Kabeltjeskrant 2007
Anekdotes uit Zaandam-Zuid opgetekend door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glimlach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenissen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt veelal herkenning vinden in mijn stukjes.
Anekdotes uit een zeilersleven, opgetekend door Chris Kabel
Kratje
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-Zuid, 17 januari 2007
In vroegere jaren dronken gewone mensen weinig sterke drank. Je kon je geld maar één keer uitgeven. Je moest kiezen: òf drank òf huishuur òf eten en kleding.
Degenen die toch voor drank kozen waren er op een of andere manier aan verslaafd geraakt. Ellende en armoede thuis waren het gevolg. Iedereen in de buurt kende die mensen want het leven speelde zich op straat af. In de Prinsenstraatbuurt waren er ook een paar. Zij dronken zich een stuk in hun kraag in een kroeg op de Zuiddijk of Dam en moesten daarna naar huis. Een taxi was te duur dus liepen ze naar huis. Voor ons kinderen was dat een feest. Kijken wat er gebeurde. We hadden zelfs een liedje op een bekende buurtbewoner. Dat ging zo:
K….l poep is dronken,
dat gebeurde wel eens meer,
hij schijt dan in zijn klompen,
het lijkt wel schoenensmeer.
In die tijd werd er vooral jenever gedronken onder andere van Mijnheer Bols. Om zijn omzet te vergroten had hij een reclameplaat gemaakt waarop stond: Elken dag een glaasje.
In eerste instantie lukte dat niet erg, maar toen de welvaart na de oorlog toenam, kreeg hij toch zijn zin. Wij begonnen met zijn allen ‚Elken dag een glaasje’ te drinken. Een zekere Mijnheer Heineken zag dat met lede ogen aan. Hij verkocht bier en dacht: ‚Elken dag een glaasje, dat schiet niet op’.
Hij dacht bij zich zelf: ‚Elken dag een kratje is veel beter.’
Toen verkoop via supermarkten was toegestaan kwam dat in een stroomversnelling. Eerst kostte een krat 10,99, toen 9,99 en al gauw 8,99. Via een WK actie werd het 7,99 en 6,99. Concurrenten verkochten zij zelfs nog goedkoper. Ook vertelden zij, via de reclame, dat drank gezellig was. Om dat aan te duiden kwamen de verkleinwoordjes in beeld:
flesje, glaasje, biertje, wijntje, kratje.
Als je tegenwoordig om je heen kijkt dan kun je zeggen, dat de actie geslaagd is. Velen drinken een biertje of het limonade is. De kratten zijn niet aan te slepen. Een deel van de jeugd begint al op zijn twaalfde jaar te drinken. Wel is het jammer dat je af en toe ziek kan worden van al die drank. Sommige mensen noemen dat de ‚ziekte van Heineken’. Het is echter niet erg, want het is de volgende dag al over. Om deze ziekte te bestrijden is er weer een nieuwe reclameactie bedacht. ‚Drink met mate.’ Of dat aanslaat weten wij nog niet.
Het bovenstaande doet mij denken aan de jaren na de oorlog toen wij eigenlijk met zijn allen gingen roken. Wij paften er op los want het kon geen kwaad, dachten wij. Een nietroker was ongezellig en stak dan voor de gezelligheid maar een sigaret op. Ook toen de bekende verkleinwoordjes:
sigaretje, pakje, vloeitje, peukje en shaggie.
Na circa dertig jaar kwamen wij er achter, dat roken eigenlijk verdomd ongezond was. Wij schrokken ons rot. Het roken is daarom tegenwoordig voorbehouden aan een veel kleinere groep mensen, die wij meestal ook wel persoonlijk kennen. Dat komt vooral ook omdat zij dat meestal niet binnen mogen roken maar buiten op straat. Als ik die rokers zie staan, dan denk ik weer aan vroegere jaren.
Zaanse Schans
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-Zuid, 14 februari 2007
Mijn vrouw en ik “deden” afgelopen weekend weer eens een rondje Zaanse Schans. Het is altijd weer leuk, vooral ook omdat wij een groot deel van de huizen nog kennen vanuit hun oorspronkelijke plaats. Een deel van de huizen ( en ook molens) komt uit onze eigen wijk. U zult begrijpen, dat er dan vooral herinneringen aan onze jeugd naar boven komen.
