Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Kabelt­jeskrant 2006

Anek­dotes uit Zaandam-​Zuid opgetek­end door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glim­lach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenis­sen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-​Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt vee­lal herken­ning vin­den in mijn stukjes.

kabeltjeskrant 2012 1

Anek­dotes uit een zeil­er­sleven, opgetek­end door Chris Kabel

kabeltjeskrant 2012 2

Broeder
Bron: Zaanse Wijken, 18 jan­u­ari 2006

Op gezette tij­den eten wij als hoofd­maaltijd broeder. Broeder is een oud Zaans gerecht, dat vroeger vooral door arme mensen werd gegeten. In grote lij­nen komt het gerecht hierop neer, dat er deeg wordt gemaakt alsof je een brood gaat bakken. Het deeg gaat echter niet de oven in, maar wordt in een zak gedaan en gekookt in een pan water. Bij ons thuis koken wij het deeg op een driepits peterolie– stel­letje, maar het kan ook op gas of stroom. Het resul­taat is verbluffend. Als het goed gaat ( mijn vrouw is een kei hierin) dan eet je daar je vingers bij op. De broeder wordt in plakken gesne­den en belegt met een sausje van warme stroop en beste boter (room­boter). Ik zelf eet de broeder met uit­ge­bakken spek. Het is zo lekker, dat onze klein­zoon, die hele­maal in Assendelft woont, spoorslags naar Zaan­dam komt om mee te eten. De kosten van een dergelijk maaltijd zijn laag. (zie verder ons recept op deze pagina).

De laat­ste maan­den lukte de broeder niet erg. Het resul­taat was een kleffe klieder eten. De oorzaak bleek in de gebruikte zak te liggen. Deze was oud en ver­sleten. Mijn vrouw maakte een nieuwe zak van katoen. Weer mis­lukte de broeder. Wij kwa­men er achter, dat een zak beter van lin­nen kan zijn. Maar hoe kom je tegen­wo­ordig aan een stukje lin­nen? Mijn vrouw heeft winkels afge­zocht, ze is op de markt geweest, maar ner­gens lin­nen. Als je goed nadenkt, dan is dat logisch. In vroegere jaren had­den wij legale en ille­gale ate­liers, maar tegen­wo­ordig wordt alle kled­ing in China of Tai­wan gemaakt. Voor een stukje lin­nen moet je in Peking zijn! Maar zoals altijd: als de nood het hoog­ste is dan is de red­ding nabij. Ik werd uitgen­odigd om het dien­stju­bileum mee te vieren van een bek­ende van mij. Aan het einde van zijn feest, kreeg iedere bezoeker een draag­tas met wat leuke cadeaut­jes. Uit­er­aard waren tas en inhoud ook gemaakt in China, maar dat kon de pret niet drukken. Tot mijn pret­tige ver­baz­ing was de tas van lin­nen. Ver­heugd kwam ik thuis. Mijn vrouw ver­maakte een en ander tot een echte broed­erzak en de vol­gende dag aten wij weer broeder als vanouds.

Naast broeder eten wij af en toe ook een ander oud zaans gerecht. Dat is dikke koek. Dikke koek is een soort ketelkoek, waar­bij een soort brood­deeg, met krenten en roz­i­j­nen in een gieti­jz­eren jus­pan wordt ver­warmd en klaar gemaakt Je kri­jgt dan een ronde koek, die je in plakken sni­jdt. Je eet de plakken warm met een klon­tje beste boter. De vingers die je nog hebt na het eten van broeder, eet je dan op. Zo lekker is dat.

Wij geni­eten tegen­wo­ordig van deze een­voudige oude gerechten omdat wij zelf kun­nen kiezen wan­neer wij ze wel of niet willen eten.. Maar vroeger waren dit soort (goed­kope) gerechten bit­tere ernst. Ik weet nog wel, dat wij elke week, jaren lang, op maandag, op was­dag, broeder aten. Lekker gemakke­lijk, goed­koop en maagvul­lend. Voorts aten wij altijd op zater­dag dikke koek. Niet met een klon­tje beste boter maar met de BergJur­genspastei. Zo noem­den wij de goed­koop­ste mar­garine die toen verkri­jg­baar was. Broeder en dikke koek kwa­men dan af en toe je keel uit.


Recept voor het maken van een echte Zaanse broeder

Dit recept is een gemod­erniseerde ver­sie van een eeuwe­noude bereidingswijze.

Voor het maken van een broeder voor drie of vier per­so­nen zijn de vol­gende zaken nodig:

Grote pan met dek­sel en een plat of diep bord op de bodem
Lin­nen zak met de open­ing naar boven; maten breed 30 cm en hoog 35 cm
Een bind­touwtje
Pak zel­fri­jzend bak­meel van 500 gram
Twee eieren
Wat lauwe melk

Meng het meel, de eieren en wat melk tot een ste­vig deeg. Wees voorzichtig met het toevoe­gen van de melk. Het deeg mag niet te slap zijn. Het deeg moet als een soe­pele bal in je han­den liggen. Stop de deeg­bal in de zak en sluit deze goed af met het touwtje. Er mag later geen water in de zak komen.

Vul de pan met water zodanig, dat de te plaat­sen zak met deeg, max­i­maal tot de helft in het water zal staan. Plaats dan de zak in de pan, op het bord. De zak met de open­ing naar boven plaat­sen. Het dek­sel op de pan doen en op het vuur zetten.

