Kabeltjeskrant 2006
Anekdotes uit Zaandam-Zuid opgetekend door Chris Kabel
Chris Kabel: Wat en voor wie ik ook schrijf, altijd is het thema: vanuit het heden met een glimlach naar het verleden en het heeft meestal betrekking op belevenissen in mijn eigen leven. Aangezien ik altijd in Zaandam-Zuid gewoond heb, zullen mensen uit die buurt veelal herkenning vinden in mijn stukjes.
Anekdotes uit een zeilersleven, opgetekend door Chris Kabel
Broeder
Bron: Zaanse Wijken, 18 januari 2006
Op gezette tijden eten wij als hoofdmaaltijd broeder. Broeder is een oud Zaans gerecht, dat vroeger vooral door arme mensen werd gegeten. In grote lijnen komt het gerecht hierop neer, dat er deeg wordt gemaakt alsof je een brood gaat bakken. Het deeg gaat echter niet de oven in, maar wordt in een zak gedaan en gekookt in een pan water. Bij ons thuis koken wij het deeg op een driepits peterolie– stelletje, maar het kan ook op gas of stroom. Het resultaat is verbluffend. Als het goed gaat ( mijn vrouw is een kei hierin) dan eet je daar je vingers bij op. De broeder wordt in plakken gesneden en belegt met een sausje van warme stroop en beste boter (roomboter). Ik zelf eet de broeder met uitgebakken spek. Het is zo lekker, dat onze kleinzoon, die helemaal in Assendelft woont, spoorslags naar Zaandam komt om mee te eten. De kosten van een dergelijk maaltijd zijn laag. (zie verder ons recept op deze pagina).
De laatste maanden lukte de broeder niet erg. Het resultaat was een kleffe klieder eten. De oorzaak bleek in de gebruikte zak te liggen. Deze was oud en versleten. Mijn vrouw maakte een nieuwe zak van katoen. Weer mislukte de broeder. Wij kwamen er achter, dat een zak beter van linnen kan zijn. Maar hoe kom je tegenwoordig aan een stukje linnen? Mijn vrouw heeft winkels afgezocht, ze is op de markt geweest, maar nergens linnen. Als je goed nadenkt, dan is dat logisch. In vroegere jaren hadden wij legale en illegale ateliers, maar tegenwoordig wordt alle kleding in China of Taiwan gemaakt. Voor een stukje linnen moet je in Peking zijn! Maar zoals altijd: als de nood het hoogste is dan is de redding nabij. Ik werd uitgenodigd om het dienstjubileum mee te vieren van een bekende van mij. Aan het einde van zijn feest, kreeg iedere bezoeker een draagtas met wat leuke cadeautjes. Uiteraard waren tas en inhoud ook gemaakt in China, maar dat kon de pret niet drukken. Tot mijn prettige verbazing was de tas van linnen. Verheugd kwam ik thuis. Mijn vrouw vermaakte een en ander tot een echte broederzak en de volgende dag aten wij weer broeder als vanouds.
Naast broeder eten wij af en toe ook een ander oud zaans gerecht. Dat is dikke koek. Dikke koek is een soort ketelkoek, waarbij een soort brooddeeg, met krenten en rozijnen in een gietijzeren juspan wordt verwarmd en klaar gemaakt Je krijgt dan een ronde koek, die je in plakken snijdt. Je eet de plakken warm met een klontje beste boter. De vingers die je nog hebt na het eten van broeder, eet je dan op. Zo lekker is dat.
Wij genieten tegenwoordig van deze eenvoudige oude gerechten omdat wij zelf kunnen kiezen wanneer wij ze wel of niet willen eten.. Maar vroeger waren dit soort (goedkope) gerechten bittere ernst. Ik weet nog wel, dat wij elke week, jaren lang, op maandag, op wasdag, broeder aten. Lekker gemakkelijk, goedkoop en maagvullend. Voorts aten wij altijd op zaterdag dikke koek. Niet met een klontje beste boter maar met de BergJurgenspastei. Zo noemden wij de goedkoopste margarine die toen verkrijgbaar was. Broeder en dikke koek kwamen dan af en toe je keel uit.
Recept voor het maken van een echte Zaanse broeder
Dit recept is een gemoderniseerde versie van een eeuwenoude bereidingswijze.
Voor het maken van een broeder voor drie of vier personen zijn de volgende zaken nodig:
Grote pan met deksel en een plat of diep bord op de bodem
Linnen zak met de opening naar boven; maten breed 30 cm en hoog 35 cm
Een bindtouwtje
Pak zelfrijzend bakmeel van 500 gram
Twee eieren
Wat lauwe melk
Meng het meel, de eieren en wat melk tot een stevig deeg. Wees voorzichtig met het toevoegen van de melk. Het deeg mag niet te slap zijn. Het deeg moet als een soepele bal in je handen liggen. Stop de deegbal in de zak en sluit deze goed af met het touwtje. Er mag later geen water in de zak komen.
Vul de pan met water zodanig, dat de te plaatsen zak met deeg, maximaal tot de helft in het water zal staan. Plaats dan de zak in de pan, op het bord. De zak met de opening naar boven plaatsen. Het deksel op de pan doen en op het vuur zetten.