Zo herinner ik mij de boerderij van Kuiper die op het St.Cathrijnepad (nu:St.Cathrijnestraat) stond. Die kan je nu terug vinden op het Zeilemakerspad op de Schans. Als kind kwamen wij veel op het Cathrijnepad. Er was een houtbewerkings bedrijf gevestigd. Wij haalden daar wel zaagsel voor onze marmotten en witte muizen.
Een ander prachtig huis is dat van de groentezaak van Servaas. Dat stond op de Noorderkerkstraat ongeveer op de plaats naast de huidige bioscoop het Zaantje. Ik heb er wel aan de hand van mijn moeder nog groenten en fruit gekocht. Het huis staat vooraan op de Zaanse schans (het derde huis) naast het zogenaamde oorspronkelijke winkeltje van Albert Heijn.
Over Albert Heijn gesproken! Mijn vader heeft vele jaren op de fabrieken van Albert Heijn in de Oostzijde gewerkt. Op die plaats staan nu grote flatgebouwen met namen als Helling, Kiel en Dok. Vader was nog van de zeer oude stempel. Hij ging naar een baas toen hij twaalf jaar oud was. Zo heette dat vroeger. In die tijden zonder uitkering was je afhankelijk van zo´n baas. De rijke bazen woonden in de Westzijde. Die werd dan ook wel de fluwelen Westzijde genoemd. Een van de directeuren van Albert Heijn woonde daar ook. Dat was Gerrit Heijn of te wel ‚Mijnheer Gerrit’.
Als Vader door de Westzijde liep of fietste was hij altijd voorzichtig. Misschien zag je Mijnheer Gerrit en dan moest je niet vergeten te groeten. Als het nieuwjaar was werd er een kaartje in de bus gestopt. Dat was bijna dertig jaar terug nog zo. Vader was bijna tachtig jaar en kon nog amper op zijn fiets komen maar het nieuwjaarskaartje voor Mijnheer Gerrit werd nog weggebracht. Het doet mij altijd nog wel wat als ik daar aan terug denk.
Verder de Schans op kom je bij de paltrok houtzaagmolen de Gekroonde Poelenburg. Deze molen stond ook in onze wijk. Dat was aan de Gouw ter hoogte van de Taxusstraat. Wel moet je bedenken, dat de Gouw bij de toenmalige nieuwbouw iets verlegd is. Kort geleden is de molen lichtgroen geschilderd. De kleur is veel lichter dan Zaans groen. Deze lichte kleur zou meer historisch verantwoord zijn. Ik vind Zaans groen of zwart veel mooier (statiger) voor zo’n molen, maar ja: je moet er maar aan wennen.
Toevallig hebben wij laatst gegeten bij het Japanse restaurant in Westerwatering bij die andere paltrok molen De Held Jozua. Ook deze molen ziet er pico bello uit maar het is toch wel erg jammer, dat hij daar tussen woonhuizen staat. De vroegere eigenaren, de gebroeders de Boer, hebben lang aan die plek vast gehouden. Op zich zelf wel begrijpelijk en ook als een goede herinnering aan die vele molens die in het vroegere Westzijderveld stonden, maar een molen tussen huizen “wil niet erg” .
Zaanse Schans (2)
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-Zuid, 14 maart 2007
In mijn vorige aflevering ging ik met U mee naar de Zaanse Schans. Wij gingen langs huizen, die in onze wijk hadden gestaan en weer waren opgebouwd in de Schans.
Hierbij hoorde ook de houtzaagmolen de Gekroonde Poelenburg.
Onwillekeurig kijk je dan ook even naar de in aanbouw zijnde houtzaagmolen, het Jonge Schaap. De molen is bijna klaar. Vooral de “verse” nieuwe rietbedekking staat als een plaatje. De molen met bijbehorende bebouwing is een pracht.
U moet zeker een dezer dagen even gaan kijken.
Wat opvalt is, dat de bouw van deze molen eindelijk weer eens voor een stukje uitbreiding van de Schans zorgt. Naar mijn idee staat uitbreiding al jaren stil.
Ik heb mij laten vertellen, dat er zeker vijf gesloopte panden zijn opgeslagen, zonder dat het tot herbouw komt.