Breng het water in de pan aan de kook. Als het water kookt, regel dan het vuur zodanig, dat het water rustig aan de kook bli­jft. Laat het geheel drie kwartier koken. TIL HET DEK­SEL TIJ­DENS HET KOKEN NIET OP. Doe na drie kwartier het dek­sel open en keer de broeder om. Het boven­ste deel van de zak zit nu onder water. Laat het geheel nog een kwartier koken.

Uw broeder is klaar. Snij er een plakje af en keur de broeder. Als U het goed heeft gedaan, dan heeft U een prod­uct, dat rul is en er broodachtig uitziet. Maak stroop warm en voeg beste boter toe. Maak hier­van een sausje. Snij de broeder in plakken en serveer de plakken met het sausje. Naar keuze kan ook nog uit­ge­bakken spek gebruikt worden

Eet smake­lijk van Uw echte Zaanse broeder..


kabeltjeskrant 2012 2

Gort
Bron: Zaanse Wijken, 15 feb­ru­ari 2006

Ik heb veel leuke reac­ties gehad op mijn vorige aflev­er­ing. Deze gin­gen over het wel en wee van een echte Zaanse broeder. Ook het bijgevoegde recept heeft mensen aangezet om een lekkere broeder zelf te maken. Het stim­uleert mij dan ook om nog wat herin­ner­in­gen op te halen aan andere soorten „oud­er­wets” eten.

Een van eerste din­gen die mij dan te bin­nen schiet is gort. Het is net als broeder: voedzaam, goed­koop en gemakke­lijk te maken.
Is broeder echter eigen­lijk wel lekker, gort is dat niet (hoewel smaken ver­schillen). Gort was, net als broeder, vooral eten voor gewone mensen. Gen­er­aties lang wer­den Zaankan­ters gevoed met gort. Zo was er het ver­haal in onze fam­i­lie van mijn groot­vader. Hij vertelde, dat hij samen met zijn zes broers en zusters groot gebracht was met gort. Vader werkte op een pel­molen en dan „kreeg” hij wel eens wat mee. Er ston­den namelijk in het Oost­z­i­jderveld al hon­der­den jaren veel pel­molens. Op een pel­molen werd gerst bew­erkt tot gort.

Mijn oud­ers had­den een ken­nis, die bij Zwaarde­maker in de Oost­z­i­jde werkte. Die fab­riek was vanouds een gort­pel­lerij. Het bedrijf was een voortzetting van drie vroegere pel­molens uit het Oost­z­i­jderveld, namelijk De Liefde, het Wapen van Fries­land en Kon­ing David. Elders op deze pag­ina vindt U onder de rubriek: Schepen die voor­bij gaan, een foto waarop deze fab­riek goed te zien is.

kabeltjeskrant 2006

De geschiede­nis her­haalde zich toen. Onze ken­nis „kreeg” af en toe gort mee naar huis en gaf dan wel eens wat weg. Zo gebeurde het dan, dat wij veel gort aten. U moet mij maar geloven: gort eet je niet voor je lol. Wij aten gort in de water (zo heette dat) met krenten of roz­i­j­nen, gort met bru­ine suiker, maar ook als melkse pap. Het enige wat lekker is, dat is karnemelkse gorten­pap. Dat laat­ste is nog steeds te koop in de super­markt. Met een beetje stroop is dat heer­lijk eten. U moet dat zeker proberen.

Een andere herin­ner­ing aan vroeger eten is die van erwten en bonen. Kapu­ci­jn­ers, grauwe erwten, groene erwten, split-​erwten, witte– en bru­ine bonen. Op zich zelf had ik met erwten en bonen geen grote prob­le­men. Alleen groene erwten (die waren erg goed­koop) vond ik niet lekker. Bartje zei in het gelijk­namige boek: „ik bid niet voor bru­ine bonen”. Dat was omdat hij ze elke dag moest eten. Bij ons thuis werd er gezegd: „niet zeuren, honger maakt rauwe bonen zoet”. Vroeger wer­den erwten en bonen los in een papieren zak verkocht. Er waren spe­ciale winkels die ze verkochten. Zo herin­ner ik mij de eeuwe­noude zaak van de gebroed­ers Kohne op de hoek van de Zuiderk­erk­straat en de Zuid­dijk. Het pand is in Arn­hem in het open­lucht­mu­seum her­bouwd. Het oor­spronke­lijke winkel-​interieur is daarin ondergebracht.

Pret­tiger eten was gries­meel­pap. Wij aten het altijd heel dik, zodat je lepel rech­top kon staan. Lam­met­jes­pap was ook lekker. Dat was een witte fluweelachtige pap van maïzena en of meel. Het lekker­ste was echter zelf gemaakte pud­ding. Dat was eigen­lijk het enige toetje dat wij kre­gen. Een­maal in de week op zondag­mid­dag. Het feest was com­pleet met bessen­sap. Met dat toetje sluit ik dit stukje af. Eet U smakelijk.


kabeltjeskrant 2012 2

Skepe­flees
Bron: Zaanse Wijken, 15 maart 2006

In mijn vorige twee aflev­erin­gen ging ik met U oud­er­wets eten. Ik at samen met U: een echte zaanse broeder, een dikke koek, gort en gorten­pap, erwten en bonen, gries­meel– en lam­met­jes­pap en als toetje: eigen gemaakte pud­ding met bessen­sap. Maar is nog veel meer oud­er­wets eten. Of het alle­maal even lekker is, hangt van Uw eigen smaak en oordeel af. Gaat U in ieder geval met mij mee.

