De Dienst Jacob
Door Sjors van Leeuwen
Grofweg tussen de Westzijde te Zaandam en de oostkant van Westzaan stonden ooit ruim honderdvijftig paltrok houtzaagmolens. Een bijzonder molentype dat afweek van alle andere door zijn vorm.
Foto van voor 1888: links De Dienst Jacob
Hier werd de uitvinding van Cornelis Cornelisz. van Uitgeest toegepast: de krukas, de vuistdikke ijzeren staaf met bochten erin die in staat was de draaiende beweging van een molen om te zetten in een op en neer gaande voor de zaagramen van de houtzaagmolen. Deze krukas tezamen met het krabbelrad, die de sledes met de boomstammen erop langzaam door de zaagramen loodsten, vormde de basis van elke paltrok.
De paltrok onderscheidde zich daarnaast van alle andere Zaanse molens omdat niet de kap naar de wind gericht werd maar de gehele molen. Daarbij rustte de molen op een middenbalk ‘De Koning’ en op een stenen ringmuur en draaide op iepenhouten rollen. Zo kon de hele molen van veertig ton door twee man op de wind gedraaid worden. Bijkomend voordeel was dat de houtzagers altijd uit de wind stonden te werken achter het schot van de molen.
Foto: De zaagvloer. Tekening rechts: Doorsnede van een paltrokmolen met links de hijskraan
De zwart geteerde kast met twee luifels aan weerszijde gaf de molen een stoer uiterlijk. Dit leek erg op kleding van mannen uit de Duitse Pfaltz die om geloofsredenen naar Nederland kwamen in de zeventiende eeuw. De lokale bevolking had al snel een bijnaam bedacht: ‘Pfaltszrokmolen’, dat werd paltrokmolen.
Foto links: Jas van bewoner Duitse Pfaltsz
In Zaandam even ten zuiden van de huidige Vincent van Goghweg en ten westen van de Vaart werd op 28 juli 1722 op naam van Hendrik Jacobsz. van Kralingen een paltrokmolen in bedrijf gesteld.
Hij kreeg de bijbelse naam De Dienst Jacob. Dit stoelde op het verhaal van Jacob die op weg gaat naar de stad Haran alwaar zijn oom Laban met zijn dochter Rachel woonde. De sterke Jacob maakt indruk op Rachel door een zware steen weg te rollen bij een drinkbron voor schapen.
Zijn oom Laban vraagt hem dan om zijn schapen te hoeden tegen een beloning. De beloning bestaat uit de hand van Rachel na zeven jaar hoeden. Als die jaren om zijn komt de bruiloft. Laban weet echter zijn oudste dochter Lea gesluierd ten huwelijk aan te bieden. Jacob voorzag dit al en sprak met Rachel af om hem een teken te geven. Rachel geeft dit teken echter door aan Lea zodat Jacob alsnog met Lea trouwt. Hij vraagt aan Laban waarom hij dit deed, deze antwoordt dat de oudste dochter het eerst moet huwen. Als hij alsnog Rachel erbij wil moet hij nog zeven jaar blijven dienen. Uiteindelijk trouwt hij zeven jaren later alsnog met Rachel en met nog twee andere vrouwen. Gezamenlijk krijgen zij dertien kinderen. Twaalf van zijn zonen worden de voorvaderen van de twaalf stammen van Israël.
Achter op de kap van de molen stond dit verhaal als schilderij afgebeeld voor diegenen die niet konden lezen en schrijven en daaronder de naam “De Dienst Jacob” in tekst.
Advertentie 1844: Te koop De Dienst Jacob
Wie naar de molen wilde, moest er lopend heen via het Maarten Bokkes– of Bokkingspad, later veranderd in Boerenpad, nog steeds een heel klein zijstraatje van de Westzijde.
Om de windvang te waarborgen bezochten zes eigenaars van molens op het pad, waaronder De Dienst Jacob, notaris Beets in 1734. Claas Heijloo was grondeigenaar van het land 510 roeden groot, “geleegen te West Saandam”, hij zal: “nooijt nog nooijt………mogen planten ofte poten eenig geboomte, plantagie als anders”.
Op maandagmorgen 1 februari 1869 slaat een zware storm de kap van de molen eraf en breekt ook de bovenas met de roeden (wieken). Eigenaar G. Kamphuijs laat de molen weer keurig herstellen.