Breng het water in de pan aan de kook. Als het water kookt, regel dan het vuur zodanig, dat het water rustig aan de kook blijft. Laat het geheel drie kwartier koken. TIL HET DEKSEL TIJDENS HET KOKEN NIET OP. Doe na drie kwartier het deksel open en keer de broeder om. Het bovenste deel van de zak zit nu onder water. Laat het geheel nog een kwartier koken.
Uw broeder is klaar. Snij er een plakje af en keur de broeder. Als U het goed heeft gedaan, dan heeft U een product, dat rul is en er broodachtig uitziet. Maak stroop warm en voeg beste boter toe. Maak hiervan een sausje. Snij de broeder in plakken en serveer de plakken met het sausje. Naar keuze kan ook nog uitgebakken spek gebruikt worden
Eet smakelijk van Uw echte Zaanse broeder..
Gort
Bron: Zaanse Wijken, 15 februari 2006
Ik heb veel leuke reacties gehad op mijn vorige aflevering. Deze gingen over het wel en wee van een echte Zaanse broeder. Ook het bijgevoegde recept heeft mensen aangezet om een lekkere broeder zelf te maken. Het stimuleert mij dan ook om nog wat herinneringen op te halen aan andere soorten „ouderwets” eten.
Een van eerste dingen die mij dan te binnen schiet is gort. Het is net als broeder: voedzaam, goedkoop en gemakkelijk te maken.
Is broeder echter eigenlijk wel lekker, gort is dat niet (hoewel smaken verschillen). Gort was, net als broeder, vooral eten voor gewone mensen. Generaties lang werden Zaankanters gevoed met gort. Zo was er het verhaal in onze familie van mijn grootvader. Hij vertelde, dat hij samen met zijn zes broers en zusters groot gebracht was met gort. Vader werkte op een pelmolen en dan „kreeg” hij wel eens wat mee. Er stonden namelijk in het Oostzijderveld al honderden jaren veel pelmolens. Op een pelmolen werd gerst bewerkt tot gort.
Mijn ouders hadden een kennis, die bij Zwaardemaker in de Oostzijde werkte. Die fabriek was vanouds een gortpellerij. Het bedrijf was een voortzetting van drie vroegere pelmolens uit het Oostzijderveld, namelijk De Liefde, het Wapen van Friesland en Koning David. Elders op deze pagina vindt U onder de rubriek: Schepen die voorbij gaan, een foto waarop deze fabriek goed te zien is.
De geschiedenis herhaalde zich toen. Onze kennis „kreeg” af en toe gort mee naar huis en gaf dan wel eens wat weg. Zo gebeurde het dan, dat wij veel gort aten. U moet mij maar geloven: gort eet je niet voor je lol. Wij aten gort in de water (zo heette dat) met krenten of rozijnen, gort met bruine suiker, maar ook als melkse pap. Het enige wat lekker is, dat is karnemelkse gortenpap. Dat laatste is nog steeds te koop in de supermarkt. Met een beetje stroop is dat heerlijk eten. U moet dat zeker proberen.
Een andere herinnering aan vroeger eten is die van erwten en bonen. Kapucijners, grauwe erwten, groene erwten, split-erwten, witte– en bruine bonen. Op zich zelf had ik met erwten en bonen geen grote problemen. Alleen groene erwten (die waren erg goedkoop) vond ik niet lekker. Bartje zei in het gelijknamige boek: „ik bid niet voor bruine bonen”. Dat was omdat hij ze elke dag moest eten. Bij ons thuis werd er gezegd: „niet zeuren, honger maakt rauwe bonen zoet”. Vroeger werden erwten en bonen los in een papieren zak verkocht. Er waren speciale winkels die ze verkochten. Zo herinner ik mij de eeuwenoude zaak van de gebroeders Kohne op de hoek van de Zuiderkerkstraat en de Zuiddijk. Het pand is in Arnhem in het openluchtmuseum herbouwd. Het oorspronkelijke winkel-interieur is daarin ondergebracht.
Prettiger eten was griesmeelpap. Wij aten het altijd heel dik, zodat je lepel rechtop kon staan. Lammetjespap was ook lekker. Dat was een witte fluweelachtige pap van maïzena en of meel. Het lekkerste was echter zelf gemaakte pudding. Dat was eigenlijk het enige toetje dat wij kregen. Eenmaal in de week op zondagmiddag. Het feest was compleet met bessensap. Met dat toetje sluit ik dit stukje af. Eet U smakelijk.
Skepeflees
Bron: Zaanse Wijken, 15 maart 2006
In mijn vorige twee afleveringen ging ik met U ouderwets eten. Ik at samen met U: een echte zaanse broeder, een dikke koek, gort en gortenpap, erwten en bonen, griesmeel– en lammetjespap en als toetje: eigen gemaakte pudding met bessensap. Maar is nog veel meer ouderwets eten. Of het allemaal even lekker is, hangt van Uw eigen smaak en oordeel af. Gaat U in ieder geval met mij mee.