Wij begin­nen met vlees. Wij aten vroeger hoog­stens twee of driemaal per week vlees. Op woens­dag aten wij in ieder geval altijd wel gehakt. Op woens­dag was dat het goed­koop­ste. Dat gold vooral voor varkens­ge­hakt. Nog goed­koper was het om gehakt zelf te draaien. Wij had­den thuis een hand­mo­len­tje dus dat was het eerste ver­di­end. De gehak­t­ballen wer­den gemaakt met behulp van oud verkruimeld brood.
Lekker goed­koop was ook schapen­vlees. Als wij dat met aar­dap­pe­len met rapen aten dan heette dat op zijn zaans: ere­pele met repe en skepe­flees.
Schapen­vlees ruikt altijd sterk en is eigen­lijk niet lekker, maar alles went: ook skepe­flees. Wij kochten thuis vroeger ook wel schapen­reuzel, draaiden dat door de gehak­t­molen, smolten het vet eruit en gebruik­ten de skepekoin­ders (kaan­t­jes) voor brood­be­leg en het vet om jus te maken. Als ik slecht ged­roomd heb, dan gaat dat meestal daarover.

Een zelfde ver­haal kan ik U vertellen over paar­den­vlees. Ook dat kwam veel op tafel. Een prob­leem hier­bij was, dat vooral de goed­kopere soorten niet gaar te kri­j­gen waren. Paar­den­vlees stond dan ook altijd uren te sud­deren op het peterolie stel­letje. De com­bi­natie van peterolie-​lucht en paardenvlees-​lucht zal nooit uit mijn herin­ner­ing gaan. Op zondag aten wij gelukkig altijd draad­jesvlees of te wel ossen­lap­pen. Toch nog een pret­tige herin­ner­ing aan vroeger. Vlees kochten wij ook wel via de Vri­jbank aan het slachthuis. Met een bon­netje van Sociale zaken kon je daar dan goed­koop vlees kopen.

Zoals hier­voor genoemd aten wij als groente veel rapen. Naast kool­soorten aten wij echter veel zelf inlegde groente. Mijn opa had een volk­s­tuin en teelde ver­schrikke­lijk veel sla– en sni­jbo­nen, andi­jvie en witte en rode kool. Zo gebeurde het, dat wij ’s zomers zakken vol van dat spul thuis kre­gen. Wij zaten dan als kind, gewoon ver­plicht, uren­lang bonen af te halen en te knakken. Emmers andi­jvie sne­den wij. Alles werd in grote keulse pot­ten gedaan waar­bij de groente met han­den vol zout werd bew­erkt. Ver­vol­gens werd er een basalt kei bovenop gelegd om te plet­ten en was de groente klaar en ingelegd. Ook witte kool werd op deze manier ingelegd. Het resul­taat is dan zuurkool Omdat wij de kolen met de hand moesten sni­j­den was onze kool altijd puur klon­terig. Niet zeuren, ope­ten was het parool.

In de win­ter aten wij die groente op. Het smaakte zout en alleen aan de vorm kon je zien wat je at. De smaak bedacht je er dan bij. Wij noem­den het altijd VOC eten. Op school leer­den wij namelijk, dat er op de schepen van de Verenigde Oost­indis­che Com­pang­nie ook zo gegeten werd. Alleen hebben wij gelukkig nooit scheur­buik gehad.

Max
Bron: Zaanse Wijken, 12 april 2006

Ieder voor­jaar gaan mijn gedachten, sterker dan in de rest van het jaar, terug naar gebeurtenis­sen in en ron­dom de Tweede Werel­door­log.

Het zal 1938 geweest zijn toen wij op school een nieuwe jon­gen kre­gen. Het was in de vijfde klas van school num­mer twee op de D.Doniastraat. Tegen­wo­ordig is dat de Her­man Gorter­school.
De naam van de nieuwe leer­ling was Max de Kromme. Zijn oud­ers waren uit Ams­ter­dam ver­huisd en in onze wijk komen wonen. Zij had­den in het winkel­pand Zuid­dijk 34 op de Burcht­ga­lerij een man­u­fac­turen­zaak geopend. De fam­i­lie was van Joodse afkomst.

Max kwam in de school­bank naast mij zit­ten.
In vroeger jaren zat je altijd met zijn tweëen in een bank.
Van ons eerte con­tact herin­ner ik mij, dat hij tij­dens het speelk­wartier op het school­plein, ver­won­derd om zich heen keek. Ik vroeg hem wat hij van onze school vond. „Wel leuk,” zei hij „maar er is zoveel lawaai op het school­plein.” Dat lawaai werd veroorza­akt door het feit, dat erg veel kinderen toen nog op klom­pen naar school gin­gen. Als de kinderen dan gin­gen ren­nen, vooral jon­gens, dan veroorza­akte dat veel leven. Hij had eigen­lijk gelijk maar wij von­den dat toen heel gewoon. Max, die uit Ams­ter­dam kwam, was dit niet gewend.

In 1940 ging Max net als ik naar de Gemeen­telijke Handelsdag-​school op de Zee­manstraat. De lei­d­ing van die school was in han­den van een fanatiek lid van de fascis­tis­che NSB. Tevens waren er enige ler­aren die lid dan wel sym­pa­thisant waren van die beweg­ing. Voor ons leer­lin­gen was dat knap lastig. Je moest altijd op je woor­den let­ten. Je kon niet zeggen wat je dacht en vooral geen mening verkondi­gen. Voor je het wist werd je door die lui ver­raden. Max moet het in die tijd nog veel zwaarder hebben gehad dan wij.

