Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Papier­molen “De Een­dragt” Wormer

Door Sjors van Leeuwen

Wie schri­jft die bli­jft, dat is nog steeds het geval !
Onze vooroud­ers waren maar voor een klein deel in staat om te lezen en te schri­jven. Slechts een kleine groep mocht onder­wijs geni­eten en is daarom nu nog terug te vin­den in de archieven. Die archieven bestaan voor een groot deel uit oude kleren, voor 1840 maakte men namelijk papier van vod­den afkom­stig van kled­ing gemaakt van lin­nen en katoen.
De Zaanstreek had veel papier­molens die de vod­den tot papier ver­w­erk­ten, de meeste in de omgev­ing van Wormerveer en Zaandijk.

De behoefte aan lom­pen voor onze molens was zelfs zo groot dat niet alleen de grote ste­den zoals Ams­ter­dam, Haar­lem, Lei­den en Alk­maar wer­den afge­stroopt, maar men zelfs vanuit het buiten­land ging importeren. Het Duitse Rijn­land en zelfs Frankrijk en Enge­land wer­den door schip­pers bezocht op zoek naar oude kled­ing. Om de eigen papierindus­trie te ste­unen werd in de voorge­noemde lan­den zelfs een lompen-​uitvoerverbod ingezet om deze export tegen te gaan.
Dit onder­vond ook schip­per Sr. Willem Joor uit Zaandijk die verk­laarde voor een notaris op 5 decem­ber 1718 dat hij te Lon­den een paar jaar daar­voor: “den deposant is onder­nomen en getendeert gewor­den, omme eenig quan­titeijt lom­pen of vod­den over te voeren naar Hol­land, en dat zulcx den deposant door, ofte van wegens het cos­tu­ijm off Toll­huijs (= douane) bin­nen Lon­den is belet en ver­bo­den gewor­den op Pene en straffe ter con­trarie doende, schip en goed­eren te sijn verbeurt”.

2foto1
Wormer, Het com­plex van “De Een­dragt” samen met de hem bedreigende stoom­pi­jpen gezien vanuit het zuidwesten.

2foto2Wormer 2018, staande vanaf de Een­dracht­straat nu een heel ander beeld op dezelfde locatie

Wormer bezat slechts één papier­molen “De Een­dragt” welke zijn bestaan begon als oliemolen op 30 maart 1685 op naam van Simon Pietersz. Fent.
In het jaar 1726 werd de molen verkocht aan Jan Pietersz. Coop­man die hem ombouwde tot papier­molen. Zoals eerder ver­meld was de grond­stof hier­voor oude kled­ingstukken. In de vod­den­schuur wer­den deze gesor­teerd door vrouwen en kinderen, zij ver­wi­jder­den ook het vuil, de knopen en haken. Ver­vol­gens scheur­den zij de stof met een vast mes op een bank tot reep­jes. Daarna wer­den de fijnge­maakte reep­jes stof nog fijner gemaakt door ze in een kuip met hak­bei­t­els te verkleinen (de kap­perij). Het vol­gende deel van het pro­ces was het fijn­malen in een ovale bak gevuld met water en daarin een rol met messen die pap maakte van de stofde­len (de hol­lan­der). Deze natte massa verd­ween in gemet­selde kas­ten (verz­i­jgkas­ten) met een lat­ten­bo­dem om het water weg te laten lopen en de stof te laten rot­ten. Via de roer­bak, die weer water aan de vezels toevoegde, belandde de papier­stof in de schep­kuip. Hier stond een “schep­per” met opge­stroopte mouwen een raam met kop­er­gaas (het schep­raam) onder te dom­pe­len in de pap. Met een heen en weer gaande beweg­ing, op zijn Zaans “hus­se­len”, verdeelde hij de pap over het kop­er­gaas. Naast hem stond de “koetser” die met een snelle beweg­ing het natte vel omkeerde op een vil­ten lap.

2foto3De koetser aan het werk, hij brengt met een snelle beweg­ing het kwets­bare natte vel op de vil­ten onder­grond.

Daarna gaf hij het schep­raam weer terug aan de “schep­per”. De stapel papier en vilt bedroeg 128 vellen papier (acht voor de breek) die met een grote pers (de nat­pers) wer­den ont­daan van water. Men noemde dit een post. Was er genoeg water uit­geperst dan wer­den de vellen naar de droogschuur gebracht, een zeer lange schuur met aan elke kant luiken die open kon­den om de wind door te laten. Over vij­gen­touw hing men de natte vellen te dro­gen en om er daarna op te kun­nen schri­jven ver­li­jmde men ze.
Dit gebeurde in de lijmkamer waar dier­lijke lijm opgelost in water met aluin een laag vor­mde die ervoor zorgde dat de inkt niet uitvloeide op het papier. De laat­ste fase was het kalan­deren, waar­bij de vellen tussen zware houten rollen wer­den gladgestreken. Op de ver­leestafel wer­den de vellen gecon­troleerd op onef­fen­heden en ver­pakt per riem papier (480 tot 500 vel per pak) en elk pak kreeg een stem­pel van de firma.