Ik heb begrepen, dat men vindt dat van de meeste soorten Zaanse huizen een goed exemplaar al aanwezig is en uitbreiding daardoor niet nodig.… Het gevolg hiervan is, dat de Schans, hoe mooi ook, voornamelijk bestaat uit mooie riante huizen van vroegere “molen-bazen” etc.
Van de duizenden houten arbeiderswoninkjes staan er hoogstens een paar op de Schans. Eigenlijk lijkt de Schans op de Gortershoek maar dan aan de andere kant van de Zaan. Het geheel doet daardoor elitair aan en lijkt meer op een museum dan dat een beeld gegeven wordt hoe Zaankanters vroeger woonden.
Je mist een straatje waar vroeger de mensen in en op elkaar woonden zoals het Pantepad, de Braaksteeg, het Krimp of de Peperdwarsstraat.
Neem bijvoorbeeld Marken. Als je daar bent en je loopt door het dorp en de Kerkbuurt dan weet je pas echt hoe Markers vroeger leefden en woonden.
Als ik dit dan op mij in laat inwerken dan denk ik weer aan de beginjaren van de Schans.
Een architect, met liefde voor de Zaanse houtbouw, kwam met het idee, om huizen die bij stadsuitbreiding in de weg stonden, te herbouwen op een aparte plek. Het was in de tijd, dat we de eerste uitbreiding in het centrum van de stad hadden.
Het oude stadshart werd gesloopt. In onze wijken betekende dat de sloop van de eeuwenoude Peperbuurt, de Kalverstraat en het Fransepad.
Ook moest de Boomgaardbuurt worden gesaneerd. Het Pantepad, Sint Catrijnepad, Tuinierspad, Boomgaardspad, Braaksteeg en delen van het Prinsenpad, weg ermee. Het idee van vorengenoemde architect kwam voor de gemeente als geroepen. Met het motto: …”wij slopen wel maar wij herbouwen in de Zaanse Schans…”, werden wij in slaap gesust.
In werkelijkheid ging het om enige tientallen huizen en dan ook nog de “mooie”. Het beroerde echter is, dat de sloop van houten huizen door heel Zaanstad nog onveranderd doorgaat.
Kort geleden werd Zuiddijk 130⁄132 gesloopt.
Binnenkort staat een leuk pandje iets verderop op de Zuiddijk ook op de nominatie. Niets van dat alles zal je ooit terug vinden in de Zaanse Schans.
Wij hopen, dat wij in Zaanstad meer gaan beseffen, dat wij ons erfgoed veel beter moeten gaan bewaren en dat ook in daden omzetten. Het is uniek in de wereld. Wij staan niet alleen in onze bewondering.
Honderdduizenden bezoekers per jaar van de Zaanse Schans bewijzen dat.
Wasbord
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-Zuid, 11 april 2007
Als het voorjaar wordt (dat is het dit jaar al heel erg vroeg) gaan mijn gedachten altijd willekeurig naar vroegere jaren.
Er heerste dan overal een soort schoonmaakwoede. Het was net een soort voorjaarsvirus dat zich razendsnel vermenigvuldigde.
De boel moest en zou schoon gemaakt worden. Als kind had je daar zelfs mee te maken.
Begin maart begon mijn moeder zich anders te gedragen. Ze was helemaal niet maltenterig maar in het voorjaar moest alles netjes. Vloerkleed naar buiten en uitkloppen, tafelkleed wassen met water, azijn en zout, matrassen en andere bedspullen op de waslijn luchten. Voorts het hele huis uitsoppen vanaf de zolder en de vloeren en rempels schrobben.
Je kon het niet zo bedenken, alles ging op de schop.
Het hoogte punt van de schoonmaak was als je bed “schoon” was. Dan moest je trakteren en ’s avonds vertellen hoe lekker alles rook.
De kolenkachel werd naar buiten gebracht, opgeknapt en in de schuur gezet.
Die hadden we van half april tot begin oktober niet meer nodig.
Lekker ruim in huis en goedkoop.
Het vroegere fanatisme van de schoonmaak is gelukkig stukken minder maar toch nog wel aanwezig. Mijn vrouw gaat er gelukkig beheerst mee om en hoef ik niet meer trakteren als mijn bed schoon is maar toch….