Wij beginnen met vlees. Wij aten vroeger hoogstens twee of driemaal per week vlees. Op woensdag aten wij in ieder geval altijd wel gehakt. Op woensdag was dat het goedkoopste. Dat gold vooral voor varkensgehakt. Nog goedkoper was het om gehakt zelf te draaien. Wij hadden thuis een handmolentje dus dat was het eerste verdiend. De gehaktballen werden gemaakt met behulp van oud verkruimeld brood.
Lekker goedkoop was ook schapenvlees. Als wij dat met aardappelen met rapen aten dan heette dat op zijn zaans: erepele met repe en skepeflees.
Schapenvlees ruikt altijd sterk en is eigenlijk niet lekker, maar alles went: ook skepeflees. Wij kochten thuis vroeger ook wel schapenreuzel, draaiden dat door de gehaktmolen, smolten het vet eruit en gebruikten de skepekoinders (kaantjes) voor broodbeleg en het vet om jus te maken. Als ik slecht gedroomd heb, dan gaat dat meestal daarover.
Een zelfde verhaal kan ik U vertellen over paardenvlees. Ook dat kwam veel op tafel. Een probleem hierbij was, dat vooral de goedkopere soorten niet gaar te krijgen waren. Paardenvlees stond dan ook altijd uren te sudderen op het peterolie stelletje. De combinatie van peterolie-lucht en paardenvlees-lucht zal nooit uit mijn herinnering gaan. Op zondag aten wij gelukkig altijd draadjesvlees of te wel ossenlappen. Toch nog een prettige herinnering aan vroeger. Vlees kochten wij ook wel via de Vrijbank aan het slachthuis. Met een bonnetje van Sociale zaken kon je daar dan goedkoop vlees kopen.
Zoals hiervoor genoemd aten wij als groente veel rapen. Naast koolsoorten aten wij echter veel zelf inlegde groente. Mijn opa had een volkstuin en teelde verschrikkelijk veel sla– en snijbonen, andijvie en witte en rode kool. Zo gebeurde het, dat wij ’s zomers zakken vol van dat spul thuis kregen. Wij zaten dan als kind, gewoon verplicht, urenlang bonen af te halen en te knakken. Emmers andijvie sneden wij. Alles werd in grote keulse potten gedaan waarbij de groente met handen vol zout werd bewerkt. Vervolgens werd er een basalt kei bovenop gelegd om te pletten en was de groente klaar en ingelegd. Ook witte kool werd op deze manier ingelegd. Het resultaat is dan zuurkool Omdat wij de kolen met de hand moesten snijden was onze kool altijd puur klonterig. Niet zeuren, opeten was het parool.
In de winter aten wij die groente op. Het smaakte zout en alleen aan de vorm kon je zien wat je at. De smaak bedacht je er dan bij. Wij noemden het altijd VOC eten. Op school leerden wij namelijk, dat er op de schepen van de Verenigde Oostindische Compangnie ook zo gegeten werd. Alleen hebben wij gelukkig nooit scheurbuik gehad.
Max
Bron: Zaanse Wijken, 12 april 2006
Ieder voorjaar gaan mijn gedachten, sterker dan in de rest van het jaar, terug naar gebeurtenissen in en rondom de Tweede Wereldoorlog.
Het zal 1938 geweest zijn toen wij op school een nieuwe jongen kregen. Het was in de vijfde klas van school nummer twee op de D.Doniastraat. Tegenwoordig is dat de Herman Gorterschool.
De naam van de nieuwe leerling was Max de Kromme. Zijn ouders waren uit Amsterdam verhuisd en in onze wijk komen wonen. Zij hadden in het winkelpand Zuiddijk 34 op de Burchtgalerij een manufacturenzaak geopend. De familie was van Joodse afkomst.
Max kwam in de schoolbank naast mij zitten.
In vroeger jaren zat je altijd met zijn tweëen in een bank.
Van ons eerte contact herinner ik mij, dat hij tijdens het speelkwartier op het schoolplein, verwonderd om zich heen keek. Ik vroeg hem wat hij van onze school vond. „Wel leuk,” zei hij „maar er is zoveel lawaai op het schoolplein.” Dat lawaai werd veroorzaakt door het feit, dat erg veel kinderen toen nog op klompen naar school gingen. Als de kinderen dan gingen rennen, vooral jongens, dan veroorzaakte dat veel leven. Hij had eigenlijk gelijk maar wij vonden dat toen heel gewoon. Max, die uit Amsterdam kwam, was dit niet gewend.
In 1940 ging Max net als ik naar de Gemeentelijke Handelsdag-school op de Zeemanstraat. De leiding van die school was in handen van een fanatiek lid van de fascistische NSB. Tevens waren er enige leraren die lid dan wel sympathisant waren van die beweging. Voor ons leerlingen was dat knap lastig. Je moest altijd op je woorden letten. Je kon niet zeggen wat je dacht en vooral geen mening verkondigen. Voor je het wist werd je door die lui verraden. Max moet het in die tijd nog veel zwaarder hebben gehad dan wij.