2foto4Riemkap bedrukt met de leeuw met pijlen en opschrift De Een­dragt.

Op “De Een­dragt” werk­ten rond de 70 per­so­nen en dagen van zestien uur waren geen uit­zon­der­ing. De molen bezat vier “hol­lan­ders”, drie “schep­kuipen” en maakte een jaarpro­duc­tie van wel 250.000 kilo­gram hand– en bor­d­pa­pier. Bor­d­pa­pier was een grove soort pak­pa­pier.
In 1775 gaat de molen over in han­den van Maarten Schouten voor het bedrag van Fl. 3150,00. Maarten had al ervar­ing in papier­maken: hij was o.a. meesterknecht geweest en later ook gaan­de­houder van de papier­molen “De Bok”.


2foto5Foto rechts: Pieter Schmidt van Gelder de grond­leg­ger van het van Gelder con­cern.

Zijn dochter trouwde met de predikan­ten­zoon Pieter Schmidt van Gelder die later ook fir­mant werd van zijn schoonva­der. Na diens over­li­j­den en later ook die van zijn schoon­moeder veran­derde de naam van de firma in Van Gelder, Schouten & Comp. Tegensla­gen, zoals oor­logen met de Engelsen en later de bezetting door Napoleon, weer­hielden Pieter niet van verdere uit­brei­d­ing van zijn imperium.

Op 9 okto­ber 1807 ver­sch­enen voor notaris Dirk Yff de fir­man­ten van alle Zaanse papier­molens om vast te laten leggen dat zij “onder­richt­ing hebben bekomen omtrent de manier van ‚t fab­riceeren van ‚t Papier in Enge­land”. Het betrof hier de kunst van het maken van Velin­pa­pier of ook wel Veli­jn­pa­pier genoemd. Dit was papier ver­vaardigd op een met zeer fijn kop­er­gaas bespan­nen schep­raam, waar­door de kwaliteit nog regel­matiger en vlakker werd wat de afdruk van gravures ten goede kwam. De moeil­ijkheid voor de “schep­per” was dat het water moeil­ijk loste uit het schep­raam door de extra fijne papier­pap. De Worm­erse kwaliteit werd echter zo goed dat in 1804 al een gouden medaille als bekro­n­ing kwam van de Maatschap­pij van Han­del en Nijver­heid.
Het Velijn of ook wel Vel­lum dankt zijn naam aan perka­ment dat van kalf­shuid werd gemaakt in het Latijn aange­duid met de naam Vit­ulinum, de lat­ere papieren ver­sie was van een vergelijk­bare kwaliteit.

De firma werd langzaam groter, mede door toe­tred­ing van de drie zoons van Pieter Schmidt van Gelder. Tussen 1803 en 1837 kocht men de papier­molens “De Bok”, “De Kruiskerk”, “De Sol­daat” en tot slot “Het For­tuin”.
Intussen was er in Enge­land een stoom­pa­pier­ma­chine uit­gevon­den, die werkte met een lange mat van kop­er­gaas die om cilin­ders draaide. Door de afschei­d­ing van Bel­gië, waar­door een derde deel van hun afzet terugliep, besloten zij om in 1835 ook met stoom proeven te gaan nemen.
Daar­toe ver­bouw­den zij de oude papier­molen “Het For­tuin“ te Zaandijk. Dit ver­liep zeer onfor­tuin­lijk door met name het ver­plichte gebruik van turf als brand­stof wat de ketels niet heet genoeg stookte. Dit alles van­wege een buur­molen die ook papier pro­duceerde en waar­van de eige­naar bang was dat steenkool gestookte ketels zwarte neer­slag in zijn papier zouden gaan geven.
Men ging terug naar een kleinere stoom­ma­chine en besloot een groot deel van de wind­kracht opnieuw aan te wen­den voor de pro­duc­tie.
Na 1840 liep de behoefte aan wit papier terug en werd besloten om “De Een­dragt” uit­slui­tend voor pak­pa­pier (Zaans Bord) te gaan gebruiken. In 1845 besloten de drie oud­ste zonen van de drie broers om “De Een­dragt” te voorzien van twee stoom­ma­chines van 5 en 10 PK. De kle­in­ste werd gebruikt voor de papier­ma­chine en de groot­ste dreef twee maal­bakken aan. Zo ontstond na 1846 de firma Van Gelder & Zonen. Papier­molen “Het For­tuin” werd afgestoten en er werd een kan­toor in Ams­ter­dam geopend. “De Bok” werd voor sloop verkocht en in 1865 waren er al zeven stoom­ma­chines in “De Een­dragt” werkzaam. Toen de vraag naar schri­jf­pa­pier toe­nam werd er in Apel­doorn een papier­fab­riek gekocht van­wege het zeer schone water.

2foto6Wormer Purmeren­der Courant hout ter verkoop aange­bo­den op 28 sep­tem­ber 1883 na ver­bouwing tot stoomfabriek.

