Panorama zaandam by Tilemahos Efthimiadis

Siem Meijn

Van onze redac­tie, Ruud Meijns

siemmeijn0

Ik ben op 14 sep­tem­ber 1946 in het huis Noordeinde C9, in Oost­zaan, geboren. Men zegt dat dit het huis van Claes Com­paen is geweest. Maar het is niet waar. Com­paen is vóór 1700 gestor­ven en dat huis is gebouwd in 1708. Het huis staat er nog steeds. Mijn neef woont er nou. Tot m’n zesde heb ik daar gewoond, geweldig. Ik woonde tegen­over de melkfabriek.

siemmeijn1Daarna ben ik naar de Sta­tion­sstraat gegaan, voor een Oost­zaner is dat de Spoorstraat. Daar heb ik tot m’n elfde gewoond en daarna naar de Dr. Boom­straat en op m’n 24e ben ik naar Zaan­dam gegaan. Meteen in de Bleek­ersstraat en daar heb ik 45 jaar ver­toefd en 45 jaar verbouwd.

Toen ik net op de Bleek­ersstraat kwam wonen vertelde Reit­maier, van de winkel, hoeveel ner­inkjes er inder­tijd op de Zuid­dijk tussen de Con­rad­straat en het Sluisje zaten, bijna 40 stuks. Hij noemde ze alle­maal op, geweldig. Hij heeft ook nog in de bewon­er­scom­missie gezeten, aardige man.

Er ston­den twee oude houten huis­jes op de Bleek­ersstraat en dat was de aan­lei­d­ing voor ons om pub­liciteit te zoeken, want ze zouden wor­den ges­loopt. Het was bij­zon­der want die huis­jes waren mon­u­menten, dat hebben we ook, op schrift, gevon­den bij de Sticht­ing Belvedere. Maar de vorige eige­naar dhr. Göbel heeft er voor gezorgd, via processen, dat het geen mon­u­menten meer wer­den. Maar dat wis­ten we niet, wij dachten nog steeds dat het mon­u­menten waren. Voor mij zijn het nog steeds mon­u­menten maar ze wor­den wel ges­loopt. Er komt wel wat moois voor terug maar dat zijn geen mon­u­menten meer.

siemmeijn2Die huis­jes hoor­den vroeger bij de scheep­swerf van Berghouwer. Mijn opa had, met zijn vader, een puf– of mest­bedrijf. Puf is visaf­val of kleine vis­jes. Dat was in de jaren twintig. Dan ging hij naar IJmuiden, Volen­dam enz. en bij terugkomst moest hij door de sluis van het Hanen­pad. Hij heeft z’n boot één keer laten knip­pen en scheren bij Berghouwer. Ik heb nog een foto van de puf­boot. (zie hieronder)

siemmeijn11

Toen ik op de Bleek­ersstraat woonde en mijn opa nog leefde kwam hij langs en dan vertelde hij me hoe hij door die bocht van de Zaan naar de sluis ging. Die is zo rond omdat een boot geen hoek van 90 graden kan maken. Hij vertelde dat hij dan voor de sluis kwam te liggen en dan moest hij haven­geld betalen:15 cent. Dat was heel wat hoor in die tijd. Dus hij zorgde er dan voor dat zijn lijn­tje aan de kant van het Hoogheem­raad­schap zat, dan hoefde hij niks te betalen. Door de sluis voer hij door de Hanen­pad­sloot, stukje links en rechts en door de Roe­mer­sloot naar huis. Met zo’n hele trip was hij twee dagen onder­weg, met een uurtje of vier slaap. Vroeger was niet altijd beter. Ik denk dat mijn opa en zijn vader, mijn over­g­root­vader, die ik ook nog heb gek­end, wat betreft wel­stand, niet veel van elkaar verschilden.

Een­den­boer
siemmeijn3In Oost­zaan waren ontzettend veel een­den­boeren, het wemelde ervan. Mijn opa had ze ook.’s Win­ters, als er een strenge win­ter was, en ik mee mocht, of beter moest helpen, ik was 8 of 9 jaar, en ze hielden twee gulden en vijftig cent over voor een hele week werken. Gezel­lig hoor zo’n hobby, een­den en kip­pen. Hij was ook stoker bij de melk­fab­riek De Schafte anders had hij dat nooit kun­nen doen. Dan verkochten ze de eieren par­ti­c­ulier en kre­gen ze er wat meer voor, maar je moest er echt veel voor doen. Ik was 9 toen ik al een­den liep te voeren.

