Een spannende film
De Volkskrant, 23 juli 2012
De eerste film die mijn overgrootmoeder zag, was er een met Buffalo Bill. Het moet rond 1920 zijn geweest. De film draaide in bioscoop Apollo te Zaandam en laten we voor het gemak aannemen dat het Straight Shooting was, met wie anders dan Duke R. Lee en Molly Malone. Wereldwijze familieleden hadden overgrootmoeder op haar kennismaking met het nieuwe medium voorbereid door uit te leggen dat de mensen die ze straks op het witte doek zou zien acteurs waren, die gewoon voor hun werk werden betaald.
Het was een bijzonder spannende film, waarin niet alleen een enorm aantal roodhuiden, maar toch ook enkele cowboys van hun paard werden geschoten of anderszins het leven lieten.
Nagloeiend van opwinding verlieten de familieleden de bioscoop, maar overgrootmoeder was in tranen. Pas bij de koffie in hotel-café de Nieuwe Karseboom aan de overkant wist ze door haar snikken heen uit te brengen: ‘Ach, die acteurs… Zich laten doodschieten voor een paar rotcenten!’
De driehoeksverhouding tussen film, geweld en de realiteitszin van de kijker is van meet af aan een problematische geweest, en het is maar een klein stapje van zaal Apollo, Zaandam 1920, naar bioscoop Century 16, Aurora 2012.
In de tussenliggende tijd, te beginnen in de jaren dertig in de VS, hebben sociaal-psychologen en mediawetenschappers een werkelijk ongelooflijke hoeveelheid onderzoek gedaan naar de invloed van geweld in films en op televisie. Het resultaat daarvan kan na tachtig jaar worden samengevat met: geweld kan misschien – maar misschien ook niet – invloed hebben, in bepaalde gevallen en op sommige mensen. (Nee, van jumping to conclusions kan de sociaal-psychologie niet worden beticht, hoe gek dat na de affaire-Stapel ook klinkt).
Zelf herinner ik me dat we begin jaren zestig na elke uitzending van Ivanhoe buiten met onze houten zwaarden Aivenhootje gingen spelen. Maar het probleem is inderdaad dat vrijwel al dat onderzoek ging over kinderen, kennelijk vanuit de gedachte dat je volwassenen toch niet meer kunt verbieden ergens naar te kijken, of misschien in de veronderstelling dat film– en tv-beelden volwassenen niet aanzetten tot kopieergedrag. Van dat laatste geloof ik niets, gezien het aantal volwassen mannen dat ik de afgelopen dagen pelotonsgewijs en in coureurstenue Toerdefransje heb zien spelen.
Maar dan nog: kunnen we de Batman-film de schuld geven van de schietpartij in Aurora, Colorado? Kunnen we de gruweldaden van Anders Breivik – gisteren een jaar geleden – toeschrijven aan de Pathé-kraker Fitna van regisseur Geert Wilders?
Zelf ben ik geneigd de verantwoordelijkheid voor de twaalf doden in Aurora geheel en al te leggen bij de National Rifle Association, maar ik besef dat je in de Verenigde Staten als politicus beter kunt toegeven liefhebber te zijn van seks met 11-jarigen, dan vraagtekens te zetten bij het vuurwapenbezit.
Bovendien is het causaal verband eerder omgekeerd. Het meeste geweld in films is geïnspireerd door menselijke gewelddaden die al hebben plaatsgevonden. Eerst had je de invasie in Normandië, daarna Saving Private Ryan – niet andersom. Die film met Buffalo Bill kwam pas nadát de Noord-Amerikaanse indianen het slachtoffer waren geworden van genocide.
Ik durf dus te voorspellen dat de krankzinnige actie van James Eagan Holmes uiteindelijk zal resulteren in een Hollywood-productie die we voor het gemak even Straight Shooting II zullen noemen. Ik durf ook te voorspellen dat we daar allemaal heen zullen gaan, als hij in Pathé of desnoods Apollo draait, en dat we nagloeiend van opwinding de bioscoop zullen verlaten. En daarvoor zal niemand anders verantwoordelijk zijn dan wijzelf.
foto: Guus Dubbelman