In jan­u­ari 1942 kwam Max op een mor­gen niet naar school. Bij navraag bleek, dat de fam­i­lie De Kromme hals over kop was vertrokken. Van de ene op de andere dag waren zij ‚s nachts plot­sel­ing verd­we­nen zon­der dat iemand dat in de buurt had gemerkt. De winkel en het woon­huis waren leeg. Waarschi­jn­lijk waren zij onderge­do­ken alhoewel dat nooit goed bek­end is gewor­den.
Een feit is wel, dat de fam­i­lie De Kromme in 1943 in het kamp West­er­bork verbleef. Op 29 juni 1943 wer­den zij op trans­port gesteld naar het kamp Sobi­bor in Polen. Het was een trans­port van circa 2200 per­so­nen, waaron­der driehon­derd zieken. De fam­i­lie De Kromme werd, samen met de anderen, vri­jwel onmid­del­lijk na aankomst op 2 juli 1943 om het leven gebracht.

Mij schi­eten woor­den tekort om hier iets aan toe te voe­gen. Het is nog maar tweeënzes­tig jaar gele­den dat zoi­ets ongelofe­lijks gebeurde. Het overk­wam gewone hard werk­ende mensen die in onze buurt woon­den. Hun zoon was een leer­ling van de Her­man Gorter­school. Laten wij zor­gen, dat wij hen en al die anderen in ieder geval nooit vergeten.


kabeltjeskrant 2012 2

Muziek
Bron: Zaanse Wijken, 10 mei 2006

Het is sinds 1974 een goede gewoonte en een tra­di­tie, dat op koninginnedag Zaanse orkesten jazzmuziek spe­len onder de naam Royal Jazz. In eerste instantie gebeurde dat elk jaar in de Speel­doos. Na de bouw van het Zaanthe­ater is deze tra­di­tie daar voort­gezet. In alle zalen van dat the­ater spe­len Big bands en kleinere orkesten, voor een ieder die dat wil horen, gratis en voor niets, de ster­ren van de hemel. Wij waren er dit jaar ook bij en ik kan U vertellen: wij hebben genoten. De belang­stelling is altijd groot en het geheel straalt ook een stuk gezel­ligheid uit. Het is dan ook eigen­lijk wel logisch, dat deze tra­di­tie zich zo kan hand­haven. Het is de gele­gen­heid om veel oude bek­enden tegen te komen. Het lijkt een beetje op de sfeer van de ker­mis in vroeger jaren: je hoort wat, je ziet wat , je ont­moet wat en je hebt een leuke middag.

Over vroeger gespro­ken: zoveel muziek was er vroeger niet te geni­eten. Uit mijn kinder­jaren herin­ner ik mij, dat er altijd vaste muzikan­ten op straat speelden. Zij speelden op straat en haalden geld op langs de huizen. Het waren meestal werk­loze musici, die een cen­tje tra­chten bij te ver­di­enen. Zij speelden let­ter­lijk voor een cent en zij bedank­ten ook nog. Voor de oor­log kwa­men er ook wel Duitse hoempa orkesten in onze buurten. Het waren rondzw­er­vende muzikan­ten, in armoedige uni­for­men, die plot­sel­ing opdo­ken en voor een paar cen­ten een goed con­cert gaven. Een van hen liep dan snel langs de deuren om cen­ten op te halen. Als kind waren wij er niet weg te slaan en liepen door de hele buurt mee. Een leuk groepje waren ook de Volen­dammers. Dat was een groepje van een man of vijf, gek­leed in volen­dams kos­tuum. Een bek­end liedje van hen was: …„als ik op mijn duiv­en­platje”….
Een­maal per week kwam uit­er­aard ook de orgel­draaier langs. Dat was in onze buurt de fam­i­lie Mole­naar van het Prin­sen­pad. Een andere bek­ende orgel­man was Lesage. Zij huur­den een orgel van Per­lee van de West­er­straat uit de Jor­daan en hebben denk ik, hun hele leven niet anders gedaan. Het orgel werd met de hand gedraaid.

In lat­ere jaren toen ik met vrien­den „achter de meis­jes aan­zat”, gin­gen wij feestavon­den af met bal na. Dat was vroeger eigen­lijk de manier om goed­koop te dansen en muziek te horen. Je kocht kaarten voor een feestavond van een of andere club. Meestal was dat in de Volks­bond in de Oost­z­i­jde, Ons Huis op de Gedempte Gracht en in de Waakza­amheid in de Koog. De feest– of toneelavond nam je op de koop toe. Want je kwam voor het bal ná. Zo heette dat vroeger. Het bal begon meestal om elf uur in de avond en duurde tot twee uur in de nacht. Er waren leuke bands, die ook toen al de ster­ren van de hemel speelden. Een paar namen herin­ner ik me nog zoals de Microsolis­ten, The Beale Street Seven, Kees Kuijt Combo, etc.

Al die herin­ner­in­gen speelden door mijn hoofd toen ik in het Zaanthe­ater was. Muziek maakt soms heel wat los bij mensen.


kabeltjeskrant 2012 2

Groot­vaders
klok Bron: Zaanse Wijken, 7 juni 2006

Op 30 april 1917 kreeg prinses Juliana van haar moeder, koningin Wil­helmina, voor haar acht­ste ver­jaardag een staand hor­loge cadeau. De klok kostte het astronomis­che bedrag van f. 5000, –. Op de klok waren ook echte vader­landse liederen te horen zoals: wien Neer­land­sch bloed door den aderen vloeit, de zil­vervloot van Piet Hein en het Fri­esch volkslied.