Een nieuwe fase kwam echter toen, na 1879, een toen­e­mende vraag ontstond naar papier gemaakt van hout­stof in plaats van lom­pen.
Men merkte dat het soms lastig was om vol­doende lom­pen te verkri­j­gen en dat vanuit het buiten­land veel goed­koop hout­pa­pier werd geïm­por­teerd naar Ned­er­land. Ook “De Een­dragt” schakelde over op hout­slijp en cel­lu­lose als basis voor het papier. De oude molen werd slachtof­fer van de grote vooruit­gang, stoom nam het over en hij werd ges­loopt en verd­ween in 1889 naar Emst op de Veluwe, alwaar hij een tweede leven begon als meel­molen. In de overge­bleven opstallen met aan­bouw slaagde men erin om met de pak­pa­pier­ma­chines wit druk­pa­pier voor kran­ten te maken.

2foto7Emst “De Een­dragt” als meel­molen op de Veluwe.

2foto8

Wormer fab­riek “De Een­dragt” met daarin nog een deel van de oude droogschuur van de molen.

De vraag naar kran­ten­pa­pier nam rond 1900 zo sterk toe dat de firma te Velzen een aparte fab­riek voor kran­ten­pa­pier opzette niet gehin­derd door een lastige aan­voer via een kleine Bar­tel­sluis en met schoner water voor de pro­duc­tie. Wormer werd weer een pak­pa­pier­fab­riek en Apel­doorn het cen­trum voor het fijne schri­jf­pa­pier uit lin­nen. Later kwam er in Renkum nog een grote kran­ten­pa­pier­fab­riek bij.
De jaren 19201939 ken­merk­ten zich door een zware cri­sis en con­cur­ren­tie uit Duit­s­land en Zwe­den met zeer goed­koop papier. De firma werd omgezet in een NV en bereikte een grote omvang toen WO 2 uit­brak. Er vol­gde een zeer moeil­ijke peri­ode waar­bij een deel van het per­son­eel gemo­biliseerd werd en de opdrachten soms wegvie­len. Een zwarte bladz­i­jde uit het Van Gelder ver­haal bleek het ver­w­erken in 1942 van geroofde joodse gebe­den­boeken, Tho­rarollen en privé­pa­pieren waaron­der zelfs fotoal­bums die in de stortkoker van het oud papier verd­we­nen.
In het­zelfde jaar verd­wi­jnt ook de oude meel­molen “De Een­dragt” te Emst. De Coöper­atieve Land­bouwv­erenig­ing Vaassen en Emst besluit tot afbraak. Verenig­ing De Hol­land­sche Molen stelt als voor­waarde bij de afbraakver­gun­ning, dat de nog bruik­bare onderde­len zullen wor­den aangewend om andere molens op te knap­pen.
Tegen het einde van de oor­log probeer­den de Duit­sers in Wormer nog bruik­bare machines uit de papier­fab­riek “de Een­dragt” te roven en af te voeren, wat door het verzet werd ver­i­jdeld door de boot met onderde­len te laten zinken in de Zaan.

Na het vertrek van de bezetter groeit Van Gelder 1948 weer ges­taag en neemt andere fab­rieken over. In 1978 maakt men in Wormer 40.673 ton pak­pa­pier en 28.444 ton asbest­pa­pier! Na een peri­ode van flinke ver­liezen werd in jan­u­ari 1980 het bedrijf bezet door het per­son­eel van­wege de aan­houdende dreig­ing van sluit­ing. Er werk­ten toen nog 370 mensen. In augus­tus 1981 viel het doek voor Van Gelder Wormer, het bedrijf werd fail­liet verk­laard.
Het slopen van de fab­riekspan­den was de aanzet tot de opricht­ing van het MBTZ (Verenig­ing tot behoud van Mon­u­menten van Bedrijf en Tech­niek in de Zaanstreek). Andere delen, zoals van Gelder Velzen, gin­gen verder onder andere eige­naars, vanaf 1983 onder de naam Crown van Gelder.
Al wat rest in de Zaanstreek is het weer­ga­loos fraaie model van papier­molen “De Een­dragt” gemaakt door molen­maker P. Wakker dat zich nu in het molen­mu­seum te Koog aan de Zaan bevindt. Aan de zuid­kant van de droogschuur bevond zich een deur die de jonge scholier Schouten, komend vanaf de Bar­tel­sluis, vaak gebruikte bij slecht weer.

2foto9Wormer model van “De Een­dragt” gemaakt door P. Wakker met daarin de deur in de droogschuur waar de jonge scholier Schouten zijn route naar school probeerde onder dak af leggen. Col­lec­tie molen­mu­seum Koog aan de Zaan.

Hij sloop dan door de hon­derd meter lange schuur naar het inwendige van de papier­molen. Aldaar werd hij vaak de deur uit­gezet ter­wijl hij zo wel tien­tallen meters droog aflegde op weg naar zijn school in Wormer. Hij beschreef de molen van bin­nen als bont beschilderd, vergelijk­baar met onze laatst overge­bleven papier­molen “De Schoolmeester” te West­zaan. In Wormer zelf resten nog alleen de straten gebouwd op het voor­ma­lige ter­rein van Van Gelder, zij zijn alle ver­noemd naar begrip­pen uit de papierfabricage.

Joomla tem­plates by a4joomla