Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Pel­molen De Groeneboer

Door: Sjors van Leeuwen

4foto1De Groeneboer is een iconis­che, grote pel­molen die het absolute mid­delpunt is van het groot­ste molen­schilderij ter wereld: het molen­panorama van Frans Mars.
Mars was een van de oprichters van verenig­ing De Zaan­sche Molen en iemand die ook in staat was door zijn schilder­i­jen en tekenin­gen de schoonheid van de Zaanstreek een gezicht te geven
Als voor­ganger van “De Groeneboer” stond ooit op die plek de pal­trok houtza­ag­molen ‘De Bonte Koe’.

4foto2Foto: Frans Mars (19031973) zoals hij veel te vin­den was schet­send in zijn jol in het veld. Coll. VZM

De ‘Boer’ werd gebouwd door molen­maker Aldert Jansz. Piet, voor het bedrag van fl 7000,- met als opmerk­ing dat het gaan­dew­erk (het pel­w­erk) het­zelfde moest zijn als bij ‘De Koop­man’.
“De Koop­man” was een eve­neens vrij grote pel­molen die op de Hemmes bij het Kalf stond.
De wind­brief (het recht op gebruik van de wind) stond op naam van Willem Pietersz. Groeneboer die zijn naam dus gaf aan de molen. Een “Groeneboer” is overi­gens een ver­bas­ter­ing van onze huidige groen­te­boer.
Hij stond aan de oost­z­i­jde te Zaan­dam even ten zuiden van de huidige Coen­tun­nel­weg die daar de Zaan over­spant tussen Zaandam-​Oost en Koog aan de Zaan.
Deze weg laat ook zien hoe ruw de vooruit­gang het oude Koog aan de Zaan in twee stukken uiteen deed spli­jten, een wond die eigen­lijk tot op de dag van van­daag door sijpelt.
Recen­telijk zijn daar de laat­ste twee oude huizen tegen­over het oude raad­huis van Koog aan de Zaan door sloop alsnog verd­we­nen. Dat raad­huis was het ijkpunt voor het schilderij dat Frans Mars vlak voor de oor­log begon te maken in de noorder­schuur van oliemolen “Het Pink”.
Hij nam daar­voor als uit­gangspunt de kaart van de land­me­ters Jacob Oost­woud en Hen­drik van Heeteren die in 1794 het hele gebied van Oost Zaan­dam minu­tieus vastleg­den met de toen bestaande paden, lan­der­i­jen en molens.

4foto3

Deel van de kaart van Jacob Oost­woud en Hen­drik van Heeteren uit 1794. Linkson­der de Kogerk­erk en daar­boven aan de Zaan “De Groeneboer”.

Vanaf de locatie van het voor­ma­lige raad­huis laat het Panorama naar het noor­den de Hemmes zien, links net nog een deel van de Koger­hem en in het zuiden tot wat nu de Bern­hard­brug is.

4foto4

Opname van dezelfde plek als in de afbeeld­ing van het molen­panorama hele­maal boven, maar dan in 1987. Deze opna­men zijn door mij gemaakt vanaf het dak van het oude raad­huis van Koog aan de Zaan. Nu is dit zicht­punt niet meer mogelijk door gelu­idss­cher­men. De hele opname van 1987 is te vin­den op de stelling­zolder van Verf­molen “De Kat” samen met de repro­duc­tie van het panorama.
Frans Mars nam “De Groeneboer” als blik­vanger, een pel­molen met een buitenge­woon hoge schuur en als bij­zon­der­heid het rietgedekte achtkant met daarop een met hout bek­lede kap.
Die houten kap was een ingewikkelde klus voor de molen­mak­ers. Daar­toe wer­den tech­nieken uit de scheeps­bouw gebruikt om de zware dikke houten delen krom­ming en tors­ing te geven.
De kap van een molen heeft vele ronde en schuin aflopende kan­ten die moeil­ijk te bek­le­den zijn zon­der het hout te bew­erken. De krom te maken delen wer­den op een brand­stelling vast­gezet: dit is een stel­lage met ver­stel­bare ijz­eren stan­gen. De dikke plank werd aan de onderz­i­jde heet gemaakt met een bos bran­dend riet en van boven afge­blust met water.

4foto5Foto: Het krom­bran­den van houten delen door mid­del van een brand­stelling en bran­dend riet eron­der.

Aan het einde van de plank wer­den er gewichten op aange­bracht en soms ook lijm­tan­gen. Met een “roede”, een ronde dunne ijz­eren staaf met de juiste maatvo­er­ing, werd gecon­troleerd hoever het buig­pro­ces was. De roede werd steeds tegen het te buigen deel aange­houden als mal. Eiken delen moesten een relatieve vochtigheid hebben van 18 tot 20%. Ver­gassing van het hout diende ver­me­den te wor­den.
Molens met een houten kap waren wel een uit­zon­der­ing, er waren in de Zaanstreek enkele voor­beelden te vinden.

4foto6

Foto rechts: Hout bek­lede kap van oliemolen “De Zaadza­aier” met staande delen.

Pel­molens zorgden voor een bew­erk­ing van gerst en rijst waar­bij ze met zware zand­ste­nen de schil van de buiten­man­tel met scherp blik eraf pelden.