Toen ik acht jaar werd kreeg ik een klok uit de Hema cadeau. De wijz­ers moest je met je vingers ver­plaat­sen en de lied­jes moest je zelf zin­gen. Gelukkig had ik een Opoe en Opa, van moed­er­skant, die op het Koni­j­nen­pad woon­den. Zij had­den op de schoorsteen een echte pen­d­ule klok staan. Elk half uur sloeg deze klok zeer wellu­idend door het huis. Als kind was ik zeer gefasci­neerd van deze klok. Opoe en Opa had­den echter nog een veel mooiere klok in de gang hangen. Dat was een zoge­naamde schilderij klok. Het was een oud­er­wets aan­doende klok met een slinger en kop­eren gewichten. Op het schilderij was het Paleis voor Volksvlijt uit Ams­ter­dam te zien. Dat was aan het einde van de 19de eeuw, dus circa 1900, een begrip. Het Paleis brandde in 1929 af. U begri­jpt, dat ik ook deze klok met veel bewon­der­ing bekeek. Toen Opoe en Opa waren overleden ging de klok naar mijn oud­ers. Op mijn beurt hebben wij deze klok van hen geërfd. Onlangs hebben wij hem voor reparatie naar een klokken­maker gebracht. De klok func­tion­eert prima en is een sier­aad in ons huis.

De klok was echter al langer in de fam­i­lie. Opoe had hem namelijk gekre­gen van haar vader (mijn over­g­root­vader dus). Deze woonde in West­zaan en was brug­wachter van de Weel­brug. Dat was uit­er­aard geen vet­pot, dus was hij tevens schoen­lap­per. Hij had zijn werk­plaats in het brug­wachter­shokje. Dat was handig en makke­lijk. Op een gegeven moment ging zijn vrouw dood en bleef hij alleen achter. Hij zocht een huishoud­ster, wat hem na een tijdje lukte. Maar wee– o– wee. Hij had een vrouw uit Ams­ter­dam als huishoud­ster genomen. De fam­i­lie was ontzet. Dat kon nooit goed gaan. Vooral in vroeger tij­den waren echte Zaankan­ters wars van Ams­ter­dammers. Ams­ter­dammers op hun beurt noem­den iedereen buiten de stad boeren.

Nochtans ging het een paar jaar goed bij over­g­root­vader. Tot­dat op een dag de vrouw toch nog met de noorder­zon was vertrokken. Zij had wat spullen meegenomen en het vooro­ordeel was dus weer eens beves­tigd. Zo’n vrouw is een deug­niet. Nu wil het geval dat over­g­root­vader een prachtige echte Zaanse klok had. Die had zij ook meegenomen en daar­voor in de plaats had ze stiekem de schilder­ijk­lok uit Ams­ter­dam, met de afbeeld­ing van het Paleis voor Volksvlijt, opge­hangen. Die kostte toen een frac­tie van een echte Zaanse klok. Qua grootte scheelden deze twee klokken niet veel. Omdat over­g­root­vader niet zo jong meer was en ook een beetje kip­pig, had hij dat niet direct ontdekt.

Deze klok uit Ams­ter­dam hangt nu bij ons al jaren in de kamer. Elke keer als hij slaat, dan hoor ik hem gal­men:…” pas op voor Ams­ter­damse vrouwen, waag je er niet aan…”. Gelukkig ben ik al jaren getrouwd met een echte Zaanse!


kabeltjeskrant 2012 2

Vakantie 1948
Bron: Zaanse Wijken, 5 juli 2006

Als U dit stukje leest, ben ik al enige dagen met mijn boot onder­weg in Duit­s­land. Miss­chien is het daarom leuk U iets te vertellen hoe ik in 1948 met vakantie ging. In die tijd werkte je zes dagen per week, gedurende vijf en veer­tig uur. Wij had­den recht op twee weken (door­be­taalde) vakantie, geen snip­perda­gen, geen vakantiegeld en geen betal­ing van over­w­erk. Ik ver­di­ende toen ongeveer f.35, — netto per week. Dat betek­ende dat je niet veel tijd en geld had om ver weg met vakantie te gaan. Meestal werd het Bakkum of Wijk aan Zee.

Maar je bent jong en je wilt wat. Met twee vrien­den besloten wij daarom te proberen of wij naar Frankrijk kon­den gaan. De Mid­del­landse zeekust lokte ons. Wij had­den uitge­dok­terd, dat het handig was om de dag voor hemel­vaarts­dag te gaan. Die vrije dag plus de twee vrije pinks­ter­da­gen maakte het mogelijk twee en halve week weg te bli­jven. Omdat wij weinig te vert­eren had­den was het plan om met de trein naar Par­ijs te gaan en daarna te gaan liften. De nacht­trein naar Par­ijs was goed­koper en betek­ende een extra dag vakantie. Je stapt ‚s avonds in Ams­ter­dam in en je stapt de vol­gende mor­gen in Par­ijs uit. Een retourtje Par­ijs kostte toen f.35, — (een week­loon). Voor­dat wij weg­gin­gen moesten wij natu­urlijk nog wel prak­tis­che vakantiek­led­ing, een ten­tje en een rugzak aan­schaf­fen. Wij deden die aankopen bij de legerdump-​winkel van Hela Hola in Koog a.d.Zaan. Voor een prikkie zagen wij er uit als echte globetrotters.