Als de tijd van windmolens al op zijn retour is koopt in 1873 Jan Nieuwenhuizen de molen voor 2500,00 gulden en gaat ermee werken als loonzager. Hij zaagt veel voor een Haagse houthandel, de firma Van Gogh. Totdat deze doorheeft dat hij het beste hout zelf verkoopt en het mindere naar de hofstad stuurt. In 1876 adverteert Nieuwenhuizen voor een ondermiddelknecht die kan komen werken voor “loon naar bekwaamheid”.
Brand!
Op 29 juni 1888 gaat om 14.30 uur het brandalarm af bij de Vrijwillige Brandweer van Zaandam. De Dienst Jacob had brand gekregen in de kap door een mankement in de vang (rem) in de top van de molen. Vonken vlogen rond tussen het brandende bovenwiel in de kap en de defecte vang.
De molen liep vlug op een straffe westenwind met vier halve zeilen (“vier in de middelst” op zijn Zaans). Een ongelofelijk schouwspel bood zich aan! Het vuur zakte langzaam tot onder in de molen en al malend, met drie snel lopende en brandende zaagramen, zeeg de molen ineen. Dit leverde zo veel vonken op dat er honderden meters naar het oosten in de Westzijde een kinderwagentje in brand raakte, gelukkig zonder kind erin.
Brandweercommandant Gerrit Pekelharing had het moeilijk. Zijn bezetting bestond vooral uit jonge Zaanse ondernemers die het spuitje in de volksmond de naam “Jongeherenspuitje” opleverde. Doordat deze op maandag naar de beurs waren in Amsterdam om zaken te doen, was er te kort bezetting voor de brandspuit.
Door de slechte wegen in Zaandam kantelde de spuit op de heenweg in het weiland en verloor een straalpijp. Pekelharing mopperde ook op het feit dat de manschappen zich te snel naar de brand spoedden i.p.v. naar de brandspuit. Wel wisten ze een schuur en wat houtvoorraad te redden. Om vier uur kon alles weer ingepakt worden en was de Zaanstreek weer een molen armer.
De kraan van De Dienst Jacob in de loods van de Poelenburg, onderin de pokhouten schijf.
Tijdens baggerwerkzaamheden in de Vaart, vlak bij de plek waar de molen ooit stond, vond oud-molenaar Cees Krijt ooit een brok hout met een grote pokhouten schijf erin. Pokhout werd veel gebruikt als lagerpunt en smeert zichzelf, het heeft een hoog soortelijk gewicht en zinkt in water. Het is vooral geschikt om hijskatrollen van te maken voor schepen en molens. De naam pokhout is afkomstig van de boom Guaiacum Officinali die groeit in de tropen en fijngemaakt ook zou helpen tegen de ziekte de pokken (vandaar de naam).
Het brok hout bleek de kop van de hijskraan om de balken op te takelen naar de zaagvloer van de molen. Vermoedelijk afgebroken en na de brand te water gevallen. Hij staat nu als enig stoffelijk bewijs van de aanwezigheid van de molen opgeslagen in de loods bij houtzaagmolen de Poelenburg op de Zaanse Schans.
Het erf van De Dienst bleef leeg totdat de afdeling Sportfondsenbad Zaanland onder aanvoering van verffabrikant J. Visser zocht naar een perceel om een zwembad op te bouwen. Om de kleine ruimte toch goed te benutten bouwde architect Wolter Bakker het bad over de weg uitstekend en over de Vaart hangend als een omgekeerd schip. Op 5 april 1940 opende het bad met als bekende medewerkers o.a. badmeester Jan Stolp en machinist Henk Bas die met zijn hele gezin in het zwembad woonde.
Het Sportfondsenbad kort na de oplevering rond 1940
Vele generaties Zaankanters leerden er zwemmen tot het verouderde bad moest sluiten en er plannen kwamen om er appartementen in te bouwen. De naam werd residentie “De Vaart”. Na plannen voor sloop en totale nieuwbouw belandde het op de gemeentelijke monumentenlijst. Door faillissementen strandden de plannen en in 2002 trokken er krakers in het bad. Ontwikkelaar Jan Hein Bakker deed een poging om in 2017 weer te gaan verbouwen en de krakers eruit te krijgen. Zou hier soms ook het bijbelse verhaal van Jacob passen dat er eerst twee keer zeven dienstjaren moeten verstrijken voor er iets gaat gebeuren? Misschien een passend idee om dan de naam te veranderen in residentie “De Dienst Jacob”.
Tekst en beeld Sjors van Leeuwen