In januari 1942 kwam Max op een morgen niet naar school. Bij navraag bleek, dat de familie De Kromme hals over kop was vertrokken. Van de ene op de andere dag waren zij ‚s nachts plotseling verdwenen zonder dat iemand dat in de buurt had gemerkt. De winkel en het woonhuis waren leeg. Waarschijnlijk waren zij ondergedoken alhoewel dat nooit goed bekend is geworden.
Een feit is wel, dat de familie De Kromme in 1943 in het kamp Westerbork verbleef. Op 29 juni 1943 werden zij op transport gesteld naar het kamp Sobibor in Polen. Het was een transport van circa 2200 personen, waaronder driehonderd zieken. De familie De Kromme werd, samen met de anderen, vrijwel onmiddellijk na aankomst op 2 juli 1943 om het leven gebracht.
Mij schieten woorden tekort om hier iets aan toe te voegen. Het is nog maar tweeënzestig jaar geleden dat zoiets ongelofelijks gebeurde. Het overkwam gewone hard werkende mensen die in onze buurt woonden. Hun zoon was een leerling van de Herman Gorterschool. Laten wij zorgen, dat wij hen en al die anderen in ieder geval nooit vergeten.
Muziek
Bron: Zaanse Wijken, 10 mei 2006
Het is sinds 1974 een goede gewoonte en een traditie, dat op koninginnedag Zaanse orkesten jazzmuziek spelen onder de naam Royal Jazz. In eerste instantie gebeurde dat elk jaar in de Speeldoos. Na de bouw van het Zaantheater is deze traditie daar voortgezet. In alle zalen van dat theater spelen Big bands en kleinere orkesten, voor een ieder die dat wil horen, gratis en voor niets, de sterren van de hemel. Wij waren er dit jaar ook bij en ik kan U vertellen: wij hebben genoten. De belangstelling is altijd groot en het geheel straalt ook een stuk gezelligheid uit. Het is dan ook eigenlijk wel logisch, dat deze traditie zich zo kan handhaven. Het is de gelegenheid om veel oude bekenden tegen te komen. Het lijkt een beetje op de sfeer van de kermis in vroeger jaren: je hoort wat, je ziet wat , je ontmoet wat en je hebt een leuke middag.
Over vroeger gesproken: zoveel muziek was er vroeger niet te genieten. Uit mijn kinderjaren herinner ik mij, dat er altijd vaste muzikanten op straat speelden. Zij speelden op straat en haalden geld op langs de huizen. Het waren meestal werkloze musici, die een centje trachten bij te verdienen. Zij speelden letterlijk voor een cent en zij bedankten ook nog. Voor de oorlog kwamen er ook wel Duitse hoempa orkesten in onze buurten. Het waren rondzwervende muzikanten, in armoedige uniformen, die plotseling opdoken en voor een paar centen een goed concert gaven. Een van hen liep dan snel langs de deuren om centen op te halen. Als kind waren wij er niet weg te slaan en liepen door de hele buurt mee. Een leuk groepje waren ook de Volendammers. Dat was een groepje van een man of vijf, gekleed in volendams kostuum. Een bekend liedje van hen was: …„als ik op mijn duivenplatje”….
Eenmaal per week kwam uiteraard ook de orgeldraaier langs. Dat was in onze buurt de familie Molenaar van het Prinsenpad. Een andere bekende orgelman was Lesage. Zij huurden een orgel van Perlee van de Westerstraat uit de Jordaan en hebben denk ik, hun hele leven niet anders gedaan. Het orgel werd met de hand gedraaid.
In latere jaren toen ik met vrienden „achter de meisjes aanzat”, gingen wij feestavonden af met bal na. Dat was vroeger eigenlijk de manier om goedkoop te dansen en muziek te horen. Je kocht kaarten voor een feestavond van een of andere club. Meestal was dat in de Volksbond in de Oostzijde, Ons Huis op de Gedempte Gracht en in de Waakzaamheid in de Koog. De feest– of toneelavond nam je op de koop toe. Want je kwam voor het bal ná. Zo heette dat vroeger. Het bal begon meestal om elf uur in de avond en duurde tot twee uur in de nacht. Er waren leuke bands, die ook toen al de sterren van de hemel speelden. Een paar namen herinner ik me nog zoals de Microsolisten, The Beale Street Seven, Kees Kuijt Combo, etc.
Al die herinneringen speelden door mijn hoofd toen ik in het Zaantheater was. Muziek maakt soms heel wat los bij mensen.
Grootvaders
klok Bron: Zaanse Wijken, 7 juni 2006
Op 30 april 1917 kreeg prinses Juliana van haar moeder, koningin Wilhelmina, voor haar achtste verjaardag een staand horloge cadeau. De klok kostte het astronomische bedrag van f. 5000, –. Op de klok waren ook echte vaderlandse liederen te horen zoals: wien Neerlandsch bloed door den aderen vloeit, de zilvervloot van Piet Hein en het Friesch volkslied.