Op een bepaald moment zaten wij in de trein, haalden de nacht door en de vol­gende mor­gen ston­den wij via Gare du Nord in hartje Par­ijs. Via de metro naar het cen­trum en voor we het wis­ten liepen wij al onder de Eif­fel­toren. Als boeren­heikneuters uit Zaan­dam keken wij onze ogen uit. Na een enerverende dag von­den wij mid­den in Par­ijs op een open plek tussen de bebouwing een soort leger-​tentenkamp. Voor een paar francs kon je daar een krib huren en een hap eten kri­j­gen.
De vol­gende dag gin­gen wij proberen auto’s aan te houden, duim omhoog en vrien­delijk kijken. Na een tijdje stopte een mevrouw. Zij was bereid ons mee te nemen naar Vichy. Dat is een stadje in de buurt van Lyon, circa vijfhon­derd kilo­me­ter van Par­ijs. Een geweldige opsteker. De vol­gende dagen had­den wij ook veel geluk. Na een paar dagen waren wij al bij de Ital­i­aanse grens. Hoewel de Mid­del­landse zeekust vrij dicht bij was besloten wij toch maar om niet verder te gaan. Wij moesten ook nog terug. Wij zijn toen een dag in Cha­monix in de Franse Alpen gebleven, aan de voet van de Mont Blanc. Onze teru­greis ging ook voor­spoedig.
Wij waren daarom vlug­ger terug in Par­ijs dan wij gedacht had­den. Dat was een buitenkan­sje.
Weer Par­ijs verken­nen. Uit­er­aard gin­gen wij naar Mont­martre en vooral naar de Moulin Rouge. Mooie mei­den in kleine glit­ter­pakken. Alleen wij moesten het doen met de foto’s op de balustrade. Wij had­den geen geld om naar bin­nen te gaan en eerlijk gezegd: wij waren ook wel een beetje bang. Het was 1948 en wij kwa­men uit Zaandam-​Zuid.


kabeltjeskrant 2012 2

Nos­tal­gie
Bron: Zaanse Wijken, 27 sep­tem­ber 2006

Terugkomend van vakantie wil ik U graag even over onze belevenis­sen vertellen. Wij gaan namelijk met onze boot al vele jaren oost­waarts en varen dan hoofdza­ke­lijk in noord Duit­s­land, zowel op de kanalen, riv­ieren alsmede op de kust­wa­teren van de Noord– en Oost­zee. Wij doen soms ook Den­e­marken aan.
Waarom juist noord Duit­s­land hoor ik U vra­gen. Wij hebben daar­voor twee rede­nen. De eerste is, dat het gebied qua land­schap pre­cies op Ned­er­land lijkt en dus ver­schrikke­lijk mooi is. Het weer is ook het­zelfde (helaas?). Je vindt er de pold­ers van Noord-​Holland, prachtige gebieden die op ons Fries­land lijken (en daar ook zo heten) en hele gebieden langs de kust die op Gronin­gen lijken. Ter hoogte van Drente ligt een onafzien­baar veenge­bied. De tur­flaag is circa vijf meter. Er wordt nog altijd veen gewon­nen. Het meeste gaat naar de tuin­bouw. Het ver­voer is in han­den van Ned­er­landse turf­schip­pers. Het dialect dat gespro­ken wordt lijkt een vari­ant van onze taal. Plat­duits wordt dat genoemd. Als je goed luis­tert en vooral het Groninger dialect beheerst dan kan je er tot Ham­burg mee terecht.
De tweede reden waarom wij echter naar dat gebied gaan, is gele­gen in het feit, dat het er ver­schrikke­lijk rustig is. Er wonen eigen­lijk betrekke­lijk weinig mensen. Het is soms alsof je vijftig jaar terug bent in de tijd in ons eigen land. Je vaart en waant je dan zelf op de Dokkumer Ee in 1950 of in West­fries­land in 1948. Het gebied heet dan ook Oost­fries­land en dat geeft het ook al een beetje aan.

Het is dan ook logisch, dat als ik in dat gebied ben, ik automa­tisch terug denk aan de tijd, dat onze leefomgev­ing er ook zo uitzag. Als kind leerde ik op school, dat ons land acht­miljoen inwon­ers telde. Toen ik dat op de Her­man Gorter­school leerde, kon je vanaf de D.Doniastraat het dorp Oost­zaan gewoon zien liggen. Koeien graas­den op de A.G.Verbeekstraat en als je de Veer­ingstraat uitliep dan kwam je op het voet­balveld van Zaan­lan­dia. Ergens ver­loren tussen sloten en wei­lan­den in de buurt van de Gouw. Overal waren duizen­den vlin­ders groot en klein. Wij vin­gen er een paar en stopten die in een jam­potje. Het mooiste was echter als wij in het wei­land een vuurtje stook­ten. Soms ging zo´n vuurtje de grond in en brandde een week later nog. Het veen was dan gaan bran­den. Dat stonk een uur in de wind. In de Oost­z­i­jde of op de Zuid­dijk kon je het ruiken. Tussen Jan Wind­houw­er­straat en de Prin­sen­straat ston­den twee boerder­i­jen. Als inwoner van Zaandam-​Zuid of de Ros­molen­wijk woonde je tussen water en wei­lan­den en toch woonde je ook in een belan­grijke indus­tri­es­tad. Dat kon omdat ons land toen net als het noord Duit­s­land van nu, nog niet over­bevolkt was.

