Jacob Rekstraat
Van onze redactie, Ruud Meijns
In 1812 verloor Napoleon bijna zijn gehele leger, zijn ‘Grande Armee’, tijdens de veldtocht naar Rusland. Na de normale inlijving bij het Franse leger kwam in april van het volgende jaar een extra verplichting voor iedere man tussen de 20 en 40 zich in te schrijven voor de Nationale Garde. Na de nederlaag in Rusland groeide de onvrede met het Franse regime in het land en viel deelname aan een volgende oorlog niet in goede aarde. Dat bleek o.a. uit aangeplakte biljetten waarin opgeroepen werd zich hiertegen te verzetten. (1.)
Op 21 april brak het oproer in Zaandam in alle vroegte uit. De deur van het raadhuis, naast de Oostzijderkerk, waar de inschrijvingen plaats zouden vinden, was met stopverf dicht gemaakt. Toen de commissaris van politie er tenslotte in slaagde de deur van de kerk te openen was het hek van de dam. De noodklok werd geluid en een grote menigte drong op naar het raadhuis om de inschrijvingsregisters op te eisen. Die werden in handen gegeven van Jacob Rek die men als aanvoerder zag. Om op alles voorbereid te zijn, besloten de burgers zich de wapens die in het stadhuis, het stadsmagazijn, lagen en die van de gendarmes en de douaniers toe te eigenen. Als een voorbode van wat zou komen ankerde in de avond van die 21e april een kanonneerboot in de Voorzaan.
Jacob Rek deed alles wat mogelijk was om het geweld te voorkomen. Hij onderhandelde samen met Göbel, de burgemeester, met de Fransen. Daarbij overhandigde Göbel een geschrift waarin de gebeurtenissen van de afgelopen periode werden beschreven ondertekend door Rek, Eijdenberg en Kruyshaar. Dit papier werd later als belastende verklaring tegen hen gebruikt door de Fransen.
Toen Rek in de gaten kreeg dat, ondanks de dreiging van een bombardement, de bevolking zich niet terug in het hok liet drijven, legde hij zijn leidende rol neer. Raadsleden slaagden erin de rust te laten weerkeren en de inschrijving vond alsnog plaats.
Voor de gouverneur-generaal Lebrun was het onvoldoende dat de rust was weergekeerd. Hij zond met elf kanonneerboten een troepenmacht van 12 à 1300 man naar Zaandam die bij de burgerij werd ingekwartierd. De reeds bekende leiders werden gearresteerd en na enige tijd werden ook anderen ingerekend. De gevangenen werden door een militaire commissie in het logement den Otter de hele avond en nacht ondervraagd. Na afloop werden zes van hen overgebracht naar de kanonneerboot.
Op maandag 26 april 1813 werden de gevangenen voor een krijgsraad geleid. Zij kregen wel verdediging, maar na een kort beraad werd de geëiste doodstraf definitief. De mannen kregen nog twee uur om afscheid te nemen van hun familie en de doodskisten werden besteld. ’s Middags om vier trok een stoet naar de Burcht waar de mannen werden terechtgesteld.
“De ongelukkigen werden op den Burcht op eene rij geplaatst, met hunne doodkisten in hunne nabijheid.”
De zes geëxecuteerde Zaankanters waren:
Jacob Rek, Zaandam, commissaris van het Rotterdamse schuitenveer;
Jan Eijdenberg, Zaandam, schipper;
Willem Kruyshaar, Zaandam, schipper;
Theodorus de Vries, Zaandam, winkelier;
Barend Segglis, Zaandam, schildersgezel;
Cornelis Wijnstra, Zaandam, havenwerker.
In Zaandam-Zuid zijn zes straten naar hen vernoemd. In het verzetsplantsoen zijn hun namen in het monument vereeuwigd. In 1913 werden deze Zaanse helden met een plechtigheid herdacht.
Foto: Jacob Rekstraat, Ruud Meijns
Bronnen:
De geschiedenis van de Zaanstreek, deel 1, blz. 365 e.v.
Honig: Geschiedenis der Zaanlanden, deel 2, blz. 302 e.v.
Foto’s: R. Meijns,
Gemeentearchief Zaanstad
Illustratie: Joh. Braakensiek (Uit het boek ‘In den Otter’ van Joh. C. Kieviet).