Toen ik acht jaar werd kreeg ik een klok uit de Hema cadeau. De wijzers moest je met je vingers verplaatsen en de liedjes moest je zelf zingen. Gelukkig had ik een Opoe en Opa, van moederskant, die op het Konijnenpad woonden. Zij hadden op de schoorsteen een echte pendule klok staan. Elk half uur sloeg deze klok zeer welluidend door het huis. Als kind was ik zeer gefascineerd van deze klok. Opoe en Opa hadden echter nog een veel mooiere klok in de gang hangen. Dat was een zogenaamde schilderij klok. Het was een ouderwets aandoende klok met een slinger en koperen gewichten. Op het schilderij was het Paleis voor Volksvlijt uit Amsterdam te zien. Dat was aan het einde van de 19de eeuw, dus circa 1900, een begrip. Het Paleis brandde in 1929 af. U begrijpt, dat ik ook deze klok met veel bewondering bekeek. Toen Opoe en Opa waren overleden ging de klok naar mijn ouders. Op mijn beurt hebben wij deze klok van hen geërfd. Onlangs hebben wij hem voor reparatie naar een klokkenmaker gebracht. De klok functioneert prima en is een sieraad in ons huis.
De klok was echter al langer in de familie. Opoe had hem namelijk gekregen van haar vader (mijn overgrootvader dus). Deze woonde in Westzaan en was brugwachter van de Weelbrug. Dat was uiteraard geen vetpot, dus was hij tevens schoenlapper. Hij had zijn werkplaats in het brugwachtershokje. Dat was handig en makkelijk. Op een gegeven moment ging zijn vrouw dood en bleef hij alleen achter. Hij zocht een huishoudster, wat hem na een tijdje lukte. Maar wee– o– wee. Hij had een vrouw uit Amsterdam als huishoudster genomen. De familie was ontzet. Dat kon nooit goed gaan. Vooral in vroeger tijden waren echte Zaankanters wars van Amsterdammers. Amsterdammers op hun beurt noemden iedereen buiten de stad boeren.
Nochtans ging het een paar jaar goed bij overgrootvader. Totdat op een dag de vrouw toch nog met de noorderzon was vertrokken. Zij had wat spullen meegenomen en het vooroordeel was dus weer eens bevestigd. Zo’n vrouw is een deugniet. Nu wil het geval dat overgrootvader een prachtige echte Zaanse klok had. Die had zij ook meegenomen en daarvoor in de plaats had ze stiekem de schilderijklok uit Amsterdam, met de afbeelding van het Paleis voor Volksvlijt, opgehangen. Die kostte toen een fractie van een echte Zaanse klok. Qua grootte scheelden deze twee klokken niet veel. Omdat overgrootvader niet zo jong meer was en ook een beetje kippig, had hij dat niet direct ontdekt.
Deze klok uit Amsterdam hangt nu bij ons al jaren in de kamer. Elke keer als hij slaat, dan hoor ik hem galmen:…” pas op voor Amsterdamse vrouwen, waag je er niet aan…”. Gelukkig ben ik al jaren getrouwd met een echte Zaanse!
Vakantie 1948
Bron: Zaanse Wijken, 5 juli 2006
Als U dit stukje leest, ben ik al enige dagen met mijn boot onderweg in Duitsland. Misschien is het daarom leuk U iets te vertellen hoe ik in 1948 met vakantie ging. In die tijd werkte je zes dagen per week, gedurende vijf en veertig uur. Wij hadden recht op twee weken (doorbetaalde) vakantie, geen snipperdagen, geen vakantiegeld en geen betaling van overwerk. Ik verdiende toen ongeveer f.35, — netto per week. Dat betekende dat je niet veel tijd en geld had om ver weg met vakantie te gaan. Meestal werd het Bakkum of Wijk aan Zee.
Maar je bent jong en je wilt wat. Met twee vrienden besloten wij daarom te proberen of wij naar Frankrijk konden gaan. De Middellandse zeekust lokte ons. Wij hadden uitgedokterd, dat het handig was om de dag voor hemelvaartsdag te gaan. Die vrije dag plus de twee vrije pinksterdagen maakte het mogelijk twee en halve week weg te blijven. Omdat wij weinig te verteren hadden was het plan om met de trein naar Parijs te gaan en daarna te gaan liften. De nachttrein naar Parijs was goedkoper en betekende een extra dag vakantie. Je stapt ‚s avonds in Amsterdam in en je stapt de volgende morgen in Parijs uit. Een retourtje Parijs kostte toen f.35, — (een weekloon). Voordat wij weggingen moesten wij natuurlijk nog wel praktische vakantiekleding, een tentje en een rugzak aanschaffen. Wij deden die aankopen bij de legerdump-winkel van Hela Hola in Koog a.d.Zaan. Voor een prikkie zagen wij er uit als echte globetrotters.
Op een bepaald moment zaten wij in de trein, haalden de nacht door en de volgende morgen stonden wij via Gare du Nord in hartje Parijs. Via de metro naar het centrum en voor we het wisten liepen wij al onder de Eiffeltoren. Als boerenheikneuters uit Zaandam keken wij onze ogen uit. Na een enerverende dag vonden wij midden in Parijs op een open plek tussen de bebouwing een soort leger-tentenkamp. Voor een paar francs kon je daar een krib huren en een hap eten krijgen.