Maandag = Wasdag
Het zelfde schouwspel speelde zich ook elke week in het klein af. Dan was het op maandag voor iedereen wasdag. Daar werd niet van afgeweken. Het begon al op zondagavond. Dan hielp mijn vader om wasgoed in de wasketel te stoppen. Water, soda en groene zeep werden toegevoegd en de wasketel werd al vast op het gas gezet. Omdat het zwaar tillen was moest mijn vader helpen.
Als hij de volgende morgen om zes uur naar zijn werk ging stak hij het gas aan en kon de was koken. Uren later haalde mijn moeder de was eruit, stopte het in een tobbe en ging met een boender en een wasbord aan de gang.
Als dat gebeurd was moest de was met schoon water worden afgespoeld en worden gewrongen. Eerst hadden wij zelfs geen wringer en moest alles met de hand worden gedaan. Ik word al moe van als ik dit opschrijf.
van Wringer tot Bico
De eerste vooruitgang was een wringer. Vervolgens kwam er een soort wasmachine waarbij de was met handkracht, via een slinger, werd rond gedraaid.
Toen kwamen de jongens van Molenaar (de bekenden van A.Z.) die de Bico-wasmachine op de markt brachten.
Dat was een doodsimpel geval, waarbij je zelf nog heet water moest inbrengen en de was automatisch in de rondte draaide.
Een sensatie van de bovenste plank.
Bij de winkel in de Westzijde, Wastora geheten, konden zij de machines niet aanslepen. In het begin huurden wij zo’n machine. Die werd dan elke week gebracht en gehaald.
Jarenlang hebben wij gewassen met een Bico. Later werd deze vervangen door de huidige wasautomaat.
Tot voor een paar jaar terug hadden wij die Bico nog in de schuur staan. Hij is toen pas naar het oud ijzer gegaan.
Als ik iemand hoor praten over die goede oude tijd dan denk ik altijd: jij heb zeker vroeger de was niet gedaan. Dan zou je wel anders piepen.
Gebakken bokking
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-Zuid, 9 mei 2007
Tijdens de oorlogsjaren, maar ook vele jaren daarna, kon je nooit zo maar iets lekkers op straat kopen. Hoogstens een ijsje bij Tempo in de Damstraat of een harinkje bij Marie Kruit of een spekbokkum bij Aris Prins.
Patat, kroketten, frikadellen en berehap moesten nog worden uitgevonden.
Totdat een visboer op het idee kwam warm gebakken vis op straat te verkopen. Hij had een kraam naast de Papenpadsluis in de Westzijde. De enige vis die hij warm gebakken verkocht was harde of te wel gebakken bokking.
Op een zondagavond wandelde ik, terugkomend van een meisje, door de Westzijde naar huis. Een ?ets had ik niet. Al in de verte rook ik de vislucht. Dat was een sensatie. Heerlijk smikkelend stond ik bij de sluis toen mijn opa toevalligerwijs langs liep. Ook hij kon de verleiding niet weerstaan en kocht een vissie.
Hij was van 1869 en had zoiets nog nooit meegemaakt. Nu was onze “kinderhand” gauw gevuld, want gebakken bokking was toen vooral de vis voor armoedzaaiers.
Tegenwoordig heb je zoveel keus (en geld) dat je jezelf wel tweemaal bedenkt voor je een gebakken bokking koopt. Het is nu echt iets voor de liefhebber.
Aal
Over vis gesproken. Tweemaal per jaar aten wij stoofaal. Alleen bij bijzondere gebeurtenissen, zoals een verjaardag. Stoofaal was altijd al duur. Wij aten aal alleen op zondag want dan had je alle tijd om er lekker van te genieten.
Zaterdags werd de vis besteld bij Aris Prins en Zoon. Beiden stonden met een viskar bij de Wilhelminasluis. Zoon Aris was in zijn vrije tijd een zeer verdienstelijke amateur zanger. Hij zong in operettes en opera. Zondagsmorgens kon je dan de aal gaan halen. Beiden woonden op de Prins Hendrikstraat. Ik zie Aris nog op klompen en zwart gebreide sokken de vis uit een schuurtje halen. Het was voor ons een plechtige gebeurtenis.
Gerookte paling was nog duurder. Dat aten wij eenmaal per jaar. Uiteraard was dat met Zaandammer kermis. De goedkoopste kraam werd uitgezocht en net als stoofaal aten wij de paling met ontzag op. Wij aten onze vingers er haast bij op.
Andere vis die wij aten was schelvis. Gestoofd met een sausje van boter (margarine) en wat azijn.