4foto7Pel­steen met links het spil en de half open liggende steen met aan de rand het scherpe blik.
Deze molens waren vaak zeer zwaar en groot van bouw met een spe­ciale diepe krom­ming in het hek­w­erk (de zeeg) en extra schuine en brede wind­bor­den waar­door ze met harde wind toch vaak zeilen kon­den voeren en zo zeer veel kracht ontwikkelden voor het pellen. Hier­door draaide het wiekenkruis van een pel­molen vooral zeer regel­matig en reageerde niet op sterke wind­vla­gen waar­door er een regel­matig prod­uct ontstond.
De gepelde gerst werd gort en was in droge vorm zeer lang houd­baar, ideaal voor lang durende scheep­sreizen. Het was voor de Zaanse fab­rikan­ten dan ook een zeer belan­grijk export­prod­uct. Vanaf 1835 voerde pro­tec­tion­isme van eigen goed­eren een belan­grijke rol tussen staten. Er werd een graan­wet afgekondigd die tegen buiten­landse import was gericht en soms ook de uitvoer beperkte.
Met name pel­molens leden onder het weg­vallen van de export, zo vlak na de Napoleon­tis­che tijd. Veel molens vie­len aan de sloper ten offer en het was pas jaren later dat de pel­lerij weer aantrok. Dit omslag­punt kwam toen de stoom zijn intrede ging doen en met vallen en opstaan er een vergelijk­baar prod­uct als met wind­kracht gemaakt kon wor­den.
In 1881 liet eige­naar Laten­stein van Voorst “De Groeneboer” veran­deren in een stoom­pel­lerij. Daar­toe liet hij het achtkant boven stelling inko­rten en omtim­meren met een houten kist.

4foto8Foto: Fab­riek “De Groeneboer” vanuit het zuiden gezien met links het pakhuis en rechts de ver­bouwde molen­schuur. Er werd toen ook al in de Zaan gez­wom­men: kijk goed naar het water! Coll. VZM

De molen­schuren bleven en aan de west­kant ver­rees een groot pakhuis op een gedempt stuk Zaan. Ontwerp en bouw was in han­den van Jacob de Vries Pz. en werd uit­gevo­erd door zijn vader Pieter de Vries Pz. (18501890) molen­mak­ers van pro­fessie. Jacob was een leer­ling van de firma J. en D. Eil­mann die hun kan­toor had­den in de Vinken­straat te Zaan­dam alwaar hij zich bek­waamde in het teke­nen en bouwen. Een stoom­ma­chine van 75 pk dreef het gaan­dew­erk voor de nieuwe rijst­fab­riek.
Laten­stein van Voorst had zijn kan­toor aan de Bloem­gracht te Zaan­dam. Hij had een voorkeur voor nieuwe zaken van de mod­erne tijd. Op 20 mei 1881 staat er in de krant dat er:
”aan­vrage is gedaan om eene Tele­phoon te leggen tuss­chen zijn huis en zijne fab­riek”.
De kabels hin­gen in de bomen langs de Oost­z­i­jde. Zaan­dam liep uit voor deze noviteit, mensen beschouw­den dit als een wereld­won­der. Voor de duidelijkheid: dit was een par­ti­c­uliere lijn, er was nog geen algemene tele­foon­lijn in de Zaanstreek.

Zoals eerder beschreven was de voor­ma­lige molen tot fab­riek ver­bouwd door vader en zoon de Vries. Deze nieuwe opstelling heeft slechts zeer kort gewerkt.

4foto9

Veil­ing 10 mei 1883 Zaan­land­sche Courant van fab­riek “De Groeneboer”.

Op 8 decem­ber 1883 ver­brandde in de Oost­z­i­jde te Zaan­dam de pel­lerij “Birma” van con­cur­rent Klaas Blans, hij gebruikte tijdelijk als ver­vang­ing “De Groeneboer”. Toen de nieuwe “Birma” klaar was ver­huisde het gaan­dew­erk met stoom­ma­chine naar de nieuwe fab­riek.
Wie niet mee ver­huisde was de oude meesterknecht van “De Groeneboer” Cor­nelis Muis, de oude baas woonde in een oude boerderij op het Brood­ko­rf­s­pad te Koog aan de Zaan. Bij de ver­huiz­ing werd alle per­son­eel ontsla­gen. Er zat voor Muis niets anders op dan zijn oude werk als schilder weer uit te oefe­nen.
Na de over­name van de inven­taris voor de pel­lerij “Birma” werd het opstal gebruikt als pakhuis.

4foto10

Zaan­dam oost rechts fab­riek “De Groeneboer” met links nog pakhuis “De Tijd”. Coll VZM

Tij­dens het uit­breken van de eerste werel­door­log werd er een instal­latie voor het ver­w­erken van maiskoeken voor veevoer inge­bouwd. Het maisaf­val zal dan afkom­stig zijn geweest van de sti­jf­selfab­riek “De Bijenkorf”, hun over­bu­ur­man aan de Zaan.
Door alle oorlogs-​strubbelingen heeft deze fab­riek nooit gew­erkt en is alles er weer uit­ges­loopt. Het onder­stuk van de molen verd­ween rond 1950 en werd ver­van­gen door een ste­nen pakhuis. Het grote west­elijke pakhuis aan de Zaan is in 1968 ges­loopt.
Het Varken­srak, zo heet het water ten westen van “De Groeneboer”, zag zijn opstallen verd­wi­j­nen voor de Coen­tun­nel­weg die in 1965 het uitzicht­punt van het molen­panorama defin­i­tief veranderde.

Wilt u deze plek graag zien zoals Frans Mars het maakte rond 1800 dan is een bezoek aan het Molen­mu­seum te Koog aan de Zaan de moeite waard. Een panorama van wel elf bij twee meter groot. Geniet dan even in alle rust van het geluid van schepen, werk­ende mensen, vogels en zoevende, klop­pende en krak­ende molens.


Foto’s en tekst Sjors van Leeuwen, met dank aan Fulco Rol van de Verenig­ing De Zaan­sche Molen.

Joomla tem­plates by a4joomla