Even over de grens bij Nieuwe Schans ligt nog steeds zo’n ongerept land­schap in een gebied dat bijna net zo groot is als Ned­er­land. Het zal best een afwijk­ing van ons zijn maar het doet ons een beetje denken aan het land van onze jeugd. Die nos­tal­gie moet U ons maar vergeven.


kabeltjeskrant 2012 2

Geiten wollen sokken
Bron: Zaanse Wijken, 28 okto­ber 2006

Gelooft U mij. Ik heb wat met sokken!
Toen ik jong was had bijna iedereen in onze buurt zwarte eigen gebreide wollen sokken aan. Geld om nor­male sokken te kopen was er meestal niet. Ik vond dat ver­schrikke­lijk. Het dieptepunt waren eigen gebreide sokken van uit­ge­haalde wol. Zo herin­ner ik mij een oude wollen trui van een onbestemde rode kleur die uit­ge­haald werd. Zo heette dat vroeger. De wol op een bol­letje en breien maar. Het resul­taat was een stel roodachtige sokken. In mijn jonge jaren gin­gen wij op klom­pen naar school. Je mocht niet met je klom­pen naar bin­nen. Het gevolg was, dat ik in de klas zat met die stomme sokken aan. Ik droom er nog wel eens van. Op zondag mocht ik schoe­nen en mooiere gebreide sokken aan. Dat waren eigen gebreide sokken van een soort gri­jze wol. Zij wer­den geiten wollen sokken genoemd. Ik mocht die sokken alleen voor knap aan. Zo zei je dat vroeger. Een ongetrouwde zuster van mijn moeder had die kousen voor mij gebreid. Zij brei­dde veel voor ons en vooral sokken. Zij had echter de gewoonte om de sokken altijd iets te krap te maken. De gevol­gen hier­van waren, dat er sneller een gat in je sok zat. Zo´n gat werd dan gestopt. Het mooie was er dan af. Je liep dan met gestopte geiten wollen sokken.

In lat­ere jaren kre­gen wij het, net als velen bij ons in de buurt, wat beter en wor­den er sokken gekocht in de Hema. Zee­man bestond toen nog niet. Dat betek­ende gro­ten­deels het einde van de eigen gebreide sokken. Dat gold echter niet voor de geiten wollen sokken. Zij wer­den en wor­den tegen­wo­ordig ook nog gedra­gen. Op een gegeven moment wer­den deze armelui sokken gedra­gen door mensen die het hele­maal niet arm had­den. Zij droe­gen deze omdat zij het leuk von­den of omdat zij lekker zaten. Het waren vooral ide­al­is­tisch ingestelde mensen maar ook sportievelin­gen. U moet dan denken aan natu­urliefheb­bers, kun­ste­naars, mensen die de wereld daad­w­erke­lijk willen veran­deren, maar ook wan­de­laars en pad­vin­ders. Om deze mensen aan te duiden wer­den zij op een gegeven moment geiten wollen sokken fig­uren genoemd. Dat was niet kwaad of hatelijk bedoeld, maar dan wist je waar je het over had.

Van liev­er­lee ging die benam­ing echter een eigen leven lij­den. De benam­ing werd op een gegeven moment ook gebruikt voor mensen die zwev­erig, zacht of soft overk­wa­men, maar die zelf die sokken niet droe­gen. Vooral in de zeventiger jaren van de vorige eeuw begon zich dat ver­schi­jnsel voor te doen. Zo zijn er bijvoor­beeld over­hei­ds­maa­trege­len, die het karak­ter hebben van pap­pen en nathouden. Die zullen dan wel bedacht zijn achter een bureau door geiten wollen sokken fig­uren. Ook som­mige uit­spraken van de rechter­lijke macht vallen onder die cat­e­gorie. Als ik een rechter zie, dan vraag ik mij altijd af: is hij echt of is hij van de geiten wollen sokken ideologie.

U ziet wat sokken in ons leven te weeg kun­nen bren­gen. Ik eindig dit stukje zoals ik begon. Ik heb wat met sokken. Ik draag al jaren geen sokken meer en het bevalt mij uitstekend.


kabeltjeskrant 2012 2

Legit­i­matie
Bron: Zaanse Wijken, 22 novem­ber 2006

Toen ik in 1943 vijf­tien jaar oud was moest ik op ons stad­huis op de Burcht komen. Er moest een per­soons­be­wijs voor mij wor­den gemaakt. Vanaf vijf­tien jaar was je ver­plicht dat bij je te hebben. Ver­gat het niet, want dan liep je de kans op trans­port te wor­den gesteld naar Duit­s­land. Naast een foto werd er ook een vinger­af­druk op de kaart geplaatst. Namaak werd daar­door veel moeil­ijker. In het Duits heet zo’n bewijs een AUSWEIS. Eigen­lijk is dat het meest gehate woord, dat ik mij uit die peri­ode kan herin­neren.
Na de oor­log waren er politici die von­den, dat die Duitse maa­tregel toch niet zo slecht was. Zij stelden voor een ver­plicht legit­i­matiebe­wijs in te voeren. Enorme protesten braken los en het voors­tel was jaren van de baan. Wellicht kent U het ver­haal. Uitein­delijk zijn wij gezwicht en lopen wij alle­maal met zo’n kaart op zak.

Als je over legit­i­matie praat, dan denk je in eerste instantie aan poli­tiecon­t­role. Dat is miss­chien ook wel juist, maar com­mer­ciële bedri­jven zien echter ook hun kans schoon. Zij vra­gen je steeds meer om je te legit­imeren. Op dat gebied is echt de beer los.

Zo ging ik vorige week bloed­prikken bij het art­sen­lab­o­ra­to­rium. Je kunt hier­voor onder andere terecht in Oost­er­gouw, het Wijk­s­te­un­punt Dirk Prins of bij som­mige huis­art­sen­posten. Ik moest mijn paspoort, mijn verzek­er­ingspo­lis en het ver­wi­js­briefje van mijn huis­arts meen­e­men Mis je een van die doc­u­menten dan wordt er niet geprikt. Ziet U het belang van legit­i­matie hier­bij in? Ik niet. Ik lees altijd, dat iedereen die in Ned­er­land rond­loopt en wat man­keert, door een arts wordt geholpen. Het schi­jnt toch een grote pot te zijn die wij met zijn allen betalen. In die zelfde week moest ik bij een notaris zijn. Daar praten zij niet eens met je als je geen paspoort bij je hebt. Zij maken zelfs een kopie ervan en stop­pen dat in hun dossier. Als ik dan bij her­hal­ing lees, dat soms enorme vast­goed trans­ac­ties niet altijd zuiver op de graad zijn dan denk ik waarom?