De volgende dag gingen wij proberen auto’s aan te houden, duim omhoog en vriendelijk kijken. Na een tijdje stopte een mevrouw. Zij was bereid ons mee te nemen naar Vichy. Dat is een stadje in de buurt van Lyon, circa vijfhonderd kilometer van Parijs. Een geweldige opsteker. De volgende dagen hadden wij ook veel geluk. Na een paar dagen waren wij al bij de Italiaanse grens. Hoewel de Middellandse zeekust vrij dicht bij was besloten wij toch maar om niet verder te gaan. Wij moesten ook nog terug. Wij zijn toen een dag in Chamonix in de Franse Alpen gebleven, aan de voet van de Mont Blanc. Onze terugreis ging ook voorspoedig.
Wij waren daarom vlugger terug in Parijs dan wij gedacht hadden. Dat was een buitenkansje.
Weer Parijs verkennen. Uiteraard gingen wij naar Montmartre en vooral naar de Moulin Rouge. Mooie meiden in kleine glitterpakken. Alleen wij moesten het doen met de foto’s op de balustrade. Wij hadden geen geld om naar binnen te gaan en eerlijk gezegd: wij waren ook wel een beetje bang. Het was 1948 en wij kwamen uit Zaandam-Zuid.
Nostalgie
Bron: Zaanse Wijken, 27 september 2006
Terugkomend van vakantie wil ik U graag even over onze belevenissen vertellen. Wij gaan namelijk met onze boot al vele jaren oostwaarts en varen dan hoofdzakelijk in noord Duitsland, zowel op de kanalen, rivieren alsmede op de kustwateren van de Noord– en Oostzee. Wij doen soms ook Denemarken aan.
Waarom juist noord Duitsland hoor ik U vragen. Wij hebben daarvoor twee redenen. De eerste is, dat het gebied qua landschap precies op Nederland lijkt en dus verschrikkelijk mooi is. Het weer is ook hetzelfde (helaas?). Je vindt er de polders van Noord-Holland, prachtige gebieden die op ons Friesland lijken (en daar ook zo heten) en hele gebieden langs de kust die op Groningen lijken. Ter hoogte van Drente ligt een onafzienbaar veengebied. De turflaag is circa vijf meter. Er wordt nog altijd veen gewonnen. Het meeste gaat naar de tuinbouw. Het vervoer is in handen van Nederlandse turfschippers. Het dialect dat gesproken wordt lijkt een variant van onze taal. Platduits wordt dat genoemd. Als je goed luistert en vooral het Groninger dialect beheerst dan kan je er tot Hamburg mee terecht.
De tweede reden waarom wij echter naar dat gebied gaan, is gelegen in het feit, dat het er verschrikkelijk rustig is. Er wonen eigenlijk betrekkelijk weinig mensen. Het is soms alsof je vijftig jaar terug bent in de tijd in ons eigen land. Je vaart en waant je dan zelf op de Dokkumer Ee in 1950 of in Westfriesland in 1948. Het gebied heet dan ook Oostfriesland en dat geeft het ook al een beetje aan.
Het is dan ook logisch, dat als ik in dat gebied ben, ik automatisch terug denk aan de tijd, dat onze leefomgeving er ook zo uitzag. Als kind leerde ik op school, dat ons land achtmiljoen inwoners telde. Toen ik dat op de Herman Gorterschool leerde, kon je vanaf de D.Doniastraat het dorp Oostzaan gewoon zien liggen. Koeien graasden op de A.G.Verbeekstraat en als je de Veeringstraat uitliep dan kwam je op het voetbalveld van Zaanlandia. Ergens verloren tussen sloten en weilanden in de buurt van de Gouw. Overal waren duizenden vlinders groot en klein. Wij vingen er een paar en stopten die in een jampotje. Het mooiste was echter als wij in het weiland een vuurtje stookten. Soms ging zo´n vuurtje de grond in en brandde een week later nog. Het veen was dan gaan branden. Dat stonk een uur in de wind. In de Oostzijde of op de Zuiddijk kon je het ruiken. Tussen Jan Windhouwerstraat en de Prinsenstraat stonden twee boerderijen. Als inwoner van Zaandam-Zuid of de Rosmolenwijk woonde je tussen water en weilanden en toch woonde je ook in een belangrijke industriestad. Dat kon omdat ons land toen net als het noord Duitsland van nu, nog niet overbevolkt was.
Even over de grens bij Nieuwe Schans ligt nog steeds zo’n ongerept landschap in een gebied dat bijna net zo groot is als Nederland. Het zal best een afwijking van ons zijn maar het doet ons een beetje denken aan het land van onze jeugd. Die nostalgie moet U ons maar vergeven.
Geiten wollen sokken
Bron: Zaanse Wijken, 28 oktober 2006
Gelooft U mij. Ik heb wat met sokken!