Foto melk­fab­riek Schaft: Oud­hei­d­skamer Oostzaan

Die kip­pen en een­den leggen wel eieren en die eieren gin­gen naar Luke, de eier­boer. Ze wer­den op woens­dag opge­haald en vri­jdags kreeg je zo’n bruin loon­za­kje met het eieren­geld. Dan wezen de mensen je na met ‘kijk daar gaat ie weer met ze eieren­geld’. Ze ver­gaten één ding, dat die beesten ook gevo­erd moesten wor­den, hij had ook gas en licht nodig, hij had ook puf nodig als voer, ook stro en dat zagen de mensen niet. 100% afgunst.

En in de win­ter moest hij ook stro hebben. Ik zit thuis, in de Spoorstraat, ik was der­tien en ’s avonds om 8 uur staat m’n oom voor het raam, kom op!! een­den strooien. Dan had hij tien balen stro kun­nen kopen en die wer­den dan gebracht en dan kon je ’s avonds nog een keer een­den strooien. In de win­ter hoor, en ster­vens koud.

Over die tijd met m’n opa heb ik alles opgeschreven, denk wel 150 ver­haalt­jes. Dat wordt met enige regel­maat gepub­liceerd in De Jol, het blad van de Oud­hei­d­skamer in Oost­zaan. Ik ben vri­jwilliger bij de Oud­hei­d­skamer Oost­zaan. Ik doe bijv. vit­rines met aller­lei spul­let­jes in ver­zorg­ing­shuizen, samen met de tex­tield­eskundige. Toen ik daar bij kwam vroe­gen ze me of ik wat wist over Oost­zaan of ik wat had meege­maakt. Toen dacht ik aan die tijd met m’n opa en toen ben ik gaan schri­jven. En ik ben bli­jven schri­jven. Elke keer als ik iets zag, zoals een foto van de puf­boot van m’n opa, kon ik meteen een ver­haaltje schrijven.

Veel van die ver­haalt­jes zijn voor ‘De Jol’, het blad van de Oud­hei­d­skamer Oost­zaan bestemd. Er was wel eerder belang­stelling en dan zei ik tegen die mensen dat ze moesten oplet­ten op de D en de T, maar dat er verder niet veel aan veran­derd wordt. Het is mijn ver­haal en ik schrijf din­gen op zoals mijn opa ze tegen mij en ik tegen m’n opa zei, met ‘hul­lie’ en ‘zul­lie’ en ‘aars’. Zoals hij het zei, zo schrijf ik het op. En die mevrouw ging het alle­maal veran­deren en dan kan ik het niet meer lezen, dan is het mijn ver­haal niet meer. Maar in ‘De Jol’ staat het er zoals ik het heb geschreven. Mensen die dat lezen kun­nen zich erin terug vin­den, die zien het voor hun ogen gebeuren. De meeste dorpsgenoten weten wie mijn opa was, weten wie ik ben en die ver­halen over een­den­boeren zien ze gewoon terug.

Win­ter 1963
siemmeijn4Bijvoor­beeld met een strenge win­ter dacht ik meteen aan de win­ter van 1963. Die had tot maart gedu­urd en toen het ging dooien kwam er een hele­boel vis. We hebben in totaal 4 kleine BM’tjes met dooie vis opge­haald. D’r zaten snoeken bij van 1.36. Het grap­pige was dat in die BM nog een kielkast zat en ik zei tegen m’n opa “we maken water’. “Nou, zolang het er niet over heen gaat gooi d’r maar in, de vis dus. Nog eens, “Opa we maken water”. Nog een paar. We had­den geen buiten­bo­ord­mo­tor en toen moesten m’n oom en ik langs de dijk lopen bij het Twiske naar het Noordeinde en m’n opa zat achterin com­men­taar te lev­eren. Wij, gewoon met een touw om ons lijf, trokken die boot­jes naar huis. En dat hebben we om de dag drie keer gedaan. Die vis was goed gebleven in het ijs. Daarna hebben we nog een BM vol met karpers uit de sloten gehaald en daar waren joekels bij. Ze wer­den bewaard en tenslotte gemalen.