Het erg­ste overk­wam mij op gebied van legit­i­matie bij mijn bank. Ik ben al meer dan veer­tig jaar klant van hen maar dit jaar moesten mijn vrouw en ik onze paspoorten op de balie leggen. Weer wer­den kopieën gemaakt voor het dossier. Deden wij het niet dan liepen wij kans, dat ons geld geblok­keerd werd. Het geld wat op mijn reken­ing staat is afkom­stig van mijn pen­sioen en mijn aow. Dat kun­nen zij zo nakijken. Wit­ter dan wit.

Als ik dan in de krant lees, dat hon­der­den miljoe­nen euro’s via geld­winkels en wis­selka­n­toort­jes, buiten de offi­ciële banken om, naar het buiten­land wor­den overge­maakt dan word ik erg moedeloos.

Je kunt er op wachten, dat Albert Heijn op de Ver­miljoen­weg ook zijn klanten gaat ver­plichten zich te legit­imeren. Er wordt daar nog wel eens wat gepikt. Dan staat er straks naast de verkoper van de dak­lozen krant een AH-​agent in een prachtig licht­blauw uni­form voor paspoort con­t­role. Lach niet, want paspoort­con­t­role bij bloed­prikken hield U twee jaar gele­den ook niet voor mogelijk.


kabeltjeskrant 2012 2

Open haard
Bron: Zaanse Wijken, 20 decem­ber 2006

Ongeveer acht jaar terug was er in de Gemeen­ter­aad van Velsen een voors­tel van een gemeen­ter­aad­slid om maa­trege­len te nemen tegen de uit­stoot van schadelijke stof­fen. Hij stelde maa­trege­len voor om het gebruik van kachels en open haar­den in te perken. Even voor Uw infor­matie: onder de Gemeente Velsen vallen onder meer IJmuiden, Velsen, Santpoort-​Noord en Santpoort-​Zuid.
Het voors­tel kwam van iemand uit IJmuiden en had vooral betrekking op het gebruik van open haar­den in Santpoort-​Zuid. Voor zover U het niet weet: in Santpoort-​Zuid wonen veel rijke mensen in mooie villa’s en die staken wel eens de open haard aan.

Het voors­tel haalde zelfs de lan­delijke pers. Je moet toch maar durf hebben, om als IJmuide­naar te kla­gen over stankover­last van open haar­den. Toe­val­lig staan daar namelijk de Hoogovens en andere aan­ver­wante fab­rieken. Waarschi­jn­lijk hebben zij de groot­ste schoorste­nen van West Europa en er komt echt geen frisse lucht uit. U begri­jpt, dat was lachen geblazen.

Vorige week las ik in de krant, dat de Gemeente Zaanstad het gebruik van open haar­den en kachels wil ont­moedi­gen. De con­cen­tratie van fijne stof, die schadelijk is voor onze gezond­heid, is veel te hoog. Daar­naast wor­den nog andere maa­trege­len in het vooruit zicht gesteld om het milieu te sparen. Op zich zelf een goed streven waar je niets op tegen zou kun­nen hebben. Toch doet mij dit denken aan het Hoogovens ver­haal. Als je aan de Zaanstreek denkt dan ruikt je al meer dan drie hon­derd jaar stink­ende molens en fab­rieken
Een deel van die fab­rieken stinkt nog steeds maar nu wel met vergunning.

Maar afgezien van die fab­rieken zijn wij ook de belan­grijk­ste aan­vliegroute van 400.000 vlieg­tu­igen per jaar naar Schiphol. Op som­mige dagen, vooral met zuid­west­elijke winden, vliegen er min­stens duizend vlieg­tu­igen per dag over onze stad. Je kunt het goed zien boven de Krom­me­nier Woud­polder en het Alk­maar­der­meer. Dat is de aan­vliegroute over Assendelft richt­ing Schiphol.
Een vlieg­tuig is goed voor de uit­stoot van hon­derd grote vrachtauto’s met diesel­mo­tor. Het beroerde echter is, dat je die uit­stoot niet ziet. Dus doen wij maar zijn allen of het niet bestaat. Wij praten alleen maar over de gelu­idsover­last, want dat kun je horen. Als je een glas water uit de Zaan tegen het licht houdt dan is het redelijk schoonwa­ter. We weten echter wel beter en drinken het niet. Bij vlieg­tu­i­gu­i­t­stoot hebben wij dat ver­stand niet.
Ik denk, dat de uit­stoot van een dag vliegver­keer gelijk is aan de uit­stoot van alle open haar­den en kachels in Zaandam-​Zuid en Rosmolenwijk.

Ik wil niet bew­eren, dat je dan maar niets aan milieu maa­trege­len moet doen. Ik vind het echter, gezien het boven­staande, dweilen met de kraan open. Ik weet zo gauw ook geen oploss­ing maar om nu in onze stad het gebruik van kachels en open haar­den te ont­moedi­gen, komt mij een beetje ongeloofwaardig over. Voor­lopig schrijf ik dan ook mijn Kabelt­jeskran­ten nog bij een heer­lijke warme snor­rende kachel.


kabeltjeskrant 2012 2

Chris Kabel – 28 maart 192831 juli 2013

Joomla tem­plates by a4joomla