Dodoneusstraat
Van onze redactie, Ruud Meijns
Rembert Dodoens, beter bekend onder zijn gelatiniseerde naam Rembertus Dodonaeus (Mechelen, 29 juni 1517 of 1518 – Leiden, 10 maart 1585), was een plantkundige en arts uit de Zuidelijke Nederlanden.
In 1541 werd hij stadsgeneesheer te Mechelen, daarna was hij van 1575 tot 1578 de keizerlijke lijfarts te Wenen. In 1582 werd hem een leerstoel aangeboden aan de Universiteit Leiden, waarop hij naar Holland vertrok. Hij werd er hoogleraar in de geneeskunde. Na zijn dood werd hij in de Pieterskerk te Leiden begraven, waar nog een gedenkteken aan hem herinnert.
De familie Dodoens was oorspronkelijk afkomstig uit Friesland. Daar bekleedden ze vooraanstaande functies in de politiek en de rechtspraak. Zijn vader, Denys Dodoens, kwam naar Leuven om geneeskunde te studeren. Na zijn studie werd hij stadsgeneesheer in Mechelen. Dodoens was dus afkomstig uit een gegoede familie die medische interesse stimuleerde.
Dodoens studeerde te Leuven geneeskunde, kosmografie en aardrijkskunde, en Latijn en Grieks aan het Collegium Trilingue. In 1541 begon zijn medische carrière als stadsgeneesheer in Mechelen; hij bekleedde dat ambt 33 jaar. Rond 1557 werd hem een leerstoel aangeboden in Leuven om geneeskunde te doceren. Hij ging er echter niet op in door een conflict over zijn loon. Dodoens ging wel in op het aanbod om aan het Weense hof de lijfarts van keizer Maximiliaan II van het Heilige Roomse Rijk (1527−1576) te worden. In deze paar jaar legde hij contacten met andere Europese botanici. Hij ging in Leiden op 65-jarige leeftijd colleges geven over inwendige ziekten. Hij doceerde daarover tot zijn dood drie jaar later.
De eerste belangrijke inbreng van Dodoens voor de plantkunde was, dat hij zelf planten ging zoeken en beschrijven. Hieruit volgde een enorme toename van het aantal beschreven soorten. Hij heeft ongeveer 1340 soorten zelf beschreven, waarvan er een 600-tal nieuw was.