Ik heb heel veel ver­halen geschreven, maar som­mige ver­halen zijn niet voor pub­li­catie bestemd. Een lang ver­haal over pesten, maar dat is voor mijzelf. Van­mor­gen heb ik ook nog wat zit­ten schri­jven over die tijd. Ik heb een geweldige tijd daar gehad. Ik woonde t.o. de melk­fab­riek, mijn opa woonde schuin tegen­over ons, recht tegen­over hout­fab­riek Flens. Hij keek vanaf z’n land richt­ing Zaan­dam. Wij keken vanaf het erf naar de Zuid­dijk en die zagen we echt. Er zijn nog genoeg foto’s van, ook van de water­snood in 1916, dan zie je één grote water­vlakte tussen Oost­zaan en de Zuid­dijk, opa keek recht naar de Hanen­pad­sloot. Het is nu hele­maal vol gebouwd.

Ik heb 6 jaar op Noordeinde C9 gewoond en onnoem­lijk veel beleefd, maar het erg­ste was wel dat mijn opa kip­pen­pest kreeg, pseudo-​vogelpest. siemmeijn5Ik woonde toen al op de Spoorstraat en mocht niet bij hem op het erf komen. Hij had toen wel 500 kip­pen maar die wer­den alle­maal doo­dge­maakt en ver­brand, ook de een­den gin­gen er aan. Voor veel Oost­zan­ers was dat echt een ramp. Ze kre­gen er wel een ver­goed­ing voor, maar ja je koopt een pul­letje voor een gulden. Dan moet je van alles nog doen tot ie gaat leggen en dat weegt absoluut niet op tegen de ver­goed­ing die je krijgt.

Ik heb m’n opa nooit met tra­nen gezien, maar toen wel, dat was een ramp voor hem. Kom niet aan z’n beesten, al wees je maar naar z’n hond kon je al een hengst kri­j­gen. Ik weet nog dat er geen stro te kri­j­gen was, mid­den in de win­ter ging hij naar een boer in de Kerk­straat vra­gen of hij het riet mocht maaien van dat land. Om zeven uur kwam hij van z’n werk af en we had­den een hele grote slee, en hij ging dan maaien en ome Henk en ik moesten het dan op de slee naar huis toe bren­gen, het bew­erken en dat met 14 graden vorst.

Opa werkte in ploe­gen­di­enst bij Schaft, de melk­fab­riek. Hij begon om vijf uur en dan was hij om 1 of 2 uur vrij en dan begon de mid­dag­ploeg. En dan kon hij naar z’n hobby, het was natu­urlijk wel wat meer dan een hobby. Ik heb daar veel tijd doorge­bracht, ook toen we al op de Spoorstraat woon­den. Vaak sliep ik bij hem als het te koud was om ’s avonds naar huis te lopen. Dan lagen er sneeuwvlokken op je bed, zo was dat. Maar ik was nooit ziek. Ik kan me niet herin­neren dat ik ooit ziek was.

School en werk
Ik zat op de Noorder­school. Er staat nu een nieuwe school. Ik ben er kort gele­den nog geweest, mooie school. Als Oud­hei­d­skamer hebben we daar een bor­dje opge­hangen hoe hoog het water stond in 1916. Ik heb daar een jaar of ander­half op die Noorder­school gezeten en ben daar afge­gaan, daarna naar de Kerk­bu­urtschool. En dan liep ik van de Spoorstraat naar school. Gelukkig kon ik bij m’n opa op het Noordeinde even m’n han­den war­men. En je liep op klom­pen dus met sneeuw heb je er van die lap­pen sneeuw onder.

