gedaan. Dan zou je wel anders piepen.


kabeltjeskrant 2012 2

Gebakken bokking
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 9 mei 2007

Tij­dens de oor­logs­jaren, maar ook vele jaren daarna, kon je nooit zo maar iets lekkers op straat kopen. Hoog­stens een ijsje bij Tempo in de Damstraat of een harinkje bij Marie Kruit of een spekbokkum bij Aris Prins.
Patat, kroket­ten, frikadellen en bere­hap moesten nog wor­den uit­gevon­den.
Tot­dat een vis­boer op het idee kwam warm gebakken vis op straat te verkopen. Hij had een kraam naast de Papen­pad­sluis in de West­z­i­jde. De enige vis die hij warm gebakken verkocht was harde of te wel gebakken bokking.

Op een zonda­gavond wan­delde ik, terugkomend van een meisje, door de West­z­i­jde naar huis. Een ?ets had ik niet. Al in de verte rook ik de vis­lucht. Dat was een sen­satie. Heer­lijk smikke­lend stond ik bij de sluis toen mijn opa toe­val­liger­wijs langs liep. Ook hij kon de ver­lei­d­ing niet weer­staan en kocht een vissie.
Hij was van 1869 en had zoi­ets nog nooit meege­maakt. Nu was onze “kinder­hand” gauw gevuld, want gebakken bokking was toen vooral de vis voor armoedzaaiers.

Tegen­wo­ordig heb je zoveel keus (en geld) dat je jezelf wel tweemaal bedenkt voor je een gebakken bokking koopt. Het is nu echt iets voor de liefheb­ber.

Aal

Over vis gespro­ken. Tweemaal per jaar aten wij stoofaal. Alleen bij bij­zon­dere gebeurtenis­sen, zoals een ver­jaardag. Stoofaal was altijd al duur. Wij aten aal alleen op zondag want dan had je alle tijd om er lekker van te geni­eten.
Zater­dags werd de vis besteld bij Aris Prins en Zoon. Bei­den ston­den met een viskar bij de Wil­helmi­nasluis. Zoon Aris was in zijn vrije tijd een zeer ver­di­en­stelijke ama­teur zanger. Hij zong in operettes en opera. Zondagsmor­gens kon je dan de aal gaan halen. Bei­den woon­den op de Prins Hen­drik­straat. Ik zie Aris nog op klom­pen en zwart gebreide sokken de vis uit een schu­urtje halen. Het was voor ons een plechtige gebeurtenis.

Gerookte pal­ing was nog duur­der. Dat aten wij een­maal per jaar. Uit­er­aard was dat met Zaan­dammer ker­mis. De goed­koop­ste kraam werd uit­ge­zocht en net als stoofaal aten wij de pal­ing met ontzag op. Wij aten onze vingers er haast bij op.
Andere vis die wij aten was schelvis. Gestoofd met een sausje van boter (mar­garine) en wat azijn.
Tegen­wo­ordig geeft je die vis aan de kat. Kabel­jauw was er uit­er­aard ook al, maar dat was voor “raike loi” zei mijn moeder.

Omdat ik een vis­liefheb­ber was, probeerde ik als kind zelf vis in de Zaan te van­gen. Ik was niet zo’n ster dus kwam ik hoog­stens met brasem thuis. Als je die goed door­bakt dan is het te eten, maar dan moet je wel op de graten let­ten. Brasems zijn echte graten­pakhuizen.

Tegen­wo­ordig ga ik naar de markt of naar de vis­boer en heb keus uit de lekker­ste vis­soorten.
Zelden neem ik nog een bak­bokking mee.


kabeltjeskrant 2012 2

Zaan­dammer boot
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-​Zuid, 6 juni 2007

Op Koninginnedag van dit jaar was er een boot­di­enst van de NACO tussen Ams­ter­dam en Zaan­dam. De boot vertrok van de Prins Hen­drikkade en bracht de pas­sagiers naar hartje Ams­ter­dam. Er was redelijk veel belang­stelling voor deze hand­ige manier van reizen.

Dat deed mij denken aan vroeger toen de Zaan­dammer boot nog voer. Dat was een vrij grote salon­boot die elk uur een dienst met Ams­ter­dam onder­hield. De boot vertrok van een steiger aan de Nico­laasstraat. Dat was eigen­lijk op dezelfde plek van de huidige steiger naast het Zaanthe­ater.
De boot meerde onder­weg ook af op het Vis­ser­shop aan de nu nog bestaande steiger aan de Esdoorn­laan. De Zaan­dammer boot was een begrip en had over klan­dizie niet te kla­gen. In veer­tig minuten werd je naar Ams­ter­dam gebracht. De boot meerde af aan de Ruyterkade achter het Cen­traal Station.

Het was een veilige en gezel­lige manier van reizen. Op een gegeven moment, toen ik tien jaar oud was, mocht ik logeren bij een oom en tante in Ams­ter­dam. Mijn moeder zette mij in mijn een­tje op de boot met de bood­schap: „… niet over de rel­ing hangen en gehoorzaam zijn.” In Ams­ter­dam werd ik opgewacht door oom. Zo een­voudig was dat.

Toen ik in de zomer van 1945 ging werken werd ik „jong­ste bedi­ende” bij een bank. Zo heette dat vroeger. Je begon in wezen als bood­schap­pen­jon­gen. Een van mijn taken was om driemaal per week geld weg te bren­gen naar de hoofd­kas in Ams­ter­dam. Ik ver­vo­erde soms wel hon­derd duizend gulden in een sim­pel kof­fer­tje. In die zomer reden er haast nog geen treinen. Als je geluk had kon je met een veewa­gen mee. Ik was dus aangewezen op de Zaan­dammer boot. Mijn baas vond dat ook veiliger. Hij zei: „… als ze je beroven dan kun­nen ze op die boot toch niet weg komen met dat geld; veiliger is er niet…”

Bij­zon­der was het echter met Zaan­dammer ker­mis. Dat was altijd ergens in augus­tus. De Zaan­dammer ker­mis was altijd erg pop­u­lair. Duizen­den Ams­ter­dammers kwa­men dan met de boot naar Zaan­dam. Dat was een bezienswaardigheid.
Als ze uit­stapten lag de boot hele­maal scheef. Ik denk dat zoi­ets tegen­wo­ordig niet meer kan. Als jon­gelui uit gaan, dan drinken ze eerst „in” en komen half lam op de plaats van bestem­ming. Je moet er niet aan denken, dat er dan duizen­den op een boot naar Zaan­dam komen. De boot zou van ellende omslaan.

Op de boot kon je eten en drinken. Er werd ook met drinken gevent. Luid­keels kwam dan een ober zijn waar aan pri­jzen. De uit­drukking: „…kof?e, thee, bier, limon­ade en ansichtkaarten van de boot” was een gevleugeld gezegde in Zaandam.

Alk­maar Packet
Er was ook een boot­di­enst van Ams­ter­dam via de Zaan naar Alk­maar. Dat was de roem­ruchte Alk­maar Packet. Die stopte overal langs de Zaan.
Leg­en­darisch was de halte in Zaandijk. Als het vertrek­tijd was dan riep de Zaandijker kaart­jesverkoper het vol­gende: “Sain er nag Saendaiker waiven of maiden die saiken, schaiten of pis­sen moeten? Het is bai vaive en de skoit gaet vertrekken…” U moet dit gezegde hardop lezen. Het is dan net of die Saendaiker nog leeft. Het is zo puur Saens.


kabeltjeskrant 2012 2

Chris Kabel – 28 maart 192831 juli 2013

Joomla tem­plates by a4joomla