Toen ik jong was had bijna iedereen in onze buurt zwarte eigen gebreide wollen sokken aan. Geld om normale sokken te kopen was er meestal niet. Ik vond dat verschrikkelijk. Het dieptepunt waren eigen gebreide sokken van uitgehaalde wol. Zo herinner ik mij een oude wollen trui van een onbestemde rode kleur die uitgehaald werd. Zo heette dat vroeger. De wol op een bolletje en breien maar. Het resultaat was een stel roodachtige sokken. In mijn jonge jaren gingen wij op klompen naar school. Je mocht niet met je klompen naar binnen. Het gevolg was, dat ik in de klas zat met die stomme sokken aan. Ik droom er nog wel eens van. Op zondag mocht ik schoenen en mooiere gebreide sokken aan. Dat waren eigen gebreide sokken van een soort grijze wol. Zij werden geiten wollen sokken genoemd. Ik mocht die sokken alleen voor knap aan. Zo zei je dat vroeger. Een ongetrouwde zuster van mijn moeder had die kousen voor mij gebreid. Zij breidde veel voor ons en vooral sokken. Zij had echter de gewoonte om de sokken altijd iets te krap te maken. De gevolgen hiervan waren, dat er sneller een gat in je sok zat. Zo´n gat werd dan gestopt. Het mooie was er dan af. Je liep dan met gestopte geiten wollen sokken.
In latere jaren kregen wij het, net als velen bij ons in de buurt, wat beter en worden er sokken gekocht in de Hema. Zeeman bestond toen nog niet. Dat betekende grotendeels het einde van de eigen gebreide sokken. Dat gold echter niet voor de geiten wollen sokken. Zij werden en worden tegenwoordig ook nog gedragen. Op een gegeven moment werden deze armelui sokken gedragen door mensen die het helemaal niet arm hadden. Zij droegen deze omdat zij het leuk vonden of omdat zij lekker zaten. Het waren vooral idealistisch ingestelde mensen maar ook sportievelingen. U moet dan denken aan natuurliefhebbers, kunstenaars, mensen die de wereld daadwerkelijk willen veranderen, maar ook wandelaars en padvinders. Om deze mensen aan te duiden werden zij op een gegeven moment geiten wollen sokken figuren genoemd. Dat was niet kwaad of hatelijk bedoeld, maar dan wist je waar je het over had.
Van lieverlee ging die benaming echter een eigen leven lijden. De benaming werd op een gegeven moment ook gebruikt voor mensen die zweverig, zacht of soft overkwamen, maar die zelf die sokken niet droegen. Vooral in de zeventiger jaren van de vorige eeuw begon zich dat verschijnsel voor te doen. Zo zijn er bijvoorbeeld overheidsmaatregelen, die het karakter hebben van pappen en nathouden. Die zullen dan wel bedacht zijn achter een bureau door geiten wollen sokken figuren. Ook sommige uitspraken van de rechterlijke macht vallen onder die categorie. Als ik een rechter zie, dan vraag ik mij altijd af: is hij echt of is hij van de geiten wollen sokken ideologie.
U ziet wat sokken in ons leven te weeg kunnen brengen. Ik eindig dit stukje zoals ik begon. Ik heb wat met sokken. Ik draag al jaren geen sokken meer en het bevalt mij uitstekend.
Legitimatie
Bron: Zaanse Wijken, 22 november 2006
Toen ik in 1943 vijftien jaar oud was moest ik op ons stadhuis op de Burcht komen. Er moest een persoonsbewijs voor mij worden gemaakt. Vanaf vijftien jaar was je verplicht dat bij je te hebben. Vergat het niet, want dan liep je de kans op transport te worden gesteld naar Duitsland. Naast een foto werd er ook een vingerafdruk op de kaart geplaatst. Namaak werd daardoor veel moeilijker. In het Duits heet zo’n bewijs een AUSWEIS. Eigenlijk is dat het meest gehate woord, dat ik mij uit die periode kan herinneren.
Na de oorlog waren er politici die vonden, dat die Duitse maatregel toch niet zo slecht was. Zij stelden voor een verplicht legitimatiebewijs in te voeren. Enorme protesten braken los en het voorstel was jaren van de baan. Wellicht kent U het verhaal. Uiteindelijk zijn wij gezwicht en lopen wij allemaal met zo’n kaart op zak.
Als je over legitimatie praat, dan denk je in eerste instantie aan politiecontrole. Dat is misschien ook wel juist, maar commerciële bedrijven zien echter ook hun kans schoon. Zij vragen je steeds meer om je te legitimeren. Op dat gebied is echt de beer los.
Zo ging ik vorige week bloedprikken bij het artsenlaboratorium. Je kunt hiervoor onder andere terecht in Oostergouw, het Wijksteunpunt Dirk Prins of bij sommige huisartsenposten. Ik moest mijn paspoort, mijn verzekeringspolis en het verwijsbriefje van mijn huisarts meenemen Mis je een van die documenten dan wordt er niet geprikt. Ziet U het belang van legitimatie hierbij in? Ik niet. Ik lees altijd, dat iedereen die in Nederland rondloopt en wat mankeert, door een arts wordt geholpen. Het schijnt toch een grote pot te zijn die wij met zijn allen betalen. In die zelfde week moest ik bij een notaris zijn. Daar praten zij niet eens met je als je geen paspoort bij je hebt. Zij maken zelfs een kopie ervan en stoppen dat in hun dossier. Als ik dan bij herhaling lees, dat soms enorme vastgoed transacties niet altijd zuiver op de graad zijn dan denk ik waarom?