Ik had absoluut geen zin in school, ook door dat rot end lopen. Ik kwam in de 2e klas, ging naar de 3e en weer terug naar de 2e. In de 3e ben ik nog een keer bli­jven zit­ten. Ik ben van school gegaan toen ik 13 was en heb nog een jaar de Ambachtschool gedaan. Dat vond ik echt Colditz, dat regime daar. En toen ben ik gaan werken.

siemmeijn6Eerst een tijdje bij de melk­fab­riek o.a. als bijri­jder. Van­daar naar de firma Ruijg, kip­pen slachten en daar heb ik wel het vak geleerd. Toen een tijdje naar de Gem­bouw in Poe­len­burg. Die zorgden voor de bouw van de huizen in Poe­len­burg. Ik was beton­vlechter, maar vond dat ijzer veel te koud en te zwaar en heb toen vijf jaar bij de gebr. Flens gewerkt.

In de tussen­tijd kreeg ik ook verk­er­ing en op aan­raden van haar vader ben ik gaan leren lassen, elek­trisch en auto­geen. Toen nog een jaar naar CVV (cen­trum voor vako­plei­d­ing) voor een oplei­d­ing constructie-​bankwerker en toen ben ik de con­struc­tie inge­gaan en vijf jaar bij Plooi­jer gew­erkt. Geweldig naar m’n zin gehad. Van­daar uit naar Kabel en daar kreeg ik heel veel last van m’n rug. Maar dat had een oorzaak.

Vroeger werkte bij de melk­fab­riek ene Ham, ze noem­den hem dikke Ham, een vriend van m’n opa. Lomp en lomp sterk. Die tilde met één pink een melk­bus van 56 kilo zo op een vracht­wa­gen. Vroeger werd de melk in water­bakken in de grond gekoeld en hij pakte ze er zo uit. Ik zag dat en wilde dat ook, maar ik was nog maar tien. Ham zei toen “dat moet je niet doen, daar ben je niet voor gebouwd”. Maar ik deed het toch en toen ik der­tien was kon ik ze met gemak op een auto zetten. En bij de uit­gifte van melk liet ik het hem zien dat ik het wel kon. Toen liet hij me zien dat hij zo met 2 volle melk­bussen kon weglopen; 4 x 56 kilo. Ik keek het aan en dacht ‘dat wil ik ook’ en met acht­tien kon ik het ook. Maar toen ik vier en der­tig was, was m’n rug af.

Ik heb toen 7 maan­den in het gips moeten liggen, 4 maan­den in het zieken­huis en drie maan­den thuis. En een jaar later nog eens drie maan­den in het gips. Ik werkte toen bij Kabel en in 1980 ben ik geop­ereerd, kreeg ik wond­in­fec­tie en werd heel erg ziek. Toen dat achter de rug was kwam ik in de WAO terecht. Dan heb je een stem­pel, net zoals nu dat je snel te oud bent, was dat toen met de WAO, je werd afgeschreven.

Ler­aar
Ik zag op het Arbei­ds­bu­reau een blaadje liggen voor een oplei­d­ing tot ler­aar. Ik heb het meegenomen, het inge­vuld en bij een arbei­ds­deskundige op het bureau gelegd. Die vond het niks. Ik voelde me daar echt gedis­crim­i­neerd, ik wilde werken maar ik kreeg de kans niet. Ik had het geluk dat er een jonge­man uit een hokje kwam die dat geruzie aan­keek en me meenam. Met hem een tijd zit­ten praten, van alles inge­vuld en een week later kon ik voor een gesprek komen.

Ik kwam in aan­merk­ing om ler­aar te wor­den. Ik stond per­plex, ik dacht ‘dat kan niet waar zijn’. Maar goed ik moest aller­lei testen doen. In 1983, op de warm­ste dag van het jaar, bin­nen was het 36 graden, zat ik met veer­tien anderen een test te doen. Ik heb geschreven en dacht echt dat het niks zou wor­den. Een week later kwam het bericht dat ik ges­laagd was. Toen alleen nog een psy­chol­o­gis­che test, in Alk­maar en het eerste wat ik moest doen was een lijst van 250 vra­gen invullen. Na de eerste 50 zag ik dat de vol­gende 50 het­zelfde waren alleen anders gefor­muleerd en de vol­gende 50 ook weer. Toen heb ik m’n blaadje ingeleverd en dacht ‘vul de rest zelf maar in’.

Ze lieten me nog andere testen doen, een kleurentest en nog wat van die din­gen, toen heb ik tegen die man gezegd dat ik weg ging. Dit zijn testen voor kinderen, daar heb ik geen zin in en ben wegge­gaan. Twee weken later, een gesprek op het Arbei­ds­bu­reau en ik kon ler­aar wor­den, in de Werktuigbouw.

