Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Zoon van zijn vader

Nooit meer zo groot als ten tijde van de suik­erza­k­jes uit Neukölln

Ik ont­dekte de wereld in het najaar van 1961. Opeens stond daar op het bru­ine dres­soir, in de erker van ons huis aan het Skager­rak, een ven­ster met uitzicht op de aarde in zwart-​wit. Ik was 8 jaar, hon­gerig naar veel méér ken­nis dan de Her­man Gorter­school te bieden had, en ver­gaapte me aan de beelden uit verre lan­den van man­nen met ongelooflijke namen. Tsjombe, Loe­moemba en Kasavoe­boe maak­ten ruzie in Congo. Fidel Cas­tro rookte sigaren op Cuba. Haile Selassie won de marathon in Addis Abeba. Kroet­sjof, een raar dik man­netje met een kale kop, sloeg driftig met zijn schoen op tafel bij de Verenigde Naties, waar trouwens Oe Tand de baas was. Verder in het nieuws: chaos in Laos. Chaos in Laos! Die tij­den komen nooit weer. In Laos was een minister-​president die, geloof het of niet, Soe­vanna Poema heette. Soe­vanna Poema, Soe­vanna Poema, een naam van een pijl­snelle kat­achtige die zich sier­lijk voort­be­weegt door een sub­tro­pisch landschap.

Niet alleen de tele­visie ver­g­rootte mijn uni­ver­sum. Mijn vader, ver­slaggever van dag­blad De Zaan­lan­der, ging mee met de groep­sreizen naar voorste­den van EEG-​hoofdsteden waarmee de gemeente Zaan­dam een zuster­band had: Neukölln, Ander­lecht, Boulogne-​Billancourt, Ham­mer­smith. Net als de meeste andere deel­ne­mers, doo­dge­wone Zaankan­ters, was hij nooit eerder in het buiten­land geweest. Zomer­vakantie anno 1961, dat was twee weken een huisje op de Veluwe of in het Noord-​Hollands duinge­bied. De uit de Europese gedachte geboren jume­lage stelde de gewone man in staat ken­nis te maken met andere volken en cul­turen. Ze kwa­men, als logés, zelfs bij ons thuis. Op een foto in het fam­i­lieal­bum staat een gezelschap van acht mod­erne, wereld­wi­jze vol­wasse­nen, lachend en gelukkig op de zon­nige stoep voor ons huis: twee Engelse echt­paren, mijn oud­ers, meneer en mevrouw De Vries, de buren van num­mer 26.

Het mooist waren natu­urlijk de tegen­be­zoeken. Vijf dagen met de bus naar Par­ijs, Lon­den, Berlijn, Brus­sel – tegen­wo­ordig het school­reisje van 2 vwo, maar toen waren het adem­ben­e­mende avon­turen. Elke dag deed mijn vader pag­i­na­g­root ver­slag van de belevenis­sen van het gezelschap Zaankan­ters in den vreemde. Na thuiskomst van elke reis maakte hij een plak­boek, met foto’s, kran­tenknipsels en suik­erza­k­jes. Ik raakte er niet op uit­gekeken. Mijn vader onder de Eif­fel­toren. Mijn vader op Pic­cadilly Cir­cus. Mijn vader bij Man­neken Pis. Mijn vader die over de zojuist gebouwde Muur een zorgelijke blik werpt op het com­mu­nis­tis­che Oost-​Berlijn. Het vor­mde, samen met de Jour­naal­beelden van Oe Tand, John F. Kennedy en Kroet­sjof, met chaos in Laos en met de neus van gen­er­aal De Gaulle, één grote, echte, fascinerende, vol­wassen wereld.

Diepe indruk maakte ook de water­snoodramp in Tuindorp-​Oostzaan. De elf­duizend inwon­ers van de wijk in Amsterdam-​Noord kon­den een week lang hun ondergelopen huizen niet in, nadat op 14 jan­u­ari 1960 een dijk naast Zijkanaal H was doorge­bro­ken. Ook daar­van deed mijn vader dagelijks in De Zaan­lan­der bloed­stol­lend ver­slag. Elke ocht­end trok hij laarzen aan van – in mijn kinder­herin­ner­ing – Klein Duimpje-​achtig for­maat. Held­haftig tufte hij op de brom­mer naar het rampge­bied, een kwartiertje rij­den. Skager­rak uit, over de Zuid­dijk, Noorder IJ– en Zeed­ijk af. ’s Avonds kwam hij, met de mod­der nog aan jas en laarzen, terug en ver­haalde aan de eettafel met nagloeiende wan­gen over de human­i­taire nood­toe­s­tand ter plekke. Huisvrouwen in Hil­ver­sum maak­ten hulp­pakket­ten klaar. Het leger redde hon­der­den kat­ten en parki­eten het leven. Nie­mand ver­dronk. De KNVB schonk een deel van de toto-​opbrengst aan de Tuindorpers.

Geluk, jon­gens en meis­jes, was toen heel gewoon.

Later werd ik ook ver­slaggever en maakte ook ik een soort water­snoodramp mee. In Sri Lanka zag ik hoe dorp na dorp was wegge­spoeld, hoe de lichamen – blauw-​geel-​zwart en opgez­wollen na dagen in het water – in grote kuilen op het strand wer­den gedumpt. Kat­ten noch parki­eten waren gered; 34 duizend mensen verdronken.

De tsunami was, welbeschouwd, net even een tikje erger dan het ‘keuken­mat beetje nat, onver­wi­jld opged­weild’ van jan­u­ari 1960. Toch is de water­snood in Tuindorp-​Oostzaan, waarin mijn vader een helden­rol vervulde, in mijn belev­ing nog altijd veel mythis­cher, betekenisvoller en omvan­grijker dan de cat­a­strofe waar ik zelf door de Volk­skrant in decem­ber 2004 op af werd ges­tu­urd.
Net zo goed kan Europa zich uit­brei­den tot aan Wladi­wos­tok, maar zo groot als in de tijd van de suik­erza­k­jes uit Neukölln wordt de EEG niet meer. Het lot van de zoon: hij ontsti­jgt nooit zijn vader.

Joomla tem­plates by a4joomla