Doet niet mee aan de olympische spelen
De bewoners van de Havenstraat moeten van mij een merkwaardige indruk hebben
17 mei 2008
Vooral vanwege de schendingen van de mensenrechten in China, en deels om andere redenen, doe ik niet mee aan de Olympische Spelen in Peking. Toch blijf ik, als verstokt hardloper, gewoon trainen. Ik beoefen alle varianten: de duurloop (minstens anderhalf uur lopen in hetzelfde, kalme tempo), de wisselloop (met intervallen), en de buikloop (korte sprintjes naar het toilet). Het resultaat is er naar. De vier marathons die ik heb gelopen, legde ik allemaal af binnen de drie uur (persoonlijk record: 2 uur en 107 minuten), waarbij ik blijf volhouden dat mijn prestatie veel beter is dan die van Haile Gebrselassie. Hij is na amper twee uur al bij de finish, ik moet veel langer.
Welk rondje ik loop, hangt af van de beschikbare tijd. Efficiënt en bijzonder goed voor de conditie is de intervaltraining: afwisselend sprinten en rustig joggen. Een maximale inspanning in minimaal tijdsbestek — nog geen half uur.
Heel vaak doe ik een wisselloop van ruim 6 kilometer bij mij in de buurt. Het traject ligt tot in detail vast. Vanaf mijn woning op het Zaaneiland naar de Hempont, stukje langs het Noordzeekanaal, linksaf de Zaan langs, via het standbeeld van Miletic weer naar huis. Ik weet precies waar ik moet gaan sprinten en waar ik
rustig aan kan doen. Brug over het Eiland: hollen. Dan een kalm drafje tot aan de overkant van de Provincialeweg. Vandaar weer sprint, tot het tuincentrum. Enzovoort, van hoek tot lantaarnpaal tot zijstraat.
Ik doe dat al vele jaren zo. Zonder te hoeven nadenken, volg ik iedere keer het door mij uitgestippelde parcours, met voorge-programmeerde tempowisselingen. Het mooie van de wisselloop is de ingebouwde beloning. Met het stukje sprinten pijnig ik mezelf, maar nooit heel lang, en ik weet: deze pijn duurt tot aan de bushalte, daarna mag ik weer uithijgen en in een bedaagd tempo herstellen.
De mensen langs de route, zo besefte ik woensdag tijdens het rennen, moeten van mij een merkwaardige indruk hebben. De bewoners van Havenstraat 56 tot 21 bijvoorbeeld (de weg langs de rivier is aan één kant bebouwd, met even en oneven nummers) zien nu al jarenlang regelmatig een man heel hard voorbij rennen. Het is een imposante verschijning, deze jonge blonde god, een ware atleet. In de zomer draagt hij een zwart renpakje, ‚s winters (geen kou schrikt hem af) een oranje shirt en een beige broek. Hij neemt grote stappen, zijn armen maken robuuste zwaaibewegingen, de haren wapperen in de door hem zelf veroorzaakte wind. Wat gaat hij snel! Een lust voor het oog is het. En elke keer weer dat tempo. Ongelooflijk, hoe iemand dat vele kilometers — 10? 21? 42? — kan volhouden.
De bewoners van Havenstraat 20 en lager daarentegen zien nu al sinds jaar en dag een vent van middelbare leeftijd voorbij sjokken in een bespottelijk sportkostuum. Wat een zielige vertoning! Zijn hoofd is rood aangelopen, hij hijgt alsof hij elk moment van ellende kan bezwijken. Aan zijn tempo kan het niet liggen: een gnoe op krukken beweegt zich sneller voort. Waarom in ‚s hemelsnaam joggen als je de conditie hebt van een zak verzuurde turfmolm? De mensen van no. 8, een ouder, zorgzaam echtpaar, schudden misschien wel meewarig het hoofd zodra de man in het raam verschijnt, en dan zeggen ze tegen elkaar: ach gut, daar heb je hem weer, wat is ook weer het alarmnummer, o ja 1−1−2, je weet nooit of-ie op een dag hier voor de deur ineenzakt.
Ik stel me voor wat er gebeurt als de bewoners van, ik noem maar wat, Havenstraat 24 en Havenstraat 13 toevallig over mij aan de praat raken. ‚Weet jij wie die hardloper is die hier altijd langskomt?’ vraagt de een. ‚Zou hij in training zijn voor Peking?’ ‚Zegt me niks’, antwoordt buurman. ‚Het enige wat ik hier ooit zie, onherroepelijk op weg naar zijn levenseinde, is iets dat het midden houdt tussen Keith Richards en Johan Heesters.’
Zo brengt het rondje Hempont mij tot allerlei filosofische en existentiële inzichten. Het beeld dat mensen zich van je vormen, bedenk ik, wordt bepaald door tijdstip, plaats en omstandigheden van de waarneming. En is niet heel het bestaan een intervaltraining? Een kwestie van hollen en stilstaan, uithijgen en opnieuw beginnen? Leven is hardlopen.