Het Arbei­ds­bu­reau heeft toen alles, echt alles betaald voor me. Ik moest ieder jaar een cijfer­li­jst inlev­eren. De oplei­d­ing zelf duurde vier jaar, maar ik moest nog een vooro­plei­d­ing doen omdat ik nooit wat had afge­maakt met schol­ing. Ik heb vijf jaar ges­tudeerd en de eerste twee jaar waren echt zwaar. In 1988 heb ik mijn diploma gehaald. Ik wist echt niks van wiskunde, maar ik had een ler­aar, Jos, en tegen hem zei ik dat hij me moest helpen omdat ik er niet uitk­wam. Soms kreeg ik bij hem thuis in Utrecht, een hele dag extra les.

siemmeijn7En in ’85 ben ik Ams­ter­dam, in de van Ostade­straat, begonnen met les­geven. Toen die school sloot ben ik naar Den Helder gegaan. Dat was een MTS/​MBO. Voordeel van met de trein naar Den Helder reizen is dat je al je nakijk­w­erk in de trein kan doen. En als ik het niet af kreeg kon ik de vol­gende dag verder. Als ik thuis kwam was ik vrij.

Foto: School Den Helder

Ik heb nooit prob­le­men met leer­lin­gen gehad, nou ja, met één. Die weigerde op tijd te komen ter­wijl hij vlak bij school woonde. En ik weigerde hem in de klas want die jon­gens die van Texel kwa­men moesten om zes uur hun bed uit om op tijd te komen, zelf stond ik om half zes op en hij woonde vijf minuten van school. Verder nooit prob­le­men met leer­lin­gen gehad, wel met de directie.

Ik heb nog twee processen aan m’n broek gehad met die direc­tie. Ik was 57 jaar en ze wilden van me af. Dan moest ik les in wiskunde geven ter­wijl dat m’n slecht­ste vak was. Dat weigerde ik omdat ze dat 3 maan­den van te voren moesten aangeven en dat had­den ze niet gedaan. Niets mee te maken von­den ze. Heeft ander­half jaar gedu­urd, maar ik won het wel.

Ik gaf ook les aan jon­gens van de Rijk­swerf, van 18 tot 41 jaar, die deden een oplei­d­ing via de S.O.M. (Sticht­ing Oplei­d­ing Metaal). Maar als die er om tien uur geen zin meer in had­den bleven ze weg. Bij mij kwa­men ze er dan niet meer in, dus een tweede pro­ces. Dat heeft veel prob­le­men gegeven, maar als je je rug recht houdt en doorzet, lukt het. Twee dagen voor het pro­ces begon hebben ze zich terug getrokken. Dus ze gin­gen door, enkel om te sar­ren. En van je collega’s moet je het ook niet hebben. Want in de processtukken zaten e-​mails van collega’s waar­van je dacht ‘hoe kun­nen ze dat nou zeggen’. Toen heb ik die stukken gekopieerd en om tien voor half acht in de koffiekamer neergelegd, om acht uur was alles verdwenen.

Ik gaf ook les aan jon­gens van petro en gas, boor­ei­lan­den, die moesten een boekje halen en dat kostte ze f 450,00 en dan werd op maandag even gezegd dat ze vri­jdag dat geld moesten hebben. Anders kon­den ze geen stage lopen. Nou stel dat je kinderen hebt. Ik heb toen met een col­lega gebeld en die wist dat het in Den Oever veel goed­koper was. Direc­tie kwaad natu­urlijk en zo heb ik wel meer ruzie gehad, maar het les­geven vond ik fan­tastisch, heel veel gelachen met die jongens.

Gelukkig had ik een paar goeie collega’s en met de leer­lin­gen kon ik heel goed opschi­eten. Ik heb er laatst nog een­tje gespro­ken via Face­book en ook met anderen heb ik nog regel­matig con­tact en die gas­ten zit­ten over de hele wereld op boor­torens. Nou en daar heb ik tot m’n pen­sioen gewerkt.

Foto’s: Gemeentarchief Zaanstad, S. Meijn, R. Meijns

Joomla tem­plates by a4joomla