Tegenwoordig geeft je die vis aan de kat. Kabeljauw was er uiteraard ook al, maar dat was voor “raike loi” zei mijn moeder.
Omdat ik een visliefhebber was, probeerde ik als kind zelf vis in de Zaan te vangen. Ik was niet zo’n ster dus kwam ik hoogstens met brasem thuis. Als je die goed doorbakt dan is het te eten, maar dan moet je wel op de graten letten. Brasems zijn echte gratenpakhuizen.
Tegenwoordig ga ik naar de markt of naar de visboer en heb keus uit de lekkerste vissoorten.
Zelden neem ik nog een bakbokking mee.
Zaandammer boot
Bron: Zaanse Wijken Zaandam-Zuid, 6 juni 2007
Op Koninginnedag van dit jaar was er een bootdienst van de NACO tussen Amsterdam en Zaandam. De boot vertrok van de Prins Hendrikkade en bracht de passagiers naar hartje Amsterdam. Er was redelijk veel belangstelling voor deze handige manier van reizen.
Dat deed mij denken aan vroeger toen de Zaandammer boot nog voer. Dat was een vrij grote salonboot die elk uur een dienst met Amsterdam onderhield. De boot vertrok van een steiger aan de Nicolaasstraat. Dat was eigenlijk op dezelfde plek van de huidige steiger naast het Zaantheater.
De boot meerde onderweg ook af op het Vissershop aan de nu nog bestaande steiger aan de Esdoornlaan. De Zaandammer boot was een begrip en had over klandizie niet te klagen. In veertig minuten werd je naar Amsterdam gebracht. De boot meerde af aan de Ruyterkade achter het Centraal Station.
Het was een veilige en gezellige manier van reizen. Op een gegeven moment, toen ik tien jaar oud was, mocht ik logeren bij een oom en tante in Amsterdam. Mijn moeder zette mij in mijn eentje op de boot met de boodschap: „… niet over de reling hangen en gehoorzaam zijn.” In Amsterdam werd ik opgewacht door oom. Zo eenvoudig was dat.
Toen ik in de zomer van 1945 ging werken werd ik „jongste bediende” bij een bank. Zo heette dat vroeger. Je begon in wezen als boodschappenjongen. Een van mijn taken was om driemaal per week geld weg te brengen naar de hoofdkas in Amsterdam. Ik vervoerde soms wel honderd duizend gulden in een simpel koffertje. In die zomer reden er haast nog geen treinen. Als je geluk had kon je met een veewagen mee. Ik was dus aangewezen op de Zaandammer boot. Mijn baas vond dat ook veiliger. Hij zei: „… als ze je beroven dan kunnen ze op die boot toch niet weg komen met dat geld; veiliger is er niet…”
Bijzonder was het echter met Zaandammer kermis. Dat was altijd ergens in augustus. De Zaandammer kermis was altijd erg populair. Duizenden Amsterdammers kwamen dan met de boot naar Zaandam. Dat was een bezienswaardigheid.
Als ze uitstapten lag de boot helemaal scheef. Ik denk dat zoiets tegenwoordig niet meer kan. Als jongelui uit gaan, dan drinken ze eerst „in” en komen half lam op de plaats van bestemming. Je moet er niet aan denken, dat er dan duizenden op een boot naar Zaandam komen. De boot zou van ellende omslaan.
Op de boot kon je eten en drinken. Er werd ook met drinken gevent. Luidkeels kwam dan een ober zijn waar aan prijzen. De uitdrukking: „…kof?e, thee, bier, limonade en ansichtkaarten van de boot” was een gevleugeld gezegde in Zaandam.
Alkmaar Packet
Er was ook een bootdienst van Amsterdam via de Zaan naar Alkmaar. Dat was de roemruchte Alkmaar Packet. Die stopte overal langs de Zaan.
Legendarisch was de halte in Zaandijk. Als het vertrektijd was dan riep de Zaandijker kaartjesverkoper het volgende: “Sain er nag Saendaiker waiven of maiden die saiken, schaiten of pissen moeten? Het is bai vaive en de skoit gaet vertrekken…” U moet dit gezegde hardop lezen. Het is dan net of die Saendaiker nog leeft. Het is zo puur Saens.
Chris Kabel – 28 maart 1928 — 31 juli 2013