Het ergste overkwam mij op gebied van legitimatie bij mijn bank. Ik ben al meer dan veertig jaar klant van hen maar dit jaar moesten mijn vrouw en ik onze paspoorten op de balie leggen. Weer werden kopieën gemaakt voor het dossier. Deden wij het niet dan liepen wij kans, dat ons geld geblokkeerd werd. Het geld wat op mijn rekening staat is afkomstig van mijn pensioen en mijn aow. Dat kunnen zij zo nakijken. Witter dan wit.
Als ik dan in de krant lees, dat honderden miljoenen euro’s via geldwinkels en wisselkantoortjes, buiten de officiële banken om, naar het buitenland worden overgemaakt dan word ik erg moedeloos.
Je kunt er op wachten, dat Albert Heijn op de Vermiljoenweg ook zijn klanten gaat verplichten zich te legitimeren. Er wordt daar nog wel eens wat gepikt. Dan staat er straks naast de verkoper van de daklozen krant een AH-agent in een prachtig lichtblauw uniform voor paspoort controle. Lach niet, want paspoortcontrole bij bloedprikken hield U twee jaar geleden ook niet voor mogelijk.
Open haard
Bron: Zaanse Wijken, 20 december 2006
Ongeveer acht jaar terug was er in de Gemeenteraad van Velsen een voorstel van een gemeenteraadslid om maatregelen te nemen tegen de uitstoot van schadelijke stoffen. Hij stelde maatregelen voor om het gebruik van kachels en open haarden in te perken. Even voor Uw informatie: onder de Gemeente Velsen vallen onder meer IJmuiden, Velsen, Santpoort-Noord en Santpoort-Zuid.
Het voorstel kwam van iemand uit IJmuiden en had vooral betrekking op het gebruik van open haarden in Santpoort-Zuid. Voor zover U het niet weet: in Santpoort-Zuid wonen veel rijke mensen in mooie villa’s en die staken wel eens de open haard aan.
Het voorstel haalde zelfs de landelijke pers. Je moet toch maar durf hebben, om als IJmuidenaar te klagen over stankoverlast van open haarden. Toevallig staan daar namelijk de Hoogovens en andere aanverwante fabrieken. Waarschijnlijk hebben zij de grootste schoorstenen van West Europa en er komt echt geen frisse lucht uit. U begrijpt, dat was lachen geblazen.
Vorige week las ik in de krant, dat de Gemeente Zaanstad het gebruik van open haarden en kachels wil ontmoedigen. De concentratie van fijne stof, die schadelijk is voor onze gezondheid, is veel te hoog. Daarnaast worden nog andere maatregelen in het vooruit zicht gesteld om het milieu te sparen. Op zich zelf een goed streven waar je niets op tegen zou kunnen hebben. Toch doet mij dit denken aan het Hoogovens verhaal. Als je aan de Zaanstreek denkt dan ruikt je al meer dan drie honderd jaar stinkende molens en fabrieken
Een deel van die fabrieken stinkt nog steeds maar nu wel met vergunning.
Maar afgezien van die fabrieken zijn wij ook de belangrijkste aanvliegroute van 400.000 vliegtuigen per jaar naar Schiphol. Op sommige dagen, vooral met zuidwestelijke winden, vliegen er minstens duizend vliegtuigen per dag over onze stad. Je kunt het goed zien boven de Krommenier Woudpolder en het Alkmaardermeer. Dat is de aanvliegroute over Assendelft richting Schiphol.
Een vliegtuig is goed voor de uitstoot van honderd grote vrachtauto’s met dieselmotor. Het beroerde echter is, dat je die uitstoot niet ziet. Dus doen wij maar zijn allen of het niet bestaat. Wij praten alleen maar over de geluidsoverlast, want dat kun je horen. Als je een glas water uit de Zaan tegen het licht houdt dan is het redelijk schoonwater. We weten echter wel beter en drinken het niet. Bij vliegtuiguitstoot hebben wij dat verstand niet.
Ik denk, dat de uitstoot van een dag vliegverkeer gelijk is aan de uitstoot van alle open haarden en kachels in Zaandam-Zuid en Rosmolenwijk.
Ik wil niet beweren, dat je dan maar niets aan milieu maatregelen moet doen. Ik vind het echter, gezien het bovenstaande, dweilen met de kraan open. Ik weet zo gauw ook geen oplossing maar om nu in onze stad het gebruik van kachels en open haarden te ontmoedigen, komt mij een beetje ongeloofwaardig over. Voorlopig schrijf ik dan ook mijn Kabeltjeskranten nog bij een heerlijke warme snorrende kachel.
Chris Kabel – 28 maart 1928 